Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Op dinsdag 28 november jongstleden hielden we in deze commissie een hoorzitting, gevolgd door een gedachtewisseling over de nieuwe Boswijzer 2.0. De Boswijzer 2.0 gebruikt betere brondata die een nauwkeuriger resultaat geven, maar helaas blijkt de foutenmarge nog steeds te groot om vast te stellen of er al dan niet bos bij is gekomen in Vlaanderen. Hierdoor is de Boswijzer 2.0 geen accuraat instrument voor het meten van trends op korte termijn van onze Vlaamse bosoppervlakte.
De verschillende sprekers verwezen in hun presentaties naar de Vlaamse Bosinventarisatie. Deze methode maakt gebruik van een netwerk van meetpunten die worden vastgelegd via terreinbezoeken en via steekproeven worden geëxtrapoleerd naar heel Vlaanderen. Dit zou volgens het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een nauwkeuriger instrument zijn, al is ook bij de Vlaamse Bosinventarisatie de foutenmarge nog te groot om een trend vast te stellen. Op basis van de Vlaamse Bosinventarisatie kan men alleszins niet vaststellen dat er in de afgelopen jaren bos bij is gekomen in Vlaanderen.
Minister, ook u gaf tijdens de gedachtewisseling aan dat de Vlaamse Bosinventarisatie een betere methode zou zijn om trends in bosoppervlakte te meten dan de Boswijzer, ondanks het feit dat u jarenlang de Boswijzer in deze commissie als hét instrument bij uitstek hebt verdedigd. Ook het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) heeft tijdens de hoorzitting te kennen gegeven dat men op basis van de Boswijzer niets kan zeggen over tendensen.
Tijdens de gedachtewisseling hebt u het mandaat verleend om opnieuw overleg te plegen om tot een beter instrument te komen. De optie van een compromis van beide instrumenten werd alvast door verschillende partners aangehaald. Helaas kon ik op de website van ANB het volgende lezen: “Op die vraag ingaan is voor het Agentschap voor Natuur en Bos op dit moment niet aan de orde. Bedoeling van de boswijzer is net een traject dat snel en automatisch te herhalen is. Checken op het terrein is arbeidsintensief en ook aan fouten gebonden. Voor het ANB is het belangrijk dat de boswijzer op een juiste manier gebruikt wordt, rekening houdend met de foutenmarge.”
Op 30 januari zou de eerste bijeenkomst van de stuurgroep plaatsgevonden hebben om de verschillende opties te overwegen en een voorstel te formuleren voor een werkwijze waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden. Dat was het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 181.
U gaf ten slotte aan dat alle opties zullen worden overwogen die passen binnen aanvaardbare marges inzake tijdbesteding, kosten en praktische bruikbaarheid.
Minister, kwam de stuurgroep effectief bijeen op 30 januari jongstleden? Zo ja, wat is het resultaat van dat overleg? Hoe evalueert u het overleg? In welke timing voorziet de stuurgroep om tot een nieuw compromis te komen? Hoe staat u als minister ten aanzien van een eventuele combinatie van de Boswijzer 2.0 en de Vlaamse Bosinventarisatie?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, ik heb zelf de opdracht gegeven aan de stuurgroep om opnieuw samen te komen om te kijken of men het eens kan raken over een goed systeem, want blijkbaar is dat tot op vandaag nog altijd niet gelukt. Ik kan dat alleen maar samen met u betreuren. Ze hebben opnieuw vergaderd op 30 januari 2018. Ik heb daar nog geen officieel verslag van gekregen. Ik hoorde dat men aan bepaalde oplossingen zou werken, maar ik heb er nog geen verslag van. Ik hoop dat snel te krijgen.
