Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, donderdag 18 januari deed het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) van de VN een oproep voor noodhulp om de crisis in Congo en meer bepaald in Kasaï te tackelen. De toestand is er zodanig verslechterd dat men deze beschouwt als de grootste noodsituatie ooit in Congo. Om deze reden vragen de VN 1,62 miljard dollar aan dringende hulp – voor 2018 alleen – om de toestand van 10,5 miljoen vluchtelingen te verbeteren; vandaag sprak de website van OCHA over 13 miljoen vluchtelingen binnen Congo. Hoewel de situatie in vorige jaren al alarmerend was, toch beschouwt men 2017 als een van de meest tragische voor de vluchtelingen in de regio.
Uit een rapport van de humanitaire coördinator voor noodhulp in Congo blijkt dat het land geteisterd wordt door verschillende epidemieën, inclusief tyfus, wat bijna nooit meer voorkomt, waar al meer dan 50.000 mensen door getroffen zijn. Daarnaast is er nog melding van tienduizenden gevallen van seksueel misbruik.
Het meest acute probleem is evenwel het gebrek aan voedsel. De hongersnood dreigt niet, maar is al aan de gang. Doordat miljoenen mensen op de vlucht zijn, worden de akkers niet bewerkt, is er geen oogst, en heeft men geen reserves meer. De oproep voor noodhulp gaat dan ook niet alleen meer over veiligheidsmaatregelen, maar grotendeels over voedselzekerheid voor de miljoenen vluchtelingen. Volgens het rapport zou de helft van het geld voor voedsel- en gezondheidsvoorzieningen bestemd zijn.
De budgetten voor noodhulp waren in de vorige jaren te gering. De echte oorzaken liggen natuurlijk in Congo zelf: het slechte bestuur, het vreselijke regime, de onveiligheid en de houding van de buurlanden. Uiteraard heeft het eerst te maken met de verschrikkelijke lokale en regionale politieke situatie. De toestand in Congo is de afgelopen jaren alleen maar verergerd. We hebben daar geen dam tegenover kunnen zetten, noch diplomatiek noch humanitair.
Van de 812 miljoen dollar die het OCHA in 2017 gevraagd heeft, is slechts de helft ontvangen. Hoewel Vlaanderen ook de vorige jaren op ontwikkelingshulp heeft ingezet, was er niets direct voor Congo ingeschreven. Enkel onrechtstreeks via het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN waarin Vlaanderen 625.900 dollar in 2017 heeft gestort, heeft de Vlaamse ontwikkelingshulp bijgedragen. Dat zou gestort zijn, als ik goed ben ingelicht, u zult me aanvullen of corrigeren als mijn informatie niet klopt, minister-president. Dat zou de bijdrage van Vlaanderen zijn geweest vorig jaar.
In de vraag die ik op 6 juni vorig jaar gesteld heb – ik refereerde er al aan – stelde u dat de middelen voor noodhulp in 2017 al serieus werden ingezet waardoor er slechts 200.000 euro van overbleef. U stelde ook dat de VN toen vooral middelen om veiligheidsmaatregelen gevraagd hadden, en dat Vlaanderen daar niet bevoegd voor was. Een half jaar later is de situatie in Congo alleen maar verergerd – dramatisch verergerd – vooral dan op humanitair vlak. Zoals ik al benadrukte, minstens 50 procent van het bedrag dat de VN vragen, zou bedoeld zijn voor voeding, overleving en primaire gezondheidszorg. In het licht van het gebrek aan voedsel voor de vele vluchtelingen in Congo kunt u de voorziene budgetten voor noodhulp inzetten.
Minister-president, ik weet niet of ik de cijfers inzake noodhulp goed genoteerd heb. Klopt het dat er ongeveer 600.000 euro aan Vlaamse noodhulp gereserveerd is voor het Central Emergency Response Fund (CERF)? Dat is dan niet alleen voor Congo? Dat is dan de hele enveloppe?
