Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, op 30 maart 2017 heb ik u een vraag om uitleg gesteld over het kader en de toekomst van het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer en andere dementieziekten. De aanleiding was toen de stopzetting van het onderzoek naar een geneesmiddel tegen de ziekte van Alzheimer door het farmaceutisch bedrijf Merck.
Ondertussen heeft Pfizer, uiteraard ook een gigantisch farmaceutisch bedrijf dat veel middelen zou kunnen genereren, die beslissing bijgetreden. Dat is de aanleiding van deze nieuwe vraag om uitleg. Pfizer voegt zich bij het rijtje van bedrijven die op korte termijn geen brood zien in onderzoek naar een geneesmiddel tegen de ziekte van Alzheimer of andere dementieziekten, zoals de ziekte van Parkinson. In de communicatie stelt het bedrijf dat de prioriteiten elders liggen.
Indien we dat vanuit een macroperspectief bekijken, maakt dit voor de cijfers weinig verschil. Het spreekt echter dat dit een belangrijk gegeven is voor de mensen die hierbij betrokken zijn of die hier in de toekomst mogelijk bij zullen worden betrokken. Voor hen maakt dat een wereld van verschil. De nuchtere vaststelling is dat het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer de afgelopen twintig jaar telkens perspectieven heeft geboden, maar evenveel keren is komen vast te zitten.
In de al dan niet gespecialiseerde pers vinden we hier verklaringen voor. Alle tot nu toe vastgelopen onderzoekstrajecten waren gericht op de afbraak van giftige eiwitophopingen in het brein. De vaststelling is dat het lukt die giftige eiwitten af te breken, maar dat het afremmen van de ziekte vooralsnog niet lukt.
Het spreekt voor zich dat dit een zeer complex vraagstuk is. Telkens een onderzoekspiste vastloopt, zien we de weg naar een bevredigende oplossing langer worden. Voor de grote spelers in de farmaceutische sector is die weg klaarblijkelijk te lang. Zij kijken in de eerste plaats uit naar de productie van een medicijn. Dat is voor hen belangrijker dan een belangrijke rol te willen spelen in de vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar de patiënt. Dit heeft uiteraard een invloed op heel de sector.
Wat Vlaanderen betreft, is uit mijn eerdere schriftelijke vraag al gebleken dat we langs verschillende wegen in dementieonderzoek investeren. Er gaat 2 miljoen euro naar het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer en 11 miljoen euro naar dementieziekten in bredere zin.
In uw antwoord op mijn vraag om uitleg van 30 maart 2017 hebt u naar het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) verwezen. U hebt verklaard dat het budget in de nieuwe beheersovereenkomst met 14,7 miljoen euro is verhoogd. Dit zou uiteraard de scope moeten verbreden of bijkomende mogelijkheden moeten creëren. Ik kon en kan dit enkel toejuichen. Het spreekt echter voor zich dat ik toen ook al de bedenking heb gemaakt dat een loutere verhoging van de beschikbare middelen niet noodzakelijk resulteert in de ondersteuning die nodig is om kwalitatief onderzoek mogelijk te maken. Tussen de toekenning van de middelen en het onderzoek zit immers een beoordeling door een onafhankelijk comité.
Minister, u hebt in uw antwoord toen ook verwezen naar Europese initiatieven, zoals het Joint Programming Initiative on Neurodegenerative Diseases Research, in de volksmond JPND genoemd. De deelnemende landen brengen hun onderzoeksprogramma’s samen om een gezamenlijke strategische onderzoeksagenda voor dementieziekten uit te voeren. Internationale wetenschappers hebben de agenda van dit initiatief opgesteld. U hebt reeds verklaard dat uw administratie probeert de Vlaamse deelname te vergroten.
Hoe reageert u op de beslissing van Pfizer, met in het achterhoofd het feit dat vorig jaar een strategische steun van 2 miljoen euro aan Pfizer is toegekend?
Mijn volgende vraag is een vraag om verduidelijking van de werkzaamheden van het VIB. In maart 2017 vormde dit een belangrijke hap van uw antwoord over de ondersteuning van het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer en andere dementieziekten.
U hebt verklaard dat uw administratie probeert in Vlaanderen maximaal in te zetten op internationale projecten. Kunt u toelichten op welke wijze dit nu reeds gebeurt en in welke mate de resultaten daarvan nu al zichtbaar zijn?
