Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, de aanleiding van deze vraag om uitleg zijn krantenartikelen van 20 januari 2018 waarin u aangeeft dat iedereen binnenkort kan investeren in zonnepanelen van een bedrijf, een coöperatie, een stad of gemeente en dat men deze investering verzekerd kan zien op de energiecomponent van de eigen energiefactuur. De distributienetbeheerders zullen een oproep doen naar de energieleveranciers om mee te stappen in een proefproject. De distributienetbeheerders beheren de data en vormen zo de schakel tussen het zonneproject en de leverancier.
Ik lees dit graag omdat het gebaseerd is op mijn conceptnota van twee jaar geleden omtrent het zonnedelen of het delen van energie.
Ik heb uw presentatie in de commissie toen nog meegemaakt.
Dat klopt. Dat was in mei of juni 2016.
Dit kan een zeer goed initiatief zijn. Toen ik mijn presentatie gaf, hebt u de opmerking gemaakt dat het schema te ingewikkeld was en dat het eenvoudiger moest worden voorgesteld. Ik heb toen geantwoord dat dit misschien wel kon zijn, maar dat het technisch wel op die manier in elkaar zou zitten. Dat is misschien een van de redenen waarom het wat langer duurt. Je kunt niet zomaar losweg het zonnedelen op een eenvoudige manier toepassen. Ik ben echter blij dat er nu een initiatief wordt genomen.
Ik heb ook van mijn kant niet stilgezeten. Ik voel via bevragingen dat mensen daarin geïnteresseerd zijn, niet alleen omdat het iets opbrengt maar ook omdat het een trigger is om betrokken te worden bij het energieverhaal.
Twee jaar geleden tijdens de presentatie bestond nog de grote bezorgdheid of er zware decretale veranderingen zouden moeten gebeuren. Uit mijn gesprekken blijkt van niet.
We hebben ondertussen ook de nota gekregen die u aan de commissiesecretaris doorgestuurd hebt, die een aantal zaken naast elkaar zet. Ik veronderstel dat die is opgemaakt door het Vlaams Energieagentschap (VEA). Er was ook een dossier bij van 3E. Daar stonden een aantal zaken in die voor mij niet helemaal duidelijk zijn. We kunnen het er straks eventueel nog over hebben wat de waarde van die nota is, maar voor mij is het nu belangrijk, op basis van wat u een paar weken terug gecommuniceerd hebt, hoe u dat zonnedelen nu concreet wilt aanpakken in Vlaanderen. Is er een timing afgesproken met de distributienetbeheerders (DNB’s)? Is het rendement al voldoende berekend? Of laat u dat over aan de markt? Dan moeten we eerst kijken wie de data zal beheren en hoe het proefproject zal lopen. En dan is het de markt die het rendement moet gaan bepalen. Wanneer zouden die proefprojecten starten, medegeorganiseerd door de DNB’s? Hoe zullen ze geëvalueerd worden? Hoeveel tijd zullen ze krijgen om een proefproject te laten doorlopen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Ere wie ere toekomt, mijnheer Gryffroy: u bent inderdaad degene die een conceptnota heeft geproduceerd en die die ook hier in de commissie heeft voorgesteld. U toont daarmee ook aan dat u het belang van deze beweging juist inschat. Ik zit honderd procent op dezelfde golflengte als u. Mensen moeten inderdaad betrokken worden, en niet alleen voor het geld, al speelt dat uiteraard ook een rol. Als we kunnen aantonen dat hernieuwbare energie niet alleen kost, maar ook opbrengt en een rendement heeft, en dat een investering ook een rendement heeft, waarbij de burgers dan zelf de begunstigde zijn, denk ik dat we een ongelooflijke trigger hebben, die vroeger op het vlak van hernieuwbare energie onvoldoende leefde bij de bevolking. Tot voor kort was de idee dat hernieuwbare energie alleen maar kostte, dat het de factuur verzwaarde en dat het een negatief verhaal was. Dat turnen wij nu om met een positief verhaal. Ik denk dat dat belangrijk is.