Er is ook 479.000 euro gereserveerd voor de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA). Als ik dat optel, staat er op die begroting 1,479 miljoen euro en dan blijft er maar 400.000 meer over waar Vlaanderen op een andere wijze over kan beschikken. Misschien reken ik nu te snel, en beschik ik niet over alle gegevens. Maar klopt het dat de begroting 2018 net geen 1,5 miljoen euro bedraagt? Dat is een heel beperkte enveloppe binnen de bestaande begroting om het hoofd te bieden aan de drama’s die zich voordoen en aan de bijzondere oproepen zoals nu vanuit Congo.
Voorzitter, wij vechten het regime van Kabila terecht aan. Ik wil benadrukken dat Kabila zich niet houdt aan de democratische verkiezingskalender die internationaal werd afgedwongen. Er wordt druk uitgeoefend op Congo en op het regime om zich te schikken naar die democratische agenda. Er is een soort krachtmeting aan de gang. Er worden heen en terug maatregelen genomen. Die worden gebruikt deels om te intimideren en deels om druk uit te oefenen. De machthebbers in Congo hebben natuurlijk niet nagelaten om retaliatiemaatregelen te nemen of toch aan te kondigen. Het ziet er de laatste dagen niet zo goed uit op dat vlak. Er is een soort escalatie aan de gang.
Ik denk dat het inderdaad onze taak is om bilateraal maar ook multilateraal – we moeten om Europa in gang proberen te krijgen – de druk op Congo, zoals op andere landen, hoog te houden met het oog op een beter bestuur en meer democratie. Dat is terecht. De vraag is welke toon we moeten vinden om resultaat te boeken. Als we inspanningen leveren, moeten we vooral de bevolking bijspringen, de mensen helpen. U zult mijn mening delen dat die miljoenen mensen nu op de vlucht zijn omdat het criminele regime de gevaarlijke situatie in de hand werkt en rebellie uitlokt. Zo wil het zich handhaven. Dat zijn redenen te meer om extra inspanningen te doen om de mensen bij te staan en hun minstens de kans te geven om te overleven.
Minister-president, bent u bereid om aan de oproep van de VN tegemoet te komen en noodhulp ter beschikking te stellen voor de Democratische Republiek Congo voor 2018? Zo ja, welk bedrag? We hebben het engagement genomen van 600.000 euro voor het CERF. U zult bevestigen of ontkennen dat dat is gebeurd. Dat is de globale enveloppe voor verschillende noodhulpprogramma’s die allemaal wel terecht zullen zijn. Wie ben ik om het leed van de ene af te wegen tegen het leed van de andere? Welk bedrag daarvan gaat naar die dramatische noodsituatie in Congo? Het is waarschijnlijk een van de landen in het zuiden waar de meeste mensen leven die familie hebben in Vlaanderen en België, en die zelfs Nederlands spreken.
Hoewel de Democratische Republiek Congo geen partnerland is van Vlaanderen, bent u bereid, gezien de acute noodsituatie, om het land eveneens directe noodhulp te bieden? Zo neen, om welke reden niet? Ik hoop dat we dat wel kunnen doen. Ik pleit daarvoor.
Is er enige samenspraak vanuit Vlaanderen met andere donoren om noodhulp te organiseren en coördineren voor Congo?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw de Bethune, ik denk dat iedereen hier in de zaal uw humanitair pleidooi onderschrijft, en met u vaststelt dat er enorme noden te lenigen zijn in de Democratische Republiek Congo, meer bepaald in de provincie Kasaï en ook in andere provincies. U vraagt naar de directe noodhulp, dat kunnen we niet doen, omdat Congo geen partnerland is. We hebben drie partnerlanden. Bovendien, als België zelf de directe samenwerking van staat tot staat stopzet omdat er een discussie bestaat over goed bestuur, dan lijkt het mij geen goed idee om vanuit Vlaanderen wel directe noodhulp te starten. We focussen dus op indirecte noodhulp.
Er is momenteel geen enkele vraag binnengekomen. We hebben contact opgenomen met federale ngo's die ook niet altijd toespitsen op noodhulp of daar noodhulp gaan verlenen. We werken op een andere manier, op de best mogelijke manier. Ik heb verwezen naar het CERF. In 2017 maakte het CERF 26,5 miljoen dollar vrij voor de Democratische Republiek Congo; 15 miljoen dollar daarvan werd besteed in de zwaar getroffen regio Kasaï.
