Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM) West-Vlaanderen heeft recent de studie ‘Verankeringswaarde maatwerkbedrijven’ gepubliceerd. Een verantwoordelijke van de POM kwam die studie hier toelichten op 14 december 2017. We ontvingen toen ook een delegatie van 28 West-Vlaamse maatwerkbedrijven. Zij stellen ongeveer zevenduizend werknemers te werk. De bewuste studie focust op West-Vlaanderen, maar is wel een goede indicator voor heel Vlaanderen, waar een dergelijk onderzoek nog niet werd uitgevoerd.
In de studie en het pleidooi van de sector lag de nadruk vooral op het belang van ondernemerschap. De sector, of in ieder geval de West-Vlaamse delegatie die we hier mochten ontvangen – maar ik neem aan dat dit geldt voor heel Vlaanderen –, had de ambitie om een significante rol te spelen in de economie. De studie onderstreept dat onder meer met de bevinding dat heel wat reguliere ondernemingen vandaag al samenwerken met sociale-economiebedrijven. Zo gebeurt 57,5 procent van alle tewerkstelling in West-Vlaanderen in bedrijven met meer dan tien werknemers die samenwerken met maatwerkbedrijven. Meer dan één West-Vlaams bedrijf op drie heeft een link met een maatwerkbedrijf. Dat is toch een imposant aantal.
De sector wil de samenwerking met de reguliere sector nog verhogen, maar benadrukt daarbij wel het belang van een gelijk speelveld. Concreet heeft de sector hier de vraag gesteld om compensaties te krijgen voor rendementsverlies en begeleidingsnood, om hetzelfde ondersteuningsaanbod te kunnen genieten en om de vrijheid te krijgen om aan te werven wie en hoeveel ze willen.
Dit ideale scenario, dat door de sector voor zichzelf wordt geschetst, botst natuurlijk op een aantal belangrijke nuances en op de bestuurlijke realiteit. Zo blijft er beleidsmatig de terechte zorg om de juiste mensen, namelijk diegenen die een te grote afstand van de reguliere arbeidsmarkt hebben, naar de sociale economie toe te leiden. We hebben daartoe het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) ontwikkeld. Daar is wel nog wat schaafwerk aan. De bijsturingen zijn volop aan de gang. Daarnaast is er de budgettaire realiteit: Vlaanderen draagt de kost terwijl, de baten vooral op het federale vlak liggen, met als grootste baat het wegvallen van de werkloosheidsuitkering bij een tewerkstelling in de sociale economie. Vlaanderen is dan ook aangewezen op het vastleggen en toekennen van contingenten, die door de sector wel eens als een rem op zijn ontwikkeling wordt ervaren, zoals hier in deze commissie ook al een paar keer werd gesteld.
De sector vatte zijn missie samen met de woorden: ‘De markt drijft ons mee, we moeten mee, we worden getriggerd, we worden gepusht’. Ik onthoud uit dat pleidooi vooral de ambitie om zich in te schrijven in het ondernemerschap en zich dus los te koppelen van het klassieke subsidieverhaal, in die optiek dat de sector subsidies vraagt die één op één samengaan met de effectieve tewerkstelling die gecreëerd wordt en die procentueel gerelateerd is aan een effectieve en volwaardige loonkost, vermeerderd met een realistische begeleidingssubsidie.
Minister, hoe staat u tegenover de vraag van de West-Vlaamse maatwerkbedrijven om zich te kunnen inschrijven in dat vrije ondernemerschap met groeiambities?
Bent u van oordeel dat de oefening moet worden gemaakt op welke manier maatwerkbedrijven hinderpalen kunnen wegwerken, en wélke hinderpalen, om een gelijk speelveld voor de sector te creëren zodat die een hogere bijdrage tot de economie kan leveren?
Zult u naar aanleiding van deze studie in overleg treden met de sector en die hinderpalen en uitdagingen opsommen? Zult u bekijken of er op korte termijn quick wins kunnen worden gerealiseerd?
