Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, Hubert Lyben, voorzitter van vzw ‘de Rand’, trekt aan de alarmbel. Tijdens de nieuwjaarsreceptie van vzw ‘de Rand’ uitte hij de vrees dat het Nederlandstalig aanbod in de faciliteitengemeenten zou kunnen verschralen.
Een en ander is natuurlijk het gevolg van de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van de aparte regeling voor de faciliteitengemeenten inzake het gemeentelijk cultuur-, jeugd- en sportbeleid. Die aparte regeling bestond erin dat vzw ‘de Rand’ als plaatsvervangend bestuur kon optreden wanneer de zes faciliteitengemeenten geen Nederlandstalig aanbod zouden hebben. Maar die regeling werd dus vernietigd.
U anticipeerde al op die vernietiging door het instellen van een budgettaire buffer. Dat is hier ook besproken tijdens begrotingsbesprekingen. Zo krijgt vzw ‘de Rand’ meer middelen om te voorzien in een plaatsvervangend Nederlandstalig aanbod wanneer de faciliteitengemeenten daar zelf niet voor zouden zorgen. De voorzitter van de vzw is tevreden met de buffer, maar is toch bevreesd dat het objectieve kader om te oordelen of er een beleid wordt gevoerd, weggevallen is na het arrest van het Grondwettelijk Hof. Hij riep daarom de Nederlandstalige gemeenteraadsleden in de faciliteitengemeenten op de vinger aan de pols te houden.
Minister, hoe reageert u op deze noodkreet van de voorzitter van vzw ‘de Rand’? Beschouwt u de extra budgettaire buffer als een afdoend antwoord op het arrest van het Grondwettelijk Hof? Ziet u eventueel nog andere mogelijkheden om te voorkomen dat de dienstverlening van de Nederlandstalige diensten in de faciliteitengemeenten zou verloederen?
Minister Weyts heeft het woord
Ik bekijk de uitspraken van de voorzitter, waar ik me bij aansluit, natuurlijk vooral als een oproep tot waakzaamheid. De locatie was natuurlijk ook uitermate geschikt: elk jaar blaast iedereen die zich bezighoudt met problematiek van de Vlaamse Rand, verzamelen op die receptie. Ik vond het dus ook raadzaam om die problematiek daar eens uit de doeken te doen en op te roepen tot enige waakzaamheid.
Nu, na de inkanteling, is er inderdaad geen objectieve toetssteen meer voor de Vlaamse overheid om na te gaan of de gemeenten in kwestie de Vlaamse verenigingen al dan niet voldoende blijven ondersteunen. Er zijn twee soorten situaties. Je hebt de gevallen waarin de gemeente geen eigen jeugd- of sportbeleid voerde, maar de vzw in de plaats trad. In dat geval blijven de collega’s Gatz en Muyters over middelen beschikken om vzw ‘de Rand’ plaatsvervangend te laten optreden. Dat is in artikel 56 van het programmadecreet ook zo bepaald. Dat gaat heel concreet over Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem wat Sport betreft en over Linkebeek, Kraainem, Wezembeek-Oppem en Drogenbos wat Jeugd betreft. Die gemeenten hebben trouwens ook geen middelen ingekanteld gekregen. Die hebben dus niks extra gekregen voor die beleidsdomeinen. Daar verandert er dus niets.
Een tweede situatie is heel specifiek die van Wemmel en Sint-Genesius-Rode. Daar heeft de gemeente ervoor geopteerd het jeugd- en sportbeleid zelf te organiseren. Daar is er wel een inkanteling en moeten we er natuurlijk over waken dat de verenigingen en clubs blijven krijgen waar ze recht op hebben. De Vlaamse controle verdwijnt op dat vlak, of beter gezegd, we organiseren onze controle anders. Voorzitter Lyben heeft ter zake opgeroepen om goed op te volgen of er geen ongewenste effecten zijn. Net daarom hebben we ook die buffer aangelegd. Ik denk dat hij terecht waarschuwt. Wij hebben onze job gedaan, namelijk ervoor zorgen dat de financiële middelen voorhanden zijn. Het komt erop aan ervoor te zorgen dat ze ook onmiddellijk kunnen worden ingezet als er enige nood wordt gedetecteerd. Vandaar de vraag naar waakzaamheid. Ik denk dat die buffer zeker volstaat om eventuele ongewenste effecten op te vangen en te corrigeren. Ik denk dat die financiële middelen ruim zijn. Ik probeer er ook voor te zorgen dat die sowieso aan vzw ‘de Rand’ toekomen, dus dat het eigenlijk een extraatje is voor de Rand.