Ze hebben ons gevraagd om onze bijdrage voor 2018 snel te storten. Dat is 600.000 euro, we hebben dat ook snel gestort. Het bedrag dat het CERF uittrekt voor Congo is opgetrokken tot 28 miljoen euro. Er is op dit moment al 3.745.440 euro uitgetrokken voor een aantal provincies in Congo, Kasaï hoort daar bij. Een eerste project gaat over 1.777.601 dollar voor Kasaï, Zuid-Kivu, Tulumami en Duha. Een tweede project gaat over 1.467.855 dollar voor Tanganyika, Kasaï, Lomami, Katanga, Zuid-Kivu en Maniema. Het derde project gaat over 499.484 dollar voor Kasaï en Kasaï-Central.
Het is een zeer, zeer groot aandachtspunt en een zeer moeilijk te betreden gebied. U weet dat daar ook al waarnemers van de VN uitgeschakeld zijn, vermoord zijn. Het is echt niet evident om daar op het terrein te zitten. We zouden natuurlijk aan het VN-agentschap ter plekke kunnen doneren, maar dan gaan we weer onze hulp spreiden, terwijl we weten dat het CERF optreedt in die gebieden die voor ngo's misschien moeilijker toegankelijk zijn, wat met heel veel risico's gepaard gaat. Bovendien kunnen zij precies daar ‘funden’ waar ze vaststellen dat er een ‘underfunding’ is. We doen er het beste aan om op die manier te blijven samenwerken. Ik ben eigenlijk wel verheugd om vast te stellen dat het CERF ons niet alleen telkens verzekert dat dit een bijzonder aandachtspunt is voor hen, maar dat ze ook de daad bij het woord voegen.
De coördinatie van de donaties gebeurt in het ontvangende land zelf. De bijdrage van het CERF is afgestemd op dit coördinatieproces ter plekke. Die coördinatie in de feiten kan gebeuren door de VN en moeilijk door anderen. Het is een bijzonder moeilijke situatie. We gaan daarmee door. De structurele financiering van het CERF is zeer goed besteed. Het CERF kan natuurlijk veel meer middelen inzetten, een veelvoud van wat Vlaanderen ter beschikking kan stellen, maar we hebben van het CERF een mooie bedankingsbrief gekregen voor onze structurele manier van bijdragen. Wij zijn een belangrijke donor die het CERF toelaat om in die omstandigheden wereldwijd noodhulp te blijven inzetten.
We spannen ons naar best vermogen in en in de mate dat we die mogelijkheid hebben in Vlaanderen.
Mevrouw De Bethune heeft het woord.
Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Ik heb geen probleem met de strategische keuze om vanuit Vlaanderen hulp te geven via de Verenigde Naties. Integendeel, ik denk dat dat een terechte keuze is. Het zou ook via de Europese Unie kunnen, als er vanuit Europa een operatie ter zake zou zijn. Mijn pleidooi is wel om extra middelen te zoeken vanuit Vlaanderen, om, gezien de extra nood, ook meer middelen vrij te maken voor Congo. Ik weet dat dat niet gemakkelijk is.
Ik roep alle collega’s op om het VN-rapport te lezen dat op 18 januari is gepubliceerd. Daaruit blijkt dat men vorig jaar lang niet het nodige bedrag heeft kunnen verzamelen dat nodig was om de hoogste nood te lenigen. Voor 2018 voorziet men dat die noden nog veel groter zijn.
Ik had u vorig jaar gevraagd, minister-president, om te overwegen om de actie van Broederlijk Delen te steunen. Zij hadden vorig jaar een oproep gelanceerd om noodhulp te verstrekken in de regio. Dat was dan toch wel een Vlaamse ngo die actief was. Vandaag zegt u dat u geen vraag gekregen hebt van Vlaamse ngo’s, en ik geloof u natuurlijk, maar vorig jaar was er wel een vraag van een Vlaamse ngo en toen hebt u mij gezegd dat u daar niet op kon ingaan, gezien de beperkte middelen en uw voorkeur om met de VN samen te werken. Dat wil ik toch even scherp stellen. Ik weet niet of er vandaag een Vlaamse ngo een bijzondere actie is begonnen.
