Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over grootouders die optreden als pleegouders
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, in Vlaanderen wonen meer dan 5000 kwetsbare kinderen en volwassenen in een pleeggezin. Eén pleegkind op de vier woont bij zijn grootouders. Dat zijn schattingen, want we hebben geen exacte cijfers over dit fenomeen. Deze grootouders verdienen het grootste respect, want zij zijn op oudere leeftijd nog bezig met het verversen van luiers of het in het gareel houden van puberende tieners en dat is niet makkelijk, ook niet voor jongere ouders.
Minister, in Leuven ben ik met pleeggrootouders gaan praten. Daar bestaat voor hen een werkgroep. Pleeggrootouders krijgen vaak te maken met reacties van onbegrip. Vrienden en kennissen vragen waarom ze op hun leeftijd nog beginnen aan het verzorgen en opvoeden van kleinkinderen. Een tweede soort reacties van onbegrip is een beetje cru gezegd: ze hebben hun eigen kind verknald en nu doen ze dat nog eens met hun kleinkinderen. Dat vertellen pleeggrootouders me.
Dat is natuurlijk een foute perceptie en het zou goed zijn, door ruimere aandacht te besteden aan pleeggrootouders, dat soort onbegrip en onwetendheid een beetje weg te nemen. Het is misschien een goed idee pleeggrootouders een centrale rol te laten vervullen in de Week van de Pleegzorg en hen meer onder de aandacht te brengen. Een pleegkind op de vier wordt immers door zijn grootouders opgevangen.
In Vlaams-Brabant bestaat er nu al een lessenreeks voor pleeggrootouders. Na afloop kunnen de cursisten aansluiten bij een praatgroep waar ze contact kunnen leggen met lotgenoten. Bedoeling is dat systeem in alle Vlaamse provincies uit te rollen. Deze maand wordt er alvast in Oost-Vlaanderen mee gestart.
Pleeggrootouders wezen me er ook op dat ze bijzonder weigerachtig staan tegenover het bellen van de politie als een situatie met de ouders uit de hand loopt. Ze zijn natuurlijk de ouders van de persoon voor wie ze de politie moeten bellen. De bemiddeling van een bekende derde, in casu de begeleider van de pleegzorgdienst, die zowel de ouder, het kind als de pleeggrootouders kent, kan vaak een acute en moeilijke situatie ontmijnen. Gebeurt er in Vlaams-Brabant echter iets op zaterdagmiddag om een uur of twee en bellen ze de pleegzorgdienst om in contact te komen met iemand die ter plaatse of via de telefoon de gemoederen tot bedaren kan brengen, dan moeten ze wachten tot wanneer de permanentie om zeven uur de voicemail beluistert voor ze eventueel met iemand contact kunnen hebben. In Vlaams-Brabant wordt namelijk op zaterdag, zondag en feestdagen de voicemail beluisterd om één uur en om zeven uur. Dat is natuurlijk jammer, en het kan ervoor zorgen dat een situatie nodeloos escaleert of dat toch de politie moet worden gebeld.
Ik heb hierbij volgende vragen, minister.
Vindt u het een goed idee om pleeggrootouders een zichtbare rol toe te bedelen tijdens de Week van de Pleegzorg dit jaar?
Wanneer zullen de andere provincies, naast Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen, starten met de lessenreeks die speciaal gericht is op pleeggrootouders? Hoe wordt het proefproject uit Vlaams-Brabant geëvalueerd?
Kunt u een overzicht geven van de verschillende manieren waarop de vijf pleegzorgdiensten permanentie verzekeren buiten de kantooruren? Hoe kunt u ervoor zorgen dat de ondersteuning en bereikbaarheid van de diensten buiten de kantooruren kan worden uitgebreid?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, in 2016 telde Vlaanderen 4717 pleeggezinnen. Naar verluidt zou het in een aanzienlijk deel daarvan gaan om de grootouders van de pleegkinderen en zou een op de vier pleegkinderen bij de grootouders wonen. Dat kinderen kunnen worden opgenomen in de eigen familiecontext is op zich in de meeste gevallen een goede zaak, en ik heb daar veel appreciatie voor. Het mag echter allerminst als een evidentie worden beschouwd dat de grootouders in kwestie dat inderdaad doen. Nu zij misschien gepensioneerd zijn en misschien ook nog de zorg moeten dragen voor zorgbehoevende ouders, staan ze opnieuw in voor kinderen, en dat kan inderdaad gaan van baby’s tot pubers.