Mijn laatste vraag gaat iets breder. Zult u met betrekking tot het onderzoek naar ziektes als de ziekte van Alzheimer of de ziekte van Parkinson een tandje bij steken om het mogelijk te maken, zoals de industrie vraagt, in een volgende fase opnieuw een denkspoor naar een medicijn te openen? Die vraag spreekt voor zich.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, Pfizer heeft in Vlaanderen geen onderzoek gevoerd naar de ziekte van Alzheimer en heeft daar dus ook geen steun voor ontvangen. De strategische transformatiesteun die is toegekend, is steun voor de bouw van een nieuw innovatief productiecentrum. De beslissing van Pfizer om te stoppen met het eigen interne onderzoek naar de ziekte van Alzheimer, waar ik straks op terugkom, staat niet in verband met die investering en heeft hier geen impact op.
Zoals u aangeeft in uw tweede vraag, is VIB het Vlaamse onderzoekscentrum dat zich bezighoudt met onderzoek in dit domein. De steun aan VIB werd bij de vernieuwing van het convenant met 34 procent verhoogd tot 59 miljoen euro per jaar, waardoor de onderzoeksgroepen van VIB dus over meer onderzoeksmiddelen beschikken. VIB hanteert een verdeelsleutel waarmee die middelen jaarlijks verdeeld worden over acht onderzoekscentra. Het totale budget dat VIB jaarlijks verdeelt voor strategisch basisonderzoek in deze acht onderzoekscentra, bedraagt 36 miljoen euro. Het centrum Neurobiologie ontvangt jaarlijks iets meer dan 6,7 miljoen euro. Dit centrum is hiermee het tweede meest gesubsidieerde onderzoekscentrum van VIB, na het Centrum voor Planten Systeembiologie. Verder ontvangt het centrum Integratieve Neurowetenschappen jaarlijks bijna 2,7 miljoen euro. Beide centra hebben een focus op hersenonderzoek, waarbij sommige onderzoeksgroepen zich richten op het beter begrijpen van dementieziekten en het zoeken naar geneesmiddelen voor deze ziekten, terwijl andere onderzoeksgroepen een beter begrip nastreven van de werking en de ontwikkeling van de hersenen en het zenuwstelstel. Dit onderzoek is echter ook van belang in de strijd tegen dementieziekten en andere ouderdomgerelateerde neurodegeneratieve ziekten. De onderzoeksgroepen werken ook samen met Neuroelectronics Research Flanders (NERF), dat jaarlijks 880.000 euro subsidie van de Vlaamse overheid ontvangt.
Op international vlak is vooral het Europese Joint Programme Neurodegenerative Disease Research (JPND) van belang. JPND heeft naast de onderzoeksprojecten een portaalsite opgezet met een overzicht van de verschillende studies die al uitgevoerd werden naar de verschillende dementieziekten. Daarnaast werd ook een databank gebouwd van alle bestaande experimentele modellen rond parkinson. De website bevat ook interessante cijfers die illustreren hoe groot de uitdaging van dementieziekten is. De VIB-onderzoeksgroepen kennen hun weg in het internationale onderzoeksgebeuren. VIB zelf probeert ook de beste internationale onderzoekers naar Vlaanderen te halen, en is daar bovendien succesvol in.
En zo kom ik aan uw vierde vraag, met betrekking tot de inzet van extra middelen. Vooreerst wil ik hierbij even terugkomen op de beslissing van Pfizer. In contacten van mijn kabinet met Pfizer Belgie werd bevestigd dat Pfizer zijn eigen onderzoek naar alzheimer stopt omdat de interne onderzoekspistes – de ‘eiwithypothese’ – waarop ze al jaren werkten, niet tot resultaat zouden leiden en er meer fundamenteel onderzoek nodig is om de achterliggende mechanismen van de ziekte te begrijpen. Eigenlijk heeft men daarom de eiwithypothese gestopt.
Voor het meer fundamenteel onderzoek, waarvan ze nu vinden dat het nodig is, sluit Pfizer partnerschappen af met academische instellingen en biotechbedrijven die reeds belovend neurowetenschappelijk onderzoek verrichten. Pfizer bevestigt mij ook dat het geen besparingsoperatie is. De beslissing van Pfizer hoeft dus niet noodzakelijk nadelig te zijn voor de voortgang van het onderzoek. Wat er onderzocht wordt, verandert. Men gaat van de eiwithypothese over naar meer fundamenteel onderzoek dat men nodig acht te doen.
Wat betreft Vlaanderen, gaf ik eerder aan dat er vandaag al veel middelen worden ingezet voor onderzoek naar alzheimer en parkinson. Uit de cijfers die ik heb aangehaald, blijkt dat in VIB-context drie van de acht onderzoekscentra aan dit soort onderzoek werken. Het gaat in totaal om bijna 130 onderzoekers. Los daarvan werd in de voorbije jaren ook via het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO) jaarlijks gemiddeld ongeveer 2 miljoen euro aan dergelijk onderzoek gespendeerd. Vlaanderen investeert dus aanzienlijk in dit belangrijk onderzoek en ook Pfizer blijft dus investeren in het onderzoek naar alzheimer, zij het in een andere piste dan in het verleden.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ga dit, zoals gebruikelijk, zeker eens moeten nalezen, want u geeft bijzonder veel informatie, waarvoor dank.