Gelet op de bestaande constitutionele situatie, waarbij Vlaanderen tewerkstelling in de sociale economie financiert terwijl de baten ten goede komen aan het federale niveau, groeit de nood aan een pact tussen de Vlaamse en federale overheid om te komen tot een betere verdeling van kosten en baten. Bent u van oordeel dat daar werk van kan worden gemaakt?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Talpe, als u het mij toestaat, zal ik de antwoorden op uw eerste, tweede en vierde vraag bundelen en uw derde vraag apart behandelen.
Uiteraard, mevrouw Talpe, wil ik mijn ‘ondernemersbril’ – die u, veronderstel ik, allemaal hebt gekregen – opzetten en vanuit dat perspectief naar de maatwerkbedrijven kijken. Dit moeten we allemaal doen, en op regelmatige basis. Mevrouw Talpe, dat moet, zoals u zelf hebt aangegeven, niet alleen in West-Vlaanderen maar in heel Vlaanderen. Dit is trouwens altijd een van de uitgangspunten geweest in het beleid dat ik en deze regering, deze meerderheid, willen voeren voor wat betreft sociale economie. Ik wil ten volle de groei van het sociaal ondernemerschap ondersteunen. Op die manier kunnen duurzame tewerkstellingskansen voor kansengroepen gerealiseerd worden.
De initiatiefnemers van de studie geven aan dat de contingentering van gesubsidieerde tewerkstelling de vrijheid van het ondernemerschap zou fnuiken. Ik begrijp natuurlijk wel wat ze willen zeggen, maar dit principe is – en dat weet u allemaal – om budgettaire redenen verankerd in de wetgeving. Onze regelgeving is zeer duidelijk. De vraag om natuurlijke groei van ondersteunde tewerkstelling kan enkel gerealiseerd worden wanneer er extra middelen zouden zijn of wanneer je bijvoorbeeld met een open-endfinanciering zou werken. Vooralsnog is dat niet mogelijk in de sector.
Nu zitten de activeringsbaten – de mensen verdwijnen uit de werkloosheid en moeten geen uitkering meer krijgen – op het federale niveau. De mensen zouden worden geactiveerd op kosten van de sociale economie, wat een Vlaamse bevoegdheid is. Dat is dus iets heel complex.
Gezien de huidige verdeling van bevoegdheden moeten we binnen het gesloten systeem blijven, om binnen de perken van de begroting van deze Vlaamse Regering en Vlaamse overheid te kunnen blijven. Binnen de perken van de begroting probeer ik wel maximaal in te zetten op de groei van de maatwerkbedrijven.
Zo wordt in 2018 een bijkomend en mooi groeipad van vijfhonderd voltijdsequivalenten toegekend. Dit groeipad wordt dit voorjaar verdeeld over de sector, over de bedrijven met de hoogste noden. Daarnaast worden maatwerkbedrijven heel sterk ondersteund vanuit de Vlaamse overheid. Hier hebben de sociale-economiebedrijven een voordeel ten opzichte van de bedrijven uit het normale economische circuit. Ik geef enkele voorbeelden.
In de nieuwe maatwerkregelgeving wordt voorzien in een subsidie voor organisatie-ondersteunende maatregelen. Er lopen momenteel proefprojecten om doorstroomtrajecten te kunnen faciliteren. In het najaar van 2017 werden subsidies toegekend voor investeringen en innovatieve projecten. Er zijn middelen vrijgemaakt voor goedkope leningen in functie van hernieuwbare energie – bijvoorbeeld met zonnepanelen op de daken van maatwerkbedrijven. Het Ondersteuningsdecreet voorziet in een collectief ondersteuningsaanbod; subsidies voor managementadvies; de mogelijkheid om financiële ondersteuning te krijgen, bijvoorbeeld het verschaffen van risicokapitaal, wat in deze sector toch ook wel belangrijk is; de ondersteuning van lokale besturen om hun regierol met betrekking tot de sociale economie op te nemen. Deze ondersteuning biedt de maatwerkbedrijven de kans om te groeien en te werken aan hun economische rendabiliteit, waardoor ze efficiënter en professioneler kunnen werken.