In Vlaams-Brabant bestaat inderdaad een lessenreeks en een praatgroep met lotgenoten, speciaal voor grootouders die pleegouder zijn. Het zou de bedoeling zijn om dat aanbod ook uit te rollen over alle Vlaamse provincies.
In dit verband wil ik nog eens terugkomen op een onderwerp dat we hier al eens eerder hebben besproken, namelijk het attest voor pleegzorg. Over dat attest moet elke kandidaat-pleegzorger of pleegzorger beschikken om een pleegkind of pleeggast op te mogen vangen, maar voor netwerkpleeggezinnen maakt het decreet een uitzondering. Zo moet een pleegzorger in het kader van netwerkpleegzorg niet beschikken over een attest van een vergunde dienst voor pleegzorg wanneer, ten eerste, een pleegkind aan een pleeggezin wordt toegewezen door de jeugdrechtbank, ten tweede, de onmiddellijke opvang van een pleegkind of een pleeggast door een pleeggezin noodzakelijk is in het belang van het pleegkind of de pleeggast, en ten derde, het pleegkind of de pleeggast reeds verblijft bij het netwerkpleeggezin. In deze gevallen moet de pleegzorger uit het netwerkpleeggezin zo snel mogelijk en uiterlijk binnen zes weken over een attest van een vergunde dienst voor pleegzorg beschikken.
Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 1 juni 2015 verklaarde u dat er vanuit de diensten voor pleegzorg gesignaleerd werd dat de termijn van zes weken in sommige situaties te kort is om een onderbouwde beslissing te nemen rond attestering. In het kader van het evaluatietraject met betrekking tot de toepassing van het decreet Pleegzorg en het bijbehorende uitvoeringsbesluit werd dit knelpunt wel uitdrukkelijk opgenomen en besproken. Er werd echter besloten dat een wijziging van het decreet niet nodig was.
Ik heb hierover volgende vragen, minister. Wanneer zal een specifiek ondersteuningsaanbod voor pleeggrootouders ook in de andere provincies worden georganiseerd? Zijn er situaties bekend waar een kind in pleegzorg werd geplaatst bij een netwerkpleeggezin, terwijl na screening het attest werd geweigerd? Is het momenteel mogelijk voor alle diensten om bij netwerkplaatsing de procedure met betrekking tot het afleveren van een attest pleegzorg af te handelen binnen de termijn van zes weken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het zijn de diensten voor pleegzorg die samen met Pleegzorg Vlaanderen kiezen welke thema’s ze tijdens de Week van de Pleegzorg naar voren schuiven. Grootouders nemen een belangrijke plaats in binnen het ondersteunend netwerk van gezinnen en kunnen ook wanneer er nood is een pleegzorgplaatsing, in welke vorm dan ook, die rol blijven vervullen. Dat blijkt ook uit het gegeven dat grootouders in het totale bestand van pleegzorgers een belangrijke groep vormen. Het lijkt ons een goed idee de rol van grootouders, waaronder ook de pleeggrootouders, een bijzondere plaats toe te bedelen tijdens de Week van de Pleegzorg. Ik zal dat aan Pleegzorg Vlaanderen suggereren, maar gelet op de baseline van onze regering, “vertrouwen geven”, moet ik het bij een suggestie houden.
Alle provincies hebben kennis gemaakt met de lessenreeks voor de pleeggrootouders die de provinciale pleegzorgdienst Vlaams-Brabant en Brussel heeft ontwikkeld. Naast deze dienst heeft ook de pleegzorgdienst Oost-Vlaanderen beslist om de lessenreeks te organiseren. Van de andere diensten weten we dat ze zich verder beraden over het aanbod. Aangezien deze lessenreeks beschreven en wetenschappelijk onderbouwd is, leent ze zich gemakkelijk om breder te worden geïmplementeerd. De dienst voor pleegzorg Vlaams-Brabant en Brussel heeft de intentie om, op basis van de doelstellingen van de lessenreeks, indicatoren te ontwikkelen om de uitkomsten van het programma te kunnen meten. Op het moment worden de verdere mogelijkheden geëxploreerd en wordt hierover afgestemd met de andere diensten voor pleegzorg.