Wat andere mogelijkheden betreft om te voorkomen dat de dienstverlening van de Nederlandstalige diensten in de faciliteitengemeenten wat onder druk zouden komen, ook daar denk ik dat het vooral de taak is van vzw ‘de Rand’ om maximaal de vinger aan de pols te houden. Ik heb hun dat ook echt meegegeven. De vzw gaat ook informatie van de verenigingen en clubs zelf inventariseren, en ook informatie vergaren via Vlaamse gemeenteraadsleden. Trouwens, ik organiseer zelf op regelmatige basis een overleg op mijn kabinet met de geïnteresseerde gemeenteraadsleden, OCMW-mandatarissen, burgemeesters en schepenen, zoals u weet. We moeten er natuurlijk ook over waken dat gemeenten die de stap hebben gezet naar een eigen beleid, daarin ook worden aangemoedigd, en dat ze hun verantwoordelijkheid blijven nemen. Het is niet de bedoeling dat er vanuit vzw ‘de Rand’ een parallel beleid wordt gevoerd, wel dat er desgevallend corrigerend kan worden opgetreden als verenigingen en clubs niet meer krijgen waar ze recht op hebben en/of wat ze vroeger kregen.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik moet bekennen dat ik tot mijn grote spijt de receptie heb moeten missen wegens de gemeenteraadszitting in Zaventem. Die ging nu eenmaal voor.
Ik ben blij met de verdere toelichting die u hebt gegeven. Dat schetst het kader goed. Het is voor Wemmel en Sint-Genesius-Rode inderdaad zaak om dat goed op te volgen.
Ik zal dan ook verder overleggen met vzw ‘de Rand’ wanneer zij wat meer inzicht hebben in hoe ze dat contact gaan onderhouden en hoe ze dat gaan opvolgen. Ik zal dat ook mee opvolgen. Ik denk dat het inderdaad nuttig is dat iedereen alert blijft. Laten we hopen dat het niet zo ver komt dat alle toegekende middelen naar dit aspect moeten gaan, maar dat vzw ‘de Rand’ die inderdaad kan gebruiken als extra ondersteuning. Dat zou voor iedereen een mooie oplossing zijn.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik hoor hier inderdaad dat men bang is dat sommige faciliteitengemeentes het Nederlandstalig aanbod op het gebied van cultuur, van jeugdbeleid of van sport zouden benadelen. U zegt dat men daarom een buffer wil maken, dat men in de nodige middelen wil voorzien. Aan de minister of collega’s die de vraag hebben gesteld, zou ik echter willen vragen of ze al concrete klachten hebben gehad. In een vorig leven kende ik Linkebeek vanbuiten, gedurende ongeveer 24 jaar. Ik heb nooit klachten gehad van Nederlandstalige verenigingen of inwoners dat daar te weinig was qua Nederlandstalige cultuur, of dat er te weinig werd gedaan qua sport voor Nederlandstaligen of voor jeugdverenigingen aan Nederlandstalige kant. Hebt u concrete klachten dat die gemeenschap in die gemeenten op het gebied van het verenigingsleven zou worden benadeeld door het plaatselijk bestuur? Tot in 2006, toen ik nog in Linkebeek was, heb ik daar nooit iets van gehoord. Misschien in andere gemeentes, maar bij mijn weten heeft men daarover niet veel klachten gehad.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan alleen maar lessen trekken uit de voorgeschiedenis. De regeling die erin bestaat dat vzw ‘de Rand’ in de plaats kan treden van gemeenten als die in gebreke blijven, is net ontstaan vanuit de praxis, de vaststelling dat men in sommige faciliteitengemeenten geen jeugdbeleidsplan of een cultuurbeleidsplan had ingediend, blijkbaar net vanuit het inzicht en de overweging dat dat louter en alleen de Nederlandstalige verenigingen ten goede zou komen. Daarom heeft de Vlaamse overheid ingegrepen en ervoor gezorgd dat er een beleid tot stand kwam waardoor vzw ‘de Rand’ in de plaats kan treden, en dus rechtstreeks ondersteunend kan optreden ten aanzien van het Nederlandstalige verenigingsleven in de betrokken faciliteitengemeenten. Die regeling is dus tot stand gekomen op basis van de inderdaad spijtige vaststelling dat sommige faciliteitengemeenten en Franstalige gemeentebesturen weigerachtig stonden tegenover het op welke wijze dan ook organiseren van enige dienstverlening of geven van ondersteuning aan het Nederlandstalige verenigingsleven. Daarom zijn we inderdaad waakzaam. Dat is gewoon op basis van onze ervaringen uit het verleden.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, ik denk dat u groot gelijk hebt om die waakzaamheid voort te zetten. Het is zo dat een actief beleid een zeer goede invloed kan hebben op het lokale weefsel, dus ik denk dat het nuttig is dat men daar op voorhand aan heeft gedacht, zoals nu is gebeurd. Ik vind dat dus een goede zaak en ik ben tevreden met de genomen maatregelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.