Bij mijn weten bent u vandaag actief als bestuurder, samen met collega Schiltz, in de raad van bestuur van een distributienetbeheerder. Het is trouwens ook de voorzitter van de raad van bestuur van die distributienetbeheerder die daar het eerst over gecommuniceerd heeft. Ik had daar nog mee willen wachten tot er wat meer duidelijkheid was over de implementatie, maar ik heb vastgesteld dat de heer Dries op een bepaald moment zelf de communicatie heeft gedaan, op een receptie in Genk.
Met de betrokken leveranciers zal in de eerste stap telkens één pilootproject worden opgestart, waarbij de betrokken partijen bij dezelfde leverancier afnemen. In een volgende stap zal worden getest hoe leverancierswissels kunnen worden geïntegreerd.
Er zijn nog niet veel definitieve modaliteiten bekend. Het is vooral het concept dat heel duidelijk is, dat zonnedelers een deel van de productiecapaciteit van een zonneproject kunnen kopen. Dat is het allerbelangrijkste. Ik voel trouwens ook aan, zowel in reacties op sociale media als in mails die binnenkomen en bij reacties op straat, dat mensen daar wel degelijk in geïnteresseerd zijn. Dat is iets wat ik, net als u, altijd ingeschat heb. Mensen die in appartementen of in bosrijke gebieden wonen, maar ook mensen die op een bepaalde leeftijd zijn, en die het niet meer zien zitten om bij hun eigen woning die investering te doen, zijn wel bereid om een investering te doen in een project ergens anders.
De winst die wordt gemaakt in het project, zal dan op de factuur worden gebracht. Daarom wordt nu ook een pilootproject gestart, om dat beter te kunnen inschatten. Ik zal me nog niet uitspreken over verwachte resultaten en rendementen. Ik spreek me vandaag wel uit over het rendement van zonnepaneelinstallaties die vandaag geplaatst worden bij een particulier. Dat draait op dit moment rond de 6 procent. Ik zie de terugverdientijd ook zakken. Ik zie de communicatie van sommige leveranciers al spreken over minder dan negen jaar. Ik weet niet of dat allemaal onderbouwd is, maar hoe dan ook zakt het zeker. Het rendement van zonnepanelen stijgt en de kostprijs van zonnepanelen daalt.
Het zou ook een zeer goed instrument zijn om de gemeenschappelijke delen van appartementen, die vandaag ook een kost geven en waarvoor een bijdrage moet worden betaald, al voor een stuk te compenseren. Ik denk dat heel wat bewoners van appartementen blij zullen zijn dat daar wat meer duidelijkheid over zal bestaan en dat daar pilootprojecten rond worden opgestart. Ik denk dat wij verder hard moeten werken om zo snel mogelijk nog duidelijker te zijn en meer bekendheid te creëren en de pilootprojecten te evalueren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Op 19 december was er een debat, georganiseerd door de Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven (FEBEG), over peer-to-peer, dus het delen van energie. Men haalde ook de Nederlandse ervaringen erbij. Er werd wat van gedachten gewisseld. Ik heb toen ook een boodschap gelanceerd aan de leveranciers, die natuurlijk massaal aanwezig waren in de zaal om te horen wat ze voor zichzelf konden opsteken. Mijn boodschap was vrij duidelijk. De conceptnota bestaat twee jaar. U hebt het opgenomen in uw Zonneplan en in Stroomversnelling. Soms klagen bedrijven dat ze te weinig contact hebben met de politiek, of omgekeerd, maar ik heb toen duidelijk de boodschap gegeven dat er een conceptnota is, die is opgenomen in het Zonneplan. Dan zou ik ook verwachten dat bedrijven en leveranciers eens beginnen te zoeken en te rekenen welk rendement zij halen en wat er al dan niet te kort is in de wetgeving. Ik reik hun bij manier van spreken de hand, en vraag hun wat nu nog nodig is om die projecten effectief op te starten. Moet er decretaal iets veranderd worden? Of is het rendement überhaupt slecht enzovoort?
