Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, een recente studie in opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed, uitgevoerd door het consortium KU Leuven-Antea, onderzocht de effecten van erfgoedkarakteristieken van gebouwen en hun omgeving op de marktprijzen van woningen in Vlaanderen. Het onderzoek past in de opdracht van het agentschap om de bijdrage van het onroerend erfgoed aan onze samenleving te onderzoeken en een geschikte methodiek te ontwikkelen om de waarde van het erfgoed op objectieve wijze in beleidsbeslissingen te laten doorwegen.
Het is bekend dat eigenaars van erfgoed op hun hoede zijn voor een beschermingsprocedure, een vaststellingsbesluit of een ruimtelijk uitvoeringsplan omdat die procedure de vastgoedwaarde van hun pand in negatieve zin zou beïnvloeden. Om die reden zijn er eigenaars die bezwaar aantekenen tegen een eventuele bescherming. In bepaalde gevallen leidde dat zelfs tot het aanvechten van het decreet Onroerend Erfgoed bij het Grondwettelijk Hof omdat de premies de waardedaling niet zouden compenseren.
U hebt in uw beleid altijd de economische meerwaarde van onroerend erfgoed benadrukt. In uw beleidsnota 2014-2019 lees ik dat u de doelmatigheid van het beschermingsinstrumentarium zal onderzoeken. Ik citeer: "Na decennia van inventariseren en beschermen maak ik de balans op van het inventarisatie- en beschermingsbeleid. Voor het her-evalueren en verfijnen van de bestaande beschermingsbesluiten wordt een werkplan uitgewerkt, dat nauwgezet wordt opgevolgd.”
Iets verderop in uw beleidsnota zegt u: “Het erkennen van deze intrinsieke meerwaarde van erfgoed impliceert dat voor de financiering ervan niet langer louter gerekend moet worden op een premieregeling vanwege de overheid.”
Welke conclusies trekt u uit de genoemde studie? Beïnvloedt het resultaat van de studie op de een of andere manier het bestaande beschermingsinstrumentarium of de premieregelgeving?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Van Werde, het onderzoek waaraan u refereert, is online consulteerbaar. Ik vat de conclusies wat samen. Er is een prijsmodel ontwikkeld voor woningen met erfgoedwaarde en eigendommen in hun omgeving. In functie van de waardebepaling werden verschillende criteria in aanmerking genomen, namelijk de kenmerken van de woning, die van de omgeving en specifieke erfgoedkarakteristieken.
Deze criteria zijn vervolgens toegepast op een selectie van locaties die figureren in twee databanken, de databank van het agentschap Onroerend Erfgoed en de databank van het makelaarsnetwerk ERA Belgium.
De resultaten tonen een significant verband tussen onroerenderfgoedstatuten en de woningprijs. Een woning gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht heeft een meerwaarde van 3 procent. Bouwkundig erfgoed dat is opgenomen in de vastgestelde inventaris en beschermde monumenten staan voor een meerwaarde van 6 procent. Een beschermd landschap heeft een meerwaarde van 11 procent. De aanwezigheid van een of meerdere monumenten heeft ook een positieve impact op de vastgoedwaarde in de omgeving. Met andere woorden, het feit dat een eigendom beschermd is vanwege de erfgoedwaarden, heeft een impact op de vastgoedwaarde van een niet-beschermd pand zonder erfgoedwaarde.
Zoals in het onderzoeksrapport zelf wordt aangehaald, heeft de studie voor het eerst een vorm van kwantificering mogelijk gemaakt van de vastgoedwaarde van onroerend erfgoed. Er wordt verwezen naar het potentieel van dergelijke kwantificering voor schadevergoedingsdossiers, en dus ons handhavingsbeleid. Het berekeningsmodel is echter nog te experimenteel om er al genuanceerde individuele conclusies uit te trekken, laat staan om het te gebruiken als leidraad voor beheer en beleidsvoering.