Congo is geen partnerland, maar ik weet wel dat verschillende van onze ngo’s ongelooflijk goed werk doen op het terrein en vandaag, gezien de gespannen politieke situatie met Congo, ook in een heel moeilijke en delicate context. Daarom wil ik er toch voor pleiten om, als er in het kader van het horizontale Vlaamse ontwikkelingsbeleid iets mogelijk zou zijn om extra hulp te geven aan een lokale organisatie in Congo, al dan niet in partnerschap met een lokale organisatie hier – want ik denk dat het middenveld, een civiele maatschappij in Congo vandaag, echt wel alle steun verdient en nodig heeft – dat te overwegen en na te gaan of we dat in ons Vlaamse horizontale ontwikkelingsbeleid kunnen inpassen om een of ander project van die orde te kunnen steunen.
Tot slot heb ik de volgende cijfers genoteerd. Voor de begroting 2018 is er 600.000 euro gereserveerd voor het CERF, 479.000 euro voor UNWRA, en dus staat er nog 400.000 euro open voor eventuele locatie voor alle mogelijke drama’s die zich nog kunnen voordoen in de wereld. Dat is dus de enveloppe voor 2018.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik wil collega De Bethune danken voor haar vraag. Ik heb hier eind december ook een vraag over gesteld, maar dan specifiek over de situatie van de kinderen in de regio Kasaï, waar minstens 400.000 ondervoede kinderen dreigden te sterven. Het gaat hier om kinderen jonger dan vijf jaar, die lijden aan ernstige, acute ondervoeding. Het VN-agentschap UNICEF kreeg toen slechts 15 procent van de financiering die nodig zou zijn om aan de voedingsnoden van de kinderen te voldoen.
U zei toen, minister-president, dat u geen vraag had ontvangen van UNICEF of een andere organisatie voor noodhulp, en dat er toen ook geen budget meer over was. Het was natuurlijk ook eind december. Als ik het goed begrijp, hebt u vandaag nog altijd geen vraag gekregen met betrekking tot de regio.
Ik wil ook de vraag van collega De Bethune ondersteunen over het budget voor noodhulp. Er is inderdaad nog 400.000 euro vrij. Het is nu februari. Zijn daar vorige maand al middelen voor ingezet, of blijft dat nog altijd 400.000 euro?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Uiteraard treed ik de vraag van collega De Bethune bij. 3,2 miljoen burgers in Kasaï, van wie meer dan de helft kinderen, die er bijzonder slecht aan toe zijn en dringend voedselhulp nodig hebben, dat zijn inderdaad alarmerende cijfers, die we niet kunnen en mogen negeren.
Zelf maak ik me ook wel wat zorgen. Gisteren verscheen in de pers dat Congo oproept om de ambassade in Lubumbashi te sluiten. Dat is nog niet bevestigd, maar het ziet ernaar uit dat dat zal gebeuren. Ik begrijp ook dat dat te maken heeft met het feit dat minister De Croo ervoor gekozen heeft, samen met de Federale Regering, om de ontwikkelingssamenwerking met Congo te herzien en niet meer met de Congolese regering samen te werken, maar rechtstreeks met niet-gouvernementele organisaties. Brussel wil daarmee Kinshasa onder druk zetten om eindelijk werk te maken van democratische verkiezingen. Spijtig genoeg heb ik het gevoel dat het een omgekeerd effect heeft, hoewel ik er volledig achter sta om het op die manier aan te pakken.
Op initiatief van collega Karl Vanlouwe bereiden we een voorstel van resolutie voor om er onder andere bij de federale overheid, de Europese en de internationale gemeenschap op aan te dringen om die nodige stappen te ondernemen om een eind te maken aan de oplopende spanningen en het geweld in Congo. Wij hopen dat, als we dat voorstel van resolutie hier in de commissie bespreken, we dat kamerbreed kunnen steunen.
De heer De Croo heeft het woord.