Ik hoop in ieder geval dat er goede opties zijn en dat het iets bruikbaars is dat praktisch en naar tijdsbesteding kan worden gehanteerd. Het ANB zei in ieder geval dat de vergadering constructief is verlopen. Maar laat ons het verslag afwachten en kijken wat daaruit is gekomen en hoe we die aanpak verder zullen formuleren. Ik hoop dat snel te hebben. Blijkbaar moeten de leden van die stuurgroep dat verslag nog goedkeuren en zit daar nog het knelpunt. Daarna zal het aan mij worden overgemaakt.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw toch wel bondig antwoord. Ik was verbaasd te vernemen tijdens de hoorzitting dat de opdracht die de stuurgroep destijds had, niet was om te komen tot een consensus, terwijl we hier in de commissie bij de vorige vraagstellingen altijd heel ontevreden waren dat men niet tot een consensus kon komen, omdat dat toch niet zo moeilijk is. Wij gingen ervan uit dat dat de bedoeling was, maar tijdens de hoorzitting bleek dat het niet de opdracht zou zijn geweest. Uiteraard was ik wel tevreden dat u tijdens de gedachtewisseling zei dat zeker te willen voorleggen aan de stuurgroep en dat het de bedoeling was om naar een consensus toe te gaan. Dat was dan wel een positief einde van de gedachtewisseling. Maar toch blijf ik het ten zeerste betreuren, samen met u – u hebt het woord daarnet zelf in de mond genomen – dat het nu al jaren aansleept. Ik hoop echt wel dat men effectief stappen vooruit kan zetten.
Ik heb tijdens de hoorzitting ook heel duidelijk gesteld dat ik hoop dat het negatieve boek dat tot nu toe al is geschreven over de Boswijzer en het komen tot een compromis, alsnog tot een succes kan worden omgebogen. Ik was toen ook verbaasd te horen dat u het geloof in de Boswijzer verloren was. U leek toen echt de kaart te willen trekken van de Vlaamse Bosinventarisatie. Dat was toch wel een nieuw gegeven voor mij. Daarom heb ik daarnet ook expliciet gevraagd hoe u als minister staat tegenover een eventuele combinatie van de Boswijzer en de Vlaamse Bosinventarisatie. Ik vond het immers een omslag van u in vergelijking met voorgaande antwoorden.
Verder kijk ik uiteraard uit naar het verslag van de vergadering van 30 januari. Ik ben alvast tevreden te vernemen dat die constructief zou zijn verlopen. Samen met u kijk ik uit naar het verslag en ik hoop dat u het eventueel bij ontvangst naar alle parlementsleden van deze commissie kunt verzenden via de commissiesecretaris.
De heer Vandaele heeft het woord.
We hebben hier al ontelbare keren gediscussieerd over de manier waarop wij het bosareaal in kaart brengen en bijhouden. We weten dat die Boswijzer niet geschikt is om op korte termijn de trends te detecteren en dat de Bosinventaris dat wel doet over een periode van een jaar of tien. Wellicht is inderdaad een combinatie van die methodes nuttig en nodig. Om de oppervlakte te kennen, moeten we toch de Boswijzer behouden. Als we enkel voor de Bosinventaris kiezen, dan hebben we een getal maar dan hebben we geen kaart. Het ziet er toch naar uit dat we die beide instrumenten op de een of andere manier bij elkaar moeten plakken.
Er blijft dan de vraag – het is ook hier gesignaleerd tijdens de hoorzitting – naar het beschikbare personeel om dat werk allemaal te doen.
Minister, we kunnen hier natuurlijk over blijven discussiëren, en dat is ongetwijfeld nuttig en vermakelijk, maar voor ons is het veel belangrijker dat er bos bij komt en dat we op korte termijn, zeker ook in de provincies West- en Oost-Vlaanderen, echt winst boeken. We weten dat de boscompensatie en het compensatiefonds dat erbij hoort, niet leidt tot nettowinst. Er komt geen bos bij. Dus, veel liever dan te blijven discussiëren over hoe het allemaal in kaart te brengen, zouden we zien dat er effectief bos bij komt.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik denk dat we hier allemaal de droefheid rond dit verhaal delen. Ik blijf mij ook zorgen maken over een aantal methodologische problemen die ik ook heb geuit tijdens de hoorzitting. Ik hoop dat er dit jaar duidelijkheid komt en dat er ook een nieuw instrument beschikbaar zal zijn. Ik hoop echt dat dat dit jaar zal gebeuren.
Ik was ook een beetje verbaasd door de passage die collega De Vroe aanraakte, de passage op de website waarbij wordt gesteld dat terreinbezoeken worden uitgesloten. Ik weet dat het ANB dat hier ook heeft gezegd tijdens de hoorzitting, maar ik had toch wel de indruk dat we vanuit het parlement dachten dat er voor de kaart van de kwetsbare bossen wel terreinbezoeken noodzakelijk waren, misschien niet voor de Boswijzer/bosinventarisatie, maar wel voor de boskaart. Ik hoop dat het ANB nog altijd in de mogelijkheid zal zijn om uiteindelijk terreinbezoeken uit te voeren.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega's, als men aan mij persoonlijk vraagt wat het meest juiste instrument is, op basis van de definitie van bos in het Bosdecreet en op basis van de terreinbezoeken, dan is dat de Bosinventaris. Laat ons daar duidelijk over zijn. Dat is hier ook heel uitdrukkelijk naar voren gekomen in de hoorzitting.