Ik denk dat we ons misschien onvoldoende bewust zijn van de omvang van de alzheimerepidemie die we meemaken. Ik weet niet waaraan het ligt, maar er zijn ziektes die terecht heel prominent in de media aanwezig zijn en waar, gelukkig zou ik zeggen, wordt geappelleerd aan een gemeenschapsgevoel om mee middelen te investeren. Dat vergroot ook het draagvlak voor publieke ondersteuning van dat onderzoek. Ik verwijs naar kanker en de zeer geslaagde acties rond 'Kom op tegen Kanker ', maar evengoed naar andere aandoeningen.
Bij alzheimer zien we dat minder. Dat neemt niet weg dat er wordt verwacht door experten dat we tegen 2050 een verdubbeling zullen hebben van het aantal mensen dat lijdt aan dementerende aandoening. Dat is een spijtige keerzijde van het feit dat we met z'n allen langer leven. Het zou dus maar evident moeten zijn dat iedereen, bedrijfsleven en overheid, effectief inzet op die aandoening. In die zin heb ik in de media pleidooien gehoord van wetenschappers, van patiëntenorganisaties om, naar analogie met andere ziektes en aandoeningen, sensibiliserend, fondsenwervend en visualiserend als ik het zo mag noemen, op te treden. Ik mis dit een beetje in uw antwoord.
U bent als minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek, ook bevoegd voor de wetenschapscommunicatie. Misschien is het een nuttige suggestie om eens na te denken in hoeverre er rond alzheimer, het onderzoek ernaar en de toekomstperspectieven, een en ander op touw kan worden gezet. Ik wil u die suggestie voor de voeten werpen, want ik denk dat Vlaanderen – dat is ook uit uw antwoord duidelijk geworden – voor onderzoek naar alzheimer als verschijnsel een toppositie inneemt. Wij hebben topwetenschappers. Er worden ook significant veel middelen – dat blijkt ook het antwoord – vanuit het beleid ingezet, wat alleen maar toe te juichen is. Een vergrote visibiliteit zou misschien het draagvlak in de samenleving en in het bedrijfsleven voor onderzoek kunnen vergroten. Het succes van acties als 'Kom op tegen Kanker' zou zeker gidsend kunnen werken.
Ik heb een bijkomende vraag naar de cijfers. Ik denk dat u hebt aangegeven dat in Vlaanderen geen onderzoek rechtstreeks getroffen is door deze maatregel van Pfizer, en dat we puur cijfermatig geen negatieve resultaten zullen moeten inschrijven. Ik bleef een beetje in het ongewisse over de mate waarin de 14,7 miljoen euro, die is bedongen bij de nieuwe beheersovereenkomst van VIB, ook wordt geventileerd naar alzheimer. U hebt gezegd dat er in totaal 36 miljoen euro wordt besteed aan strategisch basisonderzoek. Daarvan neemt neurobiologie, waaronder alzheimer valt, een heel belangrijke plaats in, de tweede in de ranking na de historische poot van het onderzoek naar planten, met 6,7 miljoen euro. Is dat het cijfer voor of na de toekenning van die extra 14,7 miljoen euro? Ik had graag geweten hoe de verhouding is van de bijkomende middelen die worden toegekend.
Uw reactie op de maatregel van Pfizer is dat het eigenlijk een stukje terugschakelen is van toegepast onderzoek, gericht onderzoek, naar meer fundamenteel basisonderzoek.
Dat is een belangrijke nuance. Ik moest me aansluiten bij de morele verontwaardiging die ik in de samenleving kon waarnemen. Er was het moment dat het toegepast onderzoek vastliep. Eigenlijk hoeft dat niet dramatisch te zijn want een afgesloten onderzoekspiste is ook een resultaat en betekent dat men moet oriënteren. Men heeft uiteraard liever positieve resultaten. Wetenschappelijk gezien echter is ook dat waardevol, maar om evidente redenen economisch niet. De multinational heeft dan gezegd het toegepast onderzoek af te sluiten en terug te schakelen naar strategisch basisonderzoek waarbij de overheid financiert. Op het moment dat men in productie kan gaan, dat er verkoop is en er winsten worden gemaakt, dan zijn diezelfde multinationale ondernemingen veel minder happig om de overheid te financieren die het onderzoek mee mogelijk heeft gemaakt. Dat heeft nogal wat morele verontwaardiging in de samenleving gegenereerd. Als u nu bevestigt dat Pfizer uit eigen middelen blijft investeren in strategisch basisonderzoek, dan is dat een belangrijke nuance.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
De beslissing van Pfizer was natuurlijk geen positief nieuws, maar we mogen ook niet doemdenken. Fundamenteel onderzoek leidt soms tot een doorbraak en soms ook niet. Mislukkingen kunnen ook bijdragen tot een doorbraak. Ook weten wat niet werkt, kan leiden tot een volgende stap in een onderzoek. Voor families en mensen die worden geconfronteerd met die ziekte, is dit wel een slag in het water.