Een van de vaststellingen uit de evaluatie van het decreet en het bijbehorend besluit die vorige zomer werd afgerond, was dat er nog groeimarge is in de samenwerking tussen de diensten en in de uitwisseling van goede praktijken. Het proefproject van Vlaams-Brabant en Brussel biedt in elk geval een concrete basis om stappen vooruit te zetten.
Binnen de diensten voor pleegzorg wordt de permanentie verschillend aangepakt. Een gangbare manier is dat medewerkers anticiperen op crisissen door in concrete situaties aan pleegouders, -gasten of ouders van pleegkinderen hun gsm-nummer te geven, zodat ze ook buiten de kantooruren en tijdens weekends kunnen worden gebeld wanneer de nood hoog is. De ervaring leert dat deze werkwijze vaak helpt om crisissen en escalatie te voorkomen. Naar aanleiding van de hiervoor al vermelde evaluatie, heb ik Jongerenwelzijn de opdracht gegeven een traject af te leggen om de efficiëntie van de diensten te optimaliseren, waarbij goede praktijken worden gedeeld.
Een stap hierbij is dat de diensten voor pleegzorg hun werking laten doorlichten. We willen erover waken dat de uitbouw van de permanentie zeker een thema is dat aan bod komt in de audit. Daarbij is het belangrijk dat de verschillende werkwijzen van de diensten voor pleegzorg naast elkaar worden gelegd en beoordeeld op hun efficiëntie. Ik verwacht hierbij dat we, zoals de kwaliteitsregelgeving bepaalt, expliciet in beeld krijgen hoe de gebruikers – pleegzorger, -kinderen en -gasten – de permanentieregeling beoordelen en ervaren.
Volgens de diensten voor pleegzorg komt het voor dat een pleegkind wordt geplaatst bij een netwerkpleeggezin waarvan het attest na screening werd geweigerd. We beschikken echter niet over cijfergegevens op dit punt. De indruk bestaat dat in de meerderheid van de netwerksituaties het attest wordt toegekend.
In het kader van het evaluatietraject met betrekking tot de toepassing van het decreet Pleegzorg en het bijbehorende uitvoeringsbesluit werd dit knelpunt grondig besproken. De diensten voor pleegzorg hebben toen zelf gesteld dat een legistieke wijziging niet nodig is. In het kader van het hoger vermeld efficiëntietraject zullen de diensten voor pleegzorg ook stilstaan bij het thema screening van pleeggezinnen.
Vanuit het beleid staan wij achter een goed onderbouwde, methodische screening die gericht is op het ‘ja, mits-principe’. Dit laatste betekent dat er toekomstgericht gekeken wordt naar de sterktes van de kandidaten, en waarbij risicoaspecten zo mogelijk als aanknopingspunten gezien worden om kandidaten wanneer ze geselecteerd zijn, gepast en op maat te ondersteunen om goede pleegouders of -zorgers te zijn. Hierbij staat dus de vraag centraal of de aanwezigheid van relevante competenties van kandidaat-pleegzorgers voldoet en hoe competenties met praktijkondersteuning kunnen worden versterkt.
Het doorlichten van de screeningsprocedures tegen de achtergrond van de vooropgestelde principes geldt niet enkel voor bestandspleeggezinnen maar ook voor netwerkpleeggezinnen. We verwachten bijgevolg dat we op basis van de audit een meer onderbouwde uitspraak zullen kunnen doen over de haalbaarheid van de screening van netwerkpleeggezinnen binnen de termijn van zes weken.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij met uw antwoord dat u een suggestie zult doen aan de partners die verantwoordelijk zijn voor de Week van de Pleegzorg. Dat is prima en mooi. Ik hoop dat ook de andere provinciale diensten voor pleegzorg zullen kijken naar dat wetenschappelijk onderbouwd gegeven van die lessenreeks gericht op pleeggrootouders.