Het is dus niet de bedoeling om op basis van de studie de onroerenderfgoedregelgeving bij te sturen. Wel past de studie in de in mijn beleidsnota aangekondigde strategie om de meerwaarde van onroerend erfgoed te monitoren en positieve resultaten in de kijker te plaatsen. Zoals u weet, kampen we nog vaak met het vooroordeel dat beschermen een aanval is op de waarde van een eigendom, die financieel zou moeten worden gecompenseerd.
We zien daar een omslag. We zien ook heel mooie voorbeelden. Ik ben een paar weken geleden het nieuwe hoofdkantoor van Cera in Leuven gaan openen, waar destijds de Volksbank was gevestigd. Terug naar het moederhuis. Een prachtige restauratie, gecombineerd met de nieuwbouw van Robbrecht & Daem. Het is schitterend. Dat zijn visitekaartjes. Als je midden in een centrum komt, dan bots je op eigenaars die zeggen dat ze er heel veel in investeren maar er ook trots op zijn dat ze in die omgeving kunnen zitten.
De bevindingen van de studie bevestigen de maatschappelijke meerwaarde van erfgoed en van het gevoerde erfgoedbeleid. Beschermen en goed beheren van erfgoed heeft een positieve impact op de vastgoedwaarde, niet alleen van het erfgoed zelf, maar ook van de eigendommen in de omgeving ervan.
Dit ondersteunt ons betoog – dat van u en van mij – dat beschermen niet nadelig is, maar integendeel bijdraagt aan de kwaliteit van de samenleving.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat het belangrijk is om de positieve resultaten van de studie in de kijker te zetten. Ik ben het daarmee eens. In een tijd waarin lokale besturen meer autonomie krijgen wat erfgoedobjecten betreft, lijkt het me heel belangrijk dat men beseft dat onroerend erfgoed of de karakteristieken niet alleen een maatschappelijke waarde hebben maar ook een economische.
Als ik heel cynisch zou zijn, dan zou ik zeggen dat de economische waarde waarschijnlijk de maatschappelijke waarde versterkt. Ik ben echter niet cynisch en dus wil ik positief blijven. Het draagvlak voor onroerend erfgoed vergroten, blijft een aandachtspunt. De resultaten van dergelijke studie kunnen ertoe bijdragen dat er genuanceerder wordt gekeken naar onroerend erfgoed en de onroerenderfgoedkarakteristieken.
De heer Caron heeft het woord.
Ik ben blij dat de basiscijfers van het onderzoek aantonen dat investeren in kwaliteit ook een economisch voordeel heeft en ook wordt geapprecieerd, want kwaliteit trekt kwaliteit aan. Daar gaat het eigenlijk om, erfgoedkwaliteit want anders wordt iets niet beschermd of komt het niet op een inventaris. Dat zie je ook in de prijs van de omliggende panden. Vandaar het belang van ensembles en het beleid van bijna decennia met betrekking tot stads- en dorpsgezichten. Het ene trekt het andere bij. Dat is alleen maar goed nieuws. Ik vind het ook een meerwaarde, die mee door overheidsinvesteringen, subsidies en premiestelsels wordt bevorderd. Dit bewijst dat de cowboyverhalen van velen alsof het wonen in of het gebruiken van een beschermd pand of een op een inventaris voorkomend pand, een absoluut nadeel is.
Ik ben vorige week of de week ervoor ook voor een vergadering op dat Cerakantoor geweest naast het stadhuis van Leuven. Het is een heel mooi voorbeeld van hoe je beschermd erfgoed en nieuwbouw verenigt en een hoge kwaliteitswaarde kunt brengen. Dit soort omgeving is gewoon fantastisch, met het stadhuis en nog een aantal beschermde panden errond. Ik wil dat positief ondersteunen.
Ik ben ook blij dat die waardering in economische cijfers zichtbaar is.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het laatste waar ik mevrouw Van Werde van zou verdenken, is ook maar van enige, zelfs de lichtste, vorm van cynisme. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.