Dan moet ik eigenlijk vaststellen dat die bedrijven – ik heb er verschillende gesproken – zeggen dat ze ermee bezig zijn, dat ze geen tijd hebben, enzovoort. Dat is eigenlijk de bal altijd maar vooruitschuiven tot wij als politici een zeer klaar kader gaan maken. Dan gaan ze klagen dat het kader niet perfect past. We hebben de aanzet gegeven. Ik zou dan verwachten dat een aantal spelers daarop inspelen om dan terug te koppelen en te zeggen welke tekst absoluut niet kan, of welke wel kan maar moet worden aangepast. Maar er was uiteindelijk heel weinig reactie op. Dat was duidelijk te zien, op het peer-to-peerdebat van FEBEG.
In verband met de gemeenschappelijke delen, zou ik willen vragen dat u als minister uw …
Autoriteit.
Inderdaad, dat hebt u. Dat u dus uw autoriteit gebruikt om meer gewicht in de schaal te leggen.
In verband met de gemeenschappelijke delen van meergezinswoningen is mijn vraag aan u of we niet in een speciale regeling kunnen voorzien voor meergezinswoningen, en ze te beschouwen als een energie-entiteit. De kabel passeert langs het appartementsgebouw. Wat binnen dat gebouw gebeurt, daar ligt die kabel niet wakker van. De zonnepanelen blijven in het appartementsgebouw. Waarom moet er voor de E-peilberekening voor ieder appartement een apart paneeltje en een aparte omvormer zijn, in plaats van te werken met digitale meters, en één omvormer? De investering is dan een stuk goedkoper. Het kan perfect worden berekend en de distributienetbeheerder heeft daar geen last van. Als men daar echter vragen over stelt aan het VEA, is het antwoord altijd dat de regels dat niet toelaten.
Een derde vraag. We hebben de nota gekregen over het salderen op afstand van elektriciteit uit zonne-energie. Ik denk dat ze opgemaakt was door het VEA, en er was ook een nota van 3E, die via het kabinet bij de secretaris naar de leden van de commissie is verstuurd. Misschien zou het wel handig zijn om een hoorzitting te houden met de auteurs van die nota’s, om nog een aantal vragen die ik heb, te kunnen uitklaren.
We moeten inderdaad de duidelijke boodschap geven aan de leveranciers dat zij verantwoordelijkheid hebben. Ik treed u daarin helemaal bij, mijnheer Gryffroy. Er zal binnenkort een infosessie zijn. Ik ben er ook van overtuigd, net zoals u, dat als één leverancier springt, de rest mee zal springen, want dan zitten ze in een concurrentiele omgeving. Ik beloof u dat ik mijn … autoriteit, maar zeker mijn gewicht, zal gebruiken om de leveranciers aan te sporen om dat effectief ook te doen. Ik doe het al, vanaf deze tribune dan.
Ik weet, wat de gemeenschappelijke delen betreft, dat we misschien toch wel eens moeten bekijken om die grotere projecten wat sneller te doen gaan, zeker als het gaat over gemeenschappelijke delen. Zoals u weet, heeft de stad waar ik zelf woon, nogal veel appartementsgebouwen. Het is een stad met een kleine oppervlakte, er zijn weinig mogelijkheden om hernieuwbare-energieprojecten anders te gaan doen dan ook de appartementsgebouwen te gebruiken. Het zou alleszins, bijvoorbeeld voor de stad Oostende, al een ongelooflijke opportuniteit zijn als we daarvoor oplossingen zouden vinden, maar net zozeer zou dat het geval zijn voor Gent, voor Antwerpen en voor alle grote steden waar heel veel gemeenschappelijke woningen zijn. Misschien is het dus wel een goed idee van u, mijnheer Gryffroy, om op dat vlak eens te bekijken om een aantal drempels weg te werken en op die manier doorbraken te forceren, want als we daar doorbraken kunnen forceren – u kunt dat ook zien op de zonnekaart – dan zullen die doelstellingen wel worden gehaald. Dat staat buiten kijf. We hebben voldoende daken om onze doelstellingen te halen. Het enige wat we dan nog moeten hebben, is meer zon in de wereld, maar daar kunnen we ook voor een stuk symbolisch voor zorgen.
Over de studie en de hoorzittingen zal ik me niet uitspreken. Ik ben minister, dat is niet mijn verantwoordelijkheid. Het is het parlement zelf en deze commissie die moet beslissen of ze al dan niet hoorzittingen houdt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.