De maatregelen die ik heb opgesomd, zijn niet limitatief, maar wel belangrijk om op die manier ook de maatwerkbedrijven minder subsidie-afhankelijk te maken. Daarmee heb ik niet gezegd dat we met subsidiëring gaan stoppen. Zo kunnen ze ook hun eigen inkomsten gebruiken om meer personen in dienst te nemen. Dat is een goede zaak. Ik vind het ook zeer goed dat heel veel maatwerkbedrijven werken voor private ondernemingen. Zo ligt er bij mij om de hoek een groot opslagcentrum van Coca-Cola. Daar staat een maatwerkbedrijf in voor de verpakking. Hoe meer van die opdrachten je als maatwerkbedrijf kunt binnenhalen, hoe meer eigen inkomsten je genereert. Dat is de logica zelve.
Zal ik nu in overleg treden met de sector van de maatwerkbedrijven en alvast bekijken wat de hinderpalen en de uitdagingen zijn? Zal ik op zoek gaan naar enkele quick wins?
We zijn uiteraard constant in overleg met de maatwerkbedrijven. Dat verloopt altijd heel constructief. Momenteel loopt een bevraging bij de sociale-economiebedrijven om hun noden en behoeften aan een ondersteunend aanbod dat kan bijdragen tot een sterker ondernemerschap in kaart te brengen. Die resultaten worden in maart 2018 verwacht.
Eind 2017 ben ik ook gestart met de voorbereiding van een onderzoeksopdracht naar de maatschappelijk-economische meerwaarde van de sociale economie. De opdracht bevat enerzijds een onderzoek naar de maatschappelijke en financiële winsten die tewerkstelling in de sociale economie meedraagt, bijvoorbeeld het wegvallen van de werkloosheidsuitkeringen waaraan ik daarnet al refereerde, en anderzijds een verankeringsstudie van sociale-economieondernemingen in de Vlaamse economie. Deze studie moet ook een beter beeld geven van de drempels die sociale-economiebedrijven ervaren in hun ondernemerschap. Deze opdracht zal eind februari 2018 opgestart worden. Voorzitter, ik zie hier al materie en thema’s opduiken voor een volgende commissievergadering!
Ook wordt een communicatiestrategie voorbereid om de sector en de nieuwe maatwerkbedrijven bij een breder publiek bekender en vertrouwder te maken, en ook om het economische aspect meer in de verf te zetten. Dat was ook een van de voorstellen in de hoorzitting met de POM West-Vlaanderen.
Mevrouw Talpe, natuurlijk wil ik pacten afsluiten: hoe meer, hoe beter. Als dat in het voordeel is van de sociale economie, is dat goed. Maar zo’n pact vergt allicht een zevende staatshervorming. Ik denk dat ze op het federale niveau nu andere katten te geselen hebben en dat we in 2019 bij de totstandkoming van de nieuwe regeringen, zowel op het federale als op het Vlaamse niveau, dit zeker op tafel moeten leggen, wie er dan ook aan zet is. Dit onderwerp is belangrijk genoeg om aan te kaarten. Door welke partij, is niet zo belangrijk, maar ik kan u wel zeggen dat als wij aan zet zijn, ik het zeker op tafel zal leggen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dank u voor het positieve antwoord. Ik heb heel veel zaken gehoord die inderdaad een vooruitgang zullen teweegbrengen. Dank u ook voor het meebrengen van de ‘ondernemersbril’. Ik ben zeker dat hij u beeldig zal staan.