We moeten dan ook kijken wat de rol van Vlaanderen kan zijn en we moeten terugkeren naar fundamenteel onderzoek. U hebt al verwezen naar het FWO. Ik dacht dat er in 2017 30 miljoen euro extra is geïnvesteerd in fundamenteel onderzoek, wat niet weinig is. Er is de samenwerking tussen enerzijds de Vlaamse onderzoeksinstellingen en universiteiten en anderzijds de farmaceutische bedrijven die actief zijn op vlak van onderzoek in verband met hersenziektes. Ik maak nog een kanttekening. Verschillende wetenschappers geven toe dat er met betrekking tot het onderzoek naar hersenen nog onvoldoende gekend is. Er is dus nog een hele weg te gaan. Minister, kan de samenwerking nog verbeterd worden zodat we nog grotere stappen vooruit kunnen zetten? Hoe ziet u dit?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Vanwesenbeeck, ik vind het niet juist om te zeggen dat dit geen positief nieuws is. Er is ten eerste de nuancering dat Pfizer geld blijft steken in onderzoek. Men moet nu een piste afsluiten, daar hebt u wel gelijk in. Als men onderzoek doet, dan kan men met de hypotheses al eens fout zitten, maar dan is dat ook een resultaat. Het is misschien spijtig omdat men gehoopt had op een doorbraak, maar ik zou niet meteen zeggen dat het geen positief nieuws is. Eng bekeken, is dat waar, maar in een breder perspectief heeft dit ook zijn verdiensten.
We hebben zelf contact gezocht met Pfizer. Het grote en belangrijke punt is dat zij in het wetenschappelijk onderzoek naar dementieziekten blijven investeren. Ze hebben nu enkel een piste afgesloten.
Wat betreft de samenwerking weet u dat ik daar grote fan van ben. Mijn slogan is ‘door samenspel scoren en winnen’. We zetten dus uiteraard in op samenwerking, met het VIB, imec enzovoort. Kan dat beter? Ja, dat kan altijd beter, maar we scoren op dat vlak al goed en zetten er goed op in. Wat betreft de samenwerking tussen bedrijven en onderzoeksinstellingen zitten we Europees gezien zeker niet bij de slechtsten en zelfs bij de beteren.
Mijnheer Van Malderen, het klopt dat we bij het VIB en imec moeten kijken wat de grote uitdagingen zijn en hoe we de centen inzetten. In de nieuwe beheersovereenkomsten van imec en het VIB is het onderzoek naar dementieziektes een van de grote uitdagingen en we hebben daar ook extra centen voor gegeven. U vraagt hoeveel van die 14,7 miljoen extra daarnaartoe is gegaan. Ik zal dat navragen, maar ik denk dat dat moeilijk is. Een van de zaken van fundamenteel onderzoek is net dat er dingen onderzocht worden die een effect kunnen hebben op meerdere domeinen. Het is dus niet altijd specifiek gericht en gaat soms wat breder. Het kan meer fundamenteel onderzoek zijn waarvan men op voorhand niet weet wat de uitkomst is. Ik zal het navragen. Als we het hebben, zal ik het aan het commissiesecretariaat laten bezorgen.
U deed een suggestie omtrent wetenschapscommunicatie en ik deel die. Bij elke nieuwe beheersovereenkomst van de SOC’s is uitdrukkelijk opgenomen dat er meer aandacht moet gaan naar wetenschapscommunicatie omdat ik dat fundamenteel vind. We geven enorm veel geld aan wetenschappelijk onderzoek en innovatie. De maatschappij heeft dan ook recht om te weten wat er met die centen gebeurt.
Ja, het kan dan zijn dat wetenschappelijk onderzoek niet leidt tot wat we hadden verwacht, maar ook dat is noodzakelijk. Je kunt nooit slagen zonder mislukkingen. In dit domein is dit vanzelfsprekend. Ik neem uw voorstel zeker ter harte. Meer nog, het is eigenlijk al in de beheersovereenkomsten opgenomen. We zullen ook bij alle dementieziektes aan een breder publiek beter kenbaar maken op welke manier we wat doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.