Uiteraard ben ik gewoon benieuwd naar het resultaat van de audit en de beslissingen op basis daarvan. Dat is mijn enige opvolging, minister. Wanneer zal die audit beschikbaar zijn?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Inderdaad, de audit die wordt aangekondigd, is belangrijk, ook met betrekking tot mijn vraag rond attestering. We hebben natuurlijk zeer veel appreciatie voor die pleeggrootouders die het willen opnemen voor hun kleinkinderen. Het gaat natuurlijk wel over kwetsbare kinderen. We moeten er toch voor zorgen dat zij op een veilige manier kunnen opgroeien in het pleeggezin waar ze terechtkomen, of dat nu de pleeggrootouders zijn of dat in een ander pleeggezin is.
Daarom is die screening van uitermate groot belang. Als het gezin van de pleeggrootouders niet voldoet, ik onderschrijf volledig het ‘ja, mits-principe’, maar ook dan kan het zijn dat er niet voldoende garanties zijn voor het pleegkind in kwestie, en dan moeten we dat durven zeggen en kunnen ingrijpen. In die zin kijk ik ook echt uit naar die audit van de diensten en de resultaten die daaruit komen, ook met betrekking tot die termijn van zes weken en de haalbaarheid. Als we naar een langere periode gaan, dan is de vraag binnen welke periode het dan wel lukt. Ondertussen verblijven de kinderen in een gezin waarvan we niet honderd procent zeker zijn. Dat moeten we bewaken.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, u zegt dat het geven van een gsm-nummer als een soort permanentie in het proefproject helpt en dat het in het traject van de optimalisering van diensten iets is dat moet worden meegenomen. Als we hier de ambitie hebben om elk kind jonger dan 6 jaar pleegzorg als eerste vorm van opvang in de bijzondere jeugdzorg aan te bieden, en wetende dat veel pleegkinderen niet meer naar hun natuurlijke ouders kunnen terugkeren, moeten we ook nadenken over en aandacht hebben voor een wachtdienst. Dat gaat een onvermijdelijke noodzakelijkheid zijn. We kunnen niet blijven investeren in meer pleegplaatsen zonder dat op een ernstige manier te omkaderen. Permanentie zal daarvan een essentieel onderdeel zijn.
Nog een aandachtspunt: in een van de artikels over pleeggrootouderzorg kwam een kind na enkele jaren weer bij zijn vader terecht, de overgang was heel bruusk, zeker omdat het om een autistisch kind ging dat een bijzondere aanpak nodig had. Dat zien we vaker bij het terugkeren naar de natuurlijke ouders. Het is belangrijk dat deze overgang warm gebeurt, vooral met aandacht voor de noden van het kind en voor de persoonlijke situatie.
Minister, nog een paar vragen vanuit mijn fractie. Ik leid uit de vragen en het antwoord af dat het aantal plaatsingen bij grootouders geschat wordt. Dit is een open vraag. Blijkbaar houden we geen exacte cijfers bij. Als we een aantal zaken willen faciliteren, wat we onderschrijven, dan zou de eerste vereiste zijn dat we heel goed bijhouden over hoeveel gevallen het exact gaat. Ik ben helemaal geen expert, maar ik heb de indruk dat het vandaag om schattingen gaat.
Ik ben blij dat de lessenreeks die in Vlaams-Brabant is gestart in eerste orde bijkomend wordt uitgerold in Oost-Vlaanderen, u begrijpt mijn appreciatie daarvoor. De rest is het aan het bekijken. Ik leid uit uw antwoord af dat u daar nogal positief tegenover staat. Ik leid af uit de replieken in deze commissie dat iedereen er positief tegenover staat. Misschien zou het nuttig zijn, zonder daar in de plek te treden, om de nodige informatie te geven en te duiden dat we het allemaal goed zouden vinden om die lessenreeks van De Panne tot Maaseik uit te rollen.