U zegt ook dat het niet evident is, dat onze handen budgettair gebonden zijn. Ik heb hier niet willen pleiten voor een volledige hervorming van de sociale economie, met die toegewezen contingenten zoals ze vandaag kennen. We weten ook dat er een groot budget, ongeveer 370 miljoen euro, naar onze sociale economie gaat en dat we ook de besparingsdans zijn ontsprongen. Er werd een groeipad gerealiseerd. Het huidige systeem is niet slecht. Maar het is ook niet volmaakt. Vanuit de West-Vlaamse sector werd een opmerkelijke studie gepubliceerd, die een aantal bezorgdheden heeft geformuleerd en het beleid een aantal suggesties heeft meegegeven. Mijn vraag was dus vooral: ziet u dat ook positief, zoals iedereen in deze commissie enthousiast was? Een aantal zaken waren inderdaad wel heel ruim, maar we moeten daarover durven te discussiëren en een debat voeren.
Ik ben heel tevreden met de opsomming van de maatregelen die zullen worden genomen, en ook met de studie die u aankondigt voor het voorjaar. We zullen inderdaad heel benieuwd zijn naar de resultaten. De sector zelf zal dat ook met open armen ontvangen. De studie van West-Vlaanderen is zeker een good practice voor heel Vlaanderen. Wij mogen dat zeker niet laten liggen, wij moeten daar gebruik van maken om globale conclusies te trekken.
Ik heb nog een vraag. Er werd met de sector uit West-Vlaanderen ook gesproken over doorstroming. Ze hadden een opmerking over de enclavewerking, waarbij men aan een regulier bedrijf een soort maatwerkeiland geeft. Heel wat van die doelgroepwerknemers ervaren dat als een sterke identificatie met het bedrijf. Eigenlijk is dat in zekere zin een soort van doorstroming, als ik dat zo mag formuleren. Niet in letterlijke zin, maar zo voelen ze het aan in de sector. Ze vroegen of die enclaves op een bepaalde manier kunnen worden meegenomen in de beoordeling van de doorstroming. We weten dat doorstroming vandaag altijd heel moeilijk is. Minister, hoe staat u daartegenover?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik dank mevrouw Talpe voor de vraag en voor de opvolging van de hoorzitting die we hebben gehad. Alle parlementsleden die daar toen waren, waren heel enthousiast over die hoorzitting. Minister, ik ben dan ook blij om te horen dat er op dit ogenblik een gelijkaardig onderzoek gebeurt. Daar zullen we de meerwaarde van sociale economie op het Vlaamse niveau kunnen bekijken. We kijken zeker uit naar de resultaten van dat onderzoek.
Minister, ik ben het niet helemaal eens met uw antwoord op de vierde vraag. U zegt dat er voor een overeenkomst tussen de Vlaamse en federale overheid een zevende staatshervorming nodig is. Maar kan het niet op een andere manier worden georganiseerd? We weten allemaal dat een zevende staatshervorming zeer moeilijk haalbaar is. Daarmee schuiven we het verder voor ons uit. Minister, zou activering van de werkloosheidsvergoeding geen piste kunnen zijn? De werkloosheidsvergoeding wordt nu op federaal niveau uitbetaald. Is het een mogelijke piste, als iemand werkloos is en dus een federale werkloosheidsvergoeding uitbetaald krijgt, dat die middelen gebruikt worden als hij in een sociale economie wordt tewerkgesteld? Dat is ooit een systeem geweest. Dat heette toen ‘activering van de werkloosheidsvergoeding’. Misschien moeten wij dat denkspoor opnieuw onderzoeken. Dan hebben wij deze zevende staatshervorming om dit opgelost te krijgen niet nodig. Als we er allemaal van overtuigd zijn dat dit moet worden opgelost, lijkt mij dit op een gemakkelijkere manier te kunnen dan met een zevende staatshervorming.