Er is jarenlang discussie gevoerd over hoe we op kortere termijn de evolutie kunnen zien, omdat de bosinventarisatie maar om de tien jaar gebeurt. Je ziet dan een trend en die trend toont, voor alle duidelijkheid, aan dat er geen bos verdwijnt. Op dit moment zijn we met een serieuze inhaalbeweging bezig. We hebben dat ook zo beslist in de Vlaamse Regering dat we alle middelen versneld inzetten. Dat is ook allemaal gebeurd. Maar men was jarenlang aan het discussiëren over hoe we korteretermijntrends in kaart kunnen brengen. Toen is gewerkt aan een nieuw instrument en dat is die Boswijzer geworden. Nu blijkt dat er ook een grote discussie is over de manier waarop die wordt opgemaakt. Daarom heb ik inderdaad gevraagd – en ik weet niet waar het vandaan komt dat men niet aan een consensus moet werken – aan de stuurgroep hoe men kan komen tot iets waarvan iedereen zegt dat het een goed instrument is. Blijkbaar is dat tot op vandaag niet gelukt. Ik ben benieuwd wat er nu uit de stuurgroep zal komen.
Heel die discussie is natuurlijk de ideale kapstok die men gebruikt om te zeggen dat er geen bosbeleid is en dat er niet wordt gewerkt aan bosuitbreiding. Niets is natuurlijk minder waar. Ik denk dat de resultaten op het terrein ook duidelijk zichtbaar zijn. Het klopt natuurlijk dat er een aantal bosarme regio's zijn waar we bijkomende inspanningen doen. Dat gebeurt ook, zowel in West-Vlaanderen als in Oost-Vlaanderen. Ik vind het een beetje jammer dat de bosdiscussie en ook alle beslissingen die we hebben genomen rond verplichting tot compensatie in natura, het optrekken van de tarifering en tal van initiatieven die we hebben genomen, ondergesneeuwd geraken door de discussie over cijfers en hoe die cijfers worden besproken. Ik heb de indruk dat het voor sommigen zeer goed uitkomt om dit te kunnen gebruiken.
Ik denk dat we correct moeten zijn en moeten zeggen dat het systeem van inventarisatie dat jaren is gebruikt, het meest correcte systeem is – het gebeurt ook aan de hand van terreinverificatie – en dat we het erover eens moeten zijn dat je die trends maar over die periode kunt vaststellen. Misschien komt men met iets waar men achter kan staan, de Boswijzer 2.0. Wie weet, ik ben benieuwd wat daaruit zal komen en wat de resultaten zullen zijn.
Laat ons dat niet misbruiken om te doen uitschijnen alsof er geen bosbeleid is. Het is natuurlijk zo dat, als men verwijst naar het buitenland, het daar natuurlijk gaat over grotere bospercelen die men heel makkelijk in kaart kan brengen, terwijl alles bij ons historisch veel meer versnipperd is. Dat maakt het moeilijker om het in kaart te brengen, maar de bosdefinitie is nu eenmaal deze zoals geformuleerd in het Bosdecreet.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, uiteraard zijn er op het vlak van bosbeleid stappen vooruitgezet. Dat is logisch. Het Boscompensatiefonds is geactiveerd en er zijn nog andere maatregelen genomen. Uiteraard zijn er stappen vooruitgezet. Dat neemt niet weg dat er nog heel wat stappen te zetten zijn.
Ik kijk uit naar het verslag. U hebt er niet op geantwoord, maar ik ga er wel van uit dat het zal worden gestuurd aan alle parlementsleden. Ik meen ook begrepen te hebben dat men in 2000 wel tot een consensus was kunnen komen: ik dacht 146.000 hectare bos.
Ik kijk uit naar een effectieve trendsetting in de toekomst en een betere opvolging. Uiteraard is het de bedoeling om tot bosuitbreiding en de o zo belangrijke bosverbindingselementen te komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.