Kasaï is een concept, met nog een aantal provincies: Lomami, Sankuru, Lualaba, Lulua, Kasaï-West enzovoort. In 1962 was Kasaï tot 10 keer de oppervlakte van België, 25 keer de oppervlakte van Vlaanderen. Het is niet zo’n dichtbevolkt gebied. Het drama is dat men in het verleden in Katanga, toen men de uitbating deed van de mijnen, geen volk had en men in grote mate inwoners van Kasaï heeft verplaatst, met burgeroorlogen, vervolgingen, wegduwingen. Dat was een van de grootste conflicten, zelfs met een onafhankelijkheidsuitroeping in Kasaï, kort na de onafhankelijkheid van Congo in 1960.
Mevrouw De Bethune heeft gelijk: samen met Zuid-Soedan is Kasaï vandaag het grootste rampgebied van Afrika, met hongersnood, cholera, tyfus. Maar het heeft ook een politieke background: het is de bakermat van Tshisekedi, van de UDPS. Men heeft geprobeerd om daar stamhoofden te vervangen. Die konden stemmen afleveren aan een ander regime, met een aantal spanningen en revoltes ter zake.
Maar de enige oplossing, minister-president, is dat u kunt of wilt bijdragen tot een absoluut dringende donorenconferentie voor Kasaï. De noden gaan hoger dan 1 à 2 miljard dollar voor de elementaire zorgen. Er zijn een aantal ‘gerefugeerden’ in het noorden van Angola. De UNO heeft een aantal ondervragingen kunnen doen van echte georganiseerde moordpartijen, die tegenstrevers van een zeker regime hebben getroffen, het destabiliseren van dat deel van het land, het besluit dat men daar geen inschrijving van kiezers kon doen op een veilige wijze, en dus eens te meer een prétexte kon vinden om, de kiezerslijsten onbestaand zijnde, de algemene verkiezingen die eind december beloofd zijn, uit te stellen. Het is een wereldprobleem.
Mocht u uw invloed kunnen laten gelden… Alle kleintjes helpen uiteraard, maar de enige oplossing is een donorenconferentie van internationale allure, willen wij daar een minimale reddingspoging – want het gaat over miljoenen mensen – zien initiëren.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega De Bethune, ik herhaal wat ik de vorige keer gezegd heb. Broederlijk Delen is een ngo, maar geen noodhulporganisatie. Het heeft ook geen vraag ingediend. Noodhulp, zeker in die gebieden, is heel wat anders dan ontwikkelingswerk als ngo. Daar is iedereen het over eens.
Collega Soens, u verwijst naar de bedragen die ik genoemd heb die daar vanuit het CERF naartoe gaan. Het tweede en het derde project zijn fondsen voor UNICEF. Zij komen daar dus aan tegemoet. Ik blijf er dus bij dat de beste manier waarop wij daar, in dat zeer moeilijke gebied, actief kunnen zijn, een indirecte manier is, via het CERF.
Collega De Meulemeester, u hebt gelijk, het mag in een resolutie staan, maar er moet een einde kunnen komen aan het geweld. Er moet stabiliteit kunnen komen. Dan zitten we weer bij het vorige punt.
Collega De Croo, misschien kan ik een brief sturen naar de federale minister van Ontwikkelingssamenwerking, met die oproep om een internationale donorenconferentie bijeen te roepen. Maar het een zal moeilijk zonder het andere kunnen, zonder dat daar een vorm van stabiliteit komt, want anders is het dweilen met de kraan open, zoals we dat dan noemen. Maar ik zal het meenemen. Ik zal mij daartoe richten.
Het is inderdaad een zeer, zeer urgente situatie. Met een kleine bijdrage van Vlaanderen gaan we het natuurlijk niet kunnen helpen. Het CERF is ook actief in Jemen en werkt daar met 50 miljoen dollar. Wij geven 600.000 euro, dat is meer dan 700.000 dollar. Wij zijn een niet onbelangrijke steuner vanuit onze eigen bevoegdheden. Dat is beste manier, zeker in zo’n gebied, met zo’n grote instabiliteit, om ervoor te zorgen dat er op een doelmatige manier kan worden geholpen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.