In de West-Vlaamse studie, maar ook in de cijfers die we hebben gekregen van het Samenwerkingsverband Sociale Tewerkstelling (SST), zien we dat maatwerkbedrijven vandaag al een enorme economische impact hebben. 57 procent van de middelen die de sociale-economiebedrijven vandaag genereren zijn eigen middelen. 43 procent zijn bijgevolg subsidies. Ze hebben dus vandaag al een enorme economische impact, naast het feit dat bepaalde maatwerkbedrijven taken doen in gewone bedrijven in het normale economische circuit.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Ik was ook zeer tevreden met de vraag van mevrouw Talpe, zeker met haar vierde vraag. Ik zag daarin een pleidooi voor een zevende staatshervorming. Mevrouw Talpe, u vindt daarvoor in de N-VA zeker een bondgenoot.
Een pact waarbij de uitgespaarde werkloosheidsuitkering door de federale overheid ter beschikking wordt gesteld aan de Vlaamse overheid om jobs te creëren, kan inderdaad een zeer grote hefboom zijn om een onbeperkt groeipad te creëren voor de sociale economie en om de wachtlijsten weg te werken. We moeten dat inderdaad op tafel gooien. We moeten daar absoluut voor gaan. Ik zou niet weten waarom een zevende staatshervorming misschien niet mogelijk zou kunnen zijn. U hebt in ons zeker een bondgenoot. We zitten op het goede pad.
Mevrouw Talpe, ik zou graag uw laatste vraag over enclaves aanvullen. Ik ben een zeer grote voorstander van enclavewerking. Ik heb er zelf ook jarenlang mee gewerkt. Het is een belangrijk instrument om de kloof tussen de sociale en reguliere economie kleiner te maken. Maar ik ga niet akkoord met de idee dat enclavewerking doorstroming betekent. Het is een soort van interne doorstroming. Voor mij is enclave inclusie. Dat verkleint nu net de kloof tussen reguliere en sociale economie. We moeten daar verder op blijven inzetten, om die kloof kleiner te maken.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Vermeulen, dat was ook mijn antwoord op de vraag van mevrouw Talpe. Ik kan er eigenlijk weinig aan toevoegen.
Wat nu die activeringskosten en die activeringsbaten betreft: ik heb hier, voor alle duidelijkheid, niet gepleit voor een zevende staatshervorming. Ik heb wel gezegd dat het niet logisch is – en mevrouw Talpe is mij daarin, net zoals mevrouw Claes, bijgetreden – dat wij de activering zouden dragen terwijl de activeringsbaten federaal zijn. Ik wil best met de federale overheid praten en een pact afsluiten opdat de middelen die worden uitgespaard in de sociale zekerheid, bijvoorbeeld doordat ze geen uitkering meer moeten geven, naar ons komen, maar ik ga niet akkoord met het denkspoor dat de federale overheid werknemers in de sociale economie gaat betalen. Dat blijft een exclusief gewestelijke bevoegdheid. Als het op de manier kan zoals ik het eerst heb geschetst, heel graag, maar niet de omgekeerde wereld.
Mevrouw Talpe heeft het woord
Mevrouw Vermeulen, de verwijzing naar het pact tussen het Vlaamse en het federale niveau was inderdaad een binnenkopper. U hebt die kans met veel enthousiasme binnengekopt.
U houdt terecht aan dat enclave inclusie is. Ik had niet de bedoeling om ervoor te pleiten dat als een zuivere doorstroming te zien. Maar ze hebben natuurlijk wel een punt dat het een heel waardevol instrument is. Men zou het misschien op een andere manier moeten kunnen valideren.
Nu, algemeen gezien, denk ik dat we alleen maar enthousiast kunnen reageren als sociale-economiebedrijven ook willen groeien, verbeteren, sterker worden en verantwoordelijkheid dragen. Uiteraard zijn er kanttekeningen en nuances, die zijn hier ook al aangehaald. Onze vraag is om met een open geest de toekomst van de sociale economie te benaderen, zodat we daar inderdaad het debat over kunnen voeren. Een aantal van hun suggesties zijn zeker waardevol en moeten we durven op tafel te leggen en bekijken. Ze zijn zeker een onderzoek waard. Ik ben heel tevreden om te kunnen eindigen met de studies en de onderzoeken die zullen worden gevoerd in het voorjaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.