Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg betreft een minder conflictgericht, maar toch ook hoogst interessant iets volgens mij, alleszins vanuit het aspect van de basismobiliteit. Hoe kun je collectief vervoer organiseren als werkgever en op die manier reistijd toch productief aanwenden, mensen comfortabel laten werken? Misschien kan dit proefproject, uitgaande van Colruyt aan de ene kant en Ernst & Young aan de andere kant, ook school maken voor de rest van onze regio.
In 2016, collega’s, voorzitter, minister, heeft Colruyt een proefproject van zes maanden opgezet met een kantoorbus tussen Gentbrugge en Halle. Nadien werd dat project met twee jaar verlengd.
Dat gebeurde samen met de partner EY, vroeger Ernst & Young geheten. EY doet hetzelfde met een pendelbus tussen Luik en Leuven-Heverlee. Nadat beide projecten als positief geëvalueerd zijn door de bedrijven, pakt men nu samen uit met negen verschillende pendellijnen in heel Vlaanderen. Vanaf 1 september 2018, dus binnen zevenenhalf maanden, kunnen werknemers van bedrijven die een contract afsluiten met het busconsortium, met de kantoorbus naar het werk pendelen. Op elke bus is in 28 werkplekken voorzien en zijn er de nodige voorzieningen om tijdens de pendel rustig te kunnen werken.
Omdat men niet in strijd mag komen met het geregeld vervoer dat in Vlaanderen georganiseerd wordt door De Lijn, kunnen enkel werknemers van bedrijven die zich aansluiten, hiervan gebruikmaken. Men mag de pendelaars niet persoonlijk aanspreken, enkel de bedrijven. De werknemers van deze bedrijven kunnen via een app een plaats op de kantoorbus reserveren.
Dit zijn twee goede voorbeelden van bedrijven die mee nadenken over mobiliteit en collectief vervoer zien als een mogelijkheid om een pendel te organiseren. Men moet echter wel creatief zijn omdat er binnen de huidige regelgeving weinig mogelijkheden zijn. Vandaag wordt dat gezien als een aanslag op het monopolie van De Lijn, terwijl we vandaag de regio zijn waarvan een aantal steden in de top drie staan van filegevoeligheid en reistijdverlies ten gevolge van structurele files. Ik denk dan aan Brussel en Antwerpen. Aangezien we momenteel volop inzetten op de uitrol van basisbereikbaarheid in Vlaanderen en inzetten op filebestrijding met verschillende maatregelen, mogen we een project als de kantoorbus zien als een enorme mogelijkheid.
Minister, bekijkt u de mogelijkheid om binnen de uitrol van basisbereikbaarheid een project als de kantoorbus op te nemen binnen het regelluw kader zodat ook werknemers van niet-deelnemende bedrijven hiervan gebruik kunnen maken? Op termijn kan dit dan opgenomen worden binnen basisbereikbaarheid op de belangrijkste pendellijnen. Overweegt u om kantoorbussen te erkennen zodat die gebruik kunnen maken van de busbanen om de doorstroming te bevorderen?
Minister Weyts heeft het woord.
De kantoorbus is een initiatief dat ressorteert onder het werkgeversvervoer en is dus geen vorm van geregeld vervoer dat toegankelijk is voor iedereen. Ook het gegeven dat men werkt op de bus, en het dus effectief gekoppeld is aan werktijd, maakt dat het eerder thuishoort bij het werkgeversvervoer dan wel bij het geregeld vervoer. Dat wil niet zeggen dat werkgeversvervoer niet kan worden ingeschakeld in het kader van het vervoer op maat. In het kader van de basisbereikbaarheid kunnen de vervoerregioraden dat gebruiken als middel om samen te werken en ervoor te zorgen dat niet alleen werknemers van het betrokken bedrijf maar ook andere geïnteresseerden gebruik zouden kunnen maken van dat vervoer.
Het gebruik van busbanen kan eigenlijk al. Dat is toegelaten op basis van een specifiek symbool waarin de wegcode voorziet. In de artikels 72.5 en 72.6 van de wegcode staan de modaliteiten beschreven, namelijk dat voertuigen bestemd voor het woon-werkverkeer die gesignaleerd zijn door een specifiek bord en behorend tot de categorieën M2 en M3, deze busbanen mogen volgen indien respectievelijk het volgende symbool is aangebracht op bord F17 en F18, dat de busbaan markeert. Het is een fabriek met een dakje boven. (Minister Ben Weyts toont het symbool)
De heer Keulen heeft het woord.
Dit is inderdaad een van de opties. We zullen de files maar opgelost of leefbaarder krijgen in de mate dat we alle opties uitproberen. Er zullen geen tovermiddelen zijn. Het zal de optelsom van alles zijn. Ik denk dat dit vandaag nog een beetje revolutionair klinkt, maar het zou kunnen worden gepromoot. Ik denk bijvoorbeeld aan Hasselt, aan de Corda Campus, waar een aantal bollebozen samenzitten. Ondertussen werken er meer mensen op de voormalige Philipssite dan Philips ooit heeft tewerkgesteld in Hasselt op diezelfde site, zelfs in de hoogtijdagen. Niet alle types van werk lenen zich daartoe, maar voor degenen die bezig zijn met administratief werk, intellectueel werk of met alles wat te maken heeft met de wereld van de ingenieurs en aanverwanten, zou daar vandaag heel veel belangstelling voor kunnen bestaan.