Mevrouw Schryvers, uiteraard dienen de integriteit en de toekomst van de kinderen centraal te staan. Uiteraard moeten we daar een aantal essentiële voorwaarden vervuld zien. Dat is evident, maar er bestaat ook Amerikaans onderzoek waaruit blijkt dat die pleeggrootouders het bijzonder goed doen, ze hebben opvoedingservaring. Ik zie dat u instemmend knikt, minister. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
‘Nice try’.
U zou kunnen overwegen, minister, om bij pleegzorgplaatsing eerst naar de grootouders te kijken, met invulling van alle vereisten waar u het over had, gezien die kwaliteit.
Tot slot, in Nederland bestaat er een belangenbehartiging, de Stichting Pleegouders, die een gespecialiseerde website heeft. Het ging hier over een centrale, daar is niets op tegen, maar er bestaat in het zeer nabije buitenland dus al heel wat materiaal, zelfs in onze taal. We zouden kunnen overwegen om een dergelijke dienstverlening online ook aan te bieden, alvorens mensen telefonisch contact zoeken voor een aantal evidente vragen. Het bestaat in Nederland, we geven u graag de suggestie mee.
Collega’s, al die suggesties zijn natuurlijk belangrijk en welkom. Een vereniging van pleegouders bestaat in ons land. Er zijn wel aanspreekpunten. Veel van die dingen moeten in overleg een plaats krijgen.
Ik vind dat er zeker nog marge is om de werkwijze tussen de verschillende diensten en provincies beter op elkaar af te stemmen en meer uniform te maken.
We hebben met het parlement gekozen voor een manoeuvre – en dat was aanzienlijk – om van meer dan twintig pleegdiensten naar vijf te gaan. Dat is al een hele shift geweest, maar ik deel de mening, ik hoor dat ook van een aantal collega’s, dat het moeilijk uit te leggen is waarom die permanentie er in de ene dienst wel is en in de andere niet. Als men een bepaalde schaal bereikt, moeten we die vraag misschien hardop gaan stellen. Ik ben het daar ten gronde mee eens. Dat is ook de reden waarom ik nogal fel aandring op overleg en om die oefening te doen.
Ik begrijp dat men op dit moment in de fase zit dat men de kandidaten voor de audit bekijkt en de toewijzing onderzoekt.
Het is juist dat we in het overleg met de diensten vanuit het agentschap moeten aangeven dat we op dat niveau verwachten dat men de afstemming meer en meer onder ogen gaat zien. Het feit dat iets een goede praktijk is – zoals die lessenreeks – in de ene regio, moet een aansporing zijn om niet allemaal het warm water uit te vinden, maar om dat over te nemen. Andere diensten ontwikkelen screeningsinstrumenten of organisatorische opties, en dan vraag ik me af wat anderen ervan weerhoudt om over te nemen en te gebruiken wat na evaluatie een goede praktijk blijkt te zijn.
Ik ga uw zorgen en suggesties op dat vlak zeker aan het agentschap overmaken en dat met de diensten bekijken.
Nogmaals, ik ben blij, ook met uw repliek, minister. U geeft een belangrijk signaal, wij kunnen ons daar alleen maar achter scharen.
Wat uw opmerking betreft, mijnheer Van Malderen: het is natuurlijk zo dat pleegzorgdiensten vandaag al eerst bekijken wat er binnen het netwerk mogelijk is qua opvang. Meestal wordt er eerst gekeken of er grootouders zijn die die taak kunnen opnemen. Als dat niet kan, wordt er gekeken naar kandidaten die niet tot de onmiddellijke familie- of kennissenkring behoren. Dat is vandaag al een praktijk.
Met betrekking tot dat laatste: het is net omdat er een situatie ontstaat waarbij het kind niet in de thuisomgeving kan blijven dat er, zoals we decretaal hebben bepaald, wordt gekeken naar de mogelijkheid van pleegzorg, eventueel binnen het netwerk. We hebben bepaald dat er zonder voorafgaande attestering kan worden geplaatst. De attestering moet dan binnen de zes weken gebeuren.
De screening is en blijft natuurlijk toch wel fundamenteel, al keren we het om in ‘ja, maar’. De screening blijft een belangrijk element. We kijken uit naar de resultaten van de audit daaromtrent.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.