Als op een bedrijventerrein een aantal bedrijven dat samen zouden kunnen organiseren en als die dan ook nog kunnen gebruikmaken van de vrijliggende busbanen, waardoor die stimulans nog groter wordt, dan is dat een van die aspecten die we in de schijnwerpers moeten zetten, want de mogelijkheden zijn troef. Opnieuw, een tovermiddel is het niet, maar het is een van die aspecten die de druk op de wegen wat kan verminderen. Het is heel opvallend dat een bedrijf als Colruyt ook daar weer mee in de spits zit. Degenen die het innovatieve aangeboren hebben, hebben dat niet alleen bij de verkoop van waspoeders, maar ook bij de organisatie van hun werk en heel het hr-beleid. Ook hier weer maken zij school.
Minister, u zit meer in de driver’s seat dan wij als parlementsleden. Vanuit het beleid moet men dit soort opties promoten. Daar gaat het mij om, zeker nu u hebt gezegd dat iedereen dat kan en dat de busbanen ook voor hen beschikbaar zijn. Ik zou zeggen: ‘Sjeng oan de geng’.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij de vraag van de heer Keulen. Ik vind dit ook een zeer positief project. Ik geloof ook in de kracht van collectief vervoer om de fileproblematiek op te lossen.
Ik wil erop wijzen dat dergelijke initiatieven al sinds jaar en dag bestaan in mijn eigen stad. Zo hebben het stadbestuur en werkgevers in het havengebied bijvoorbeeld de handen in elkaar geslagen om pendelbussen te organiseren tussen het station Gent-Dampoort en het havengebied dat niet ontsloten is door het openbaar vervoer. Over een aantal jaren zullen we daar spoorlijn 204 kunnen inzetten, als de Vlaamse middelen daarvoor kunnen worden ingezet.
Mijnheer Keulen, samen in een voertuig zitten waar je rustig kunt werken op weg naar je werk, bestaat ook in een andere vorm, namelijk de trein. De trein is een zeer goed alternatief voor de wagen voor behoorlijk wat mensen, maar helaas niet voor iedereen.
Het is inderdaad nuttiger om te zoeken naar dat soort opties om de files – zeker als het gaat over woon-werkverkeer – op te lossen. We moeten zoeken naar collectieve opties waar het bezit en het gebruik van een eigen wagen overbodig wordt, dan wel de schaarse middelen in de vorm van tientallen miljoenen te blijven investeren in uitbreiding van de capaciteit van ons autosnelwegennet om alsmaar meer mensen alleen in de wagen tijdens de spits over dat wegennet te persen, om uiteindelijk vast te stellen dat die over een aantal jaren ook opnieuw stilstaan en het probleem alleen maar groter is geworden.
Ik feliciteer de bedrijven die dergelijke initiatieven nemen. Ik hoop inderdaad dat de Vlaamse overheid maar ook de lokale besturen een partner willen en kunnen zijn in het organiseren van meer collectief vervoer om onze fileproblematiek op te lossen. Dan verdwijnt de noodzaak om ons wegennet alsmaar verder uit te breiden.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik kan de vraag van de heer Keulen zeker ondersteunen. Dit is een zeer interessant gegeven. Minister, u kunt misschien met de werkgeversorganisaties samenzitten om dit extra te stimuleren. Misschien is er ook een mogelijkheid om via het Pendelfonds daar bepaalde initiatieven toe te nemen. Ik weet niet of het Pendelfonds zo ver kan gaan om dit te ondersteunen, maar misschien is het een mogelijkheid om te onderzoeken opdat bedrijven extra worden gestimuleerd om dergelijk collectief vervoer te organiseren.
Minister Weyts heeft het woord.
Bij mijn weten doet het Pendelfonds dit nu al. Het ondersteunt initiatieven voor de organisatie van collectief werknemersvervoer. Ik pleit er zelfs voor om dat meer open te trekken en ervoor te zorgen dat dit niet beperkt blijft tot bedrijf x, maar dat er ook wordt gedacht bijvoorbeeld aan de organisatie van werknemersvervoer voor een bedrijventerrein. Ik weet niet uit het hoofd over welke projecten het gaat, maar ik denk dat dit daar deel van uitmaakt.
Het gebruik van de vrije busbanen is niet bij iedereen gekend, blijkens ook de vraagstelling. We moeten dat meer promoten. We moeten er meer voor zorgen dat dat bord effectief wordt geplaatst en dat men weet welke mogelijkheden er zijn. Ik ondersteun dus dergelijke initiatieven.
Ik neem akte van het hernieuwde pleidooi tegen investeringen in weginfrastructuur. Ik heb vanochtend net de schup in de grond gestopt voor Oosterweel. (Opmerkingen)
Neen, een schup is voor in de grond en een schop is voor tegen uw kont. (Gelach)
We hebben vanochtend gekozen voor de schup. De minister-president sprak over een spade. (Gelach)
De heer Keulen heeft het woord.
Dit is een van die dingen waar we verder mee aan de slag moeten. Met de aanvullende opmerkingen moeten we zeker ook rekening houden omdat dit een stap is in de goede richting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.