Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister, hier zijn vandaag vijf commissieleden uit West-Vlaanderen aanwezig – het is een West-Vlaamse commissie. Het moet ook niet altijd over Antwerpen, Vlaams-Brabant of de andere steden gaan. Mijn vraag om uitleg gaat over iets specifieks. Ik hoop dat u in uw vrije tijd ook eens naar de kust komt, inzonderheid het mooie Zwin. Daar is er vanuit het veld een bezorgdheid naar boven gekomen, minister.
U weet dat ik zeer bezorgd ben over onroerend erfgoed, maar het gaat meer over het mooie Brugge. In casu heb ik vanuit de sector de vraag gekregen waarom er niet meer wordt gedaan naar aanleiding van de ontsluiting van de archeologie van het Zwin. Minister, ik had uw mening daarover graag vernomen.
In uw beleidsbrief van 2018 stelde u dat u lokale actoren samen wenste te brengen over de specifieke troeven en uitdagingen waarmee het toeristisch potentieel van onze Vlaamse kust kan worden versterkt. Dat lijkt mij zeer belangrijk. Het is in een synergie met wat men doet in de kuststeden. Want als mensen er langer verblijven en eens een dagje niet alleen naar Gent, maar bijvoorbeeld ook naar de kust of het Zwin trekken, dan kan dat zeker een troef zijn, zeker als dit in samenspraak met de polderdorpen of met mooie kleine dorpen als Lissewege, Damme, Oostkerke enzovoort gebeurt. Dan kan dat ook behoren tot de beleving en de groei van onze stad.
Het natuurgebied, de Zwinvlakte, werd nog niet zo lang geleden door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) van de Vlaamse overheid aangekocht. Het nieuwe Zwin Natuur Park werd vervolgens officieel geopend op 10 juni 2016 – ik denk nog door minister Crevits – , maar focust zich momenteel uitsluitend op natuurbeleving. Minister, er zijn mogelijkheden om dit open te trekken. Een integrale benadering kan alleen maar voor meerwaarde zorgen. Mocht u eens in de buurt zijn, kunnen we er misschien samen naartoe gaan om te zien hoe wij dat nog meer tot een toeristische beleving kunnen maken.
Minister, ziet u het archeologisch Zwinproject als een mogelijke hefboom en als extra promotie voor het Zwin en bij uitbreiding de kuststreek?
Is er een mogelijkheid dat het nieuwe natuurpark van het Zwin een multifunctionele benadering zou krijgen? Wenst u het overleg hiervoor te faciliteren met de provincie West-Vlaanderen en het Agentschap voor Natuur en Bos?
Zowel het Agentschap Onroerend Erfgoed als Toerisme Vlaanderen streeft naar een strategische afstemming met het oog op het stimuleren van een kwaliteitsvolle toeristische ontwikkeling van onroerend erfgoed. In die zin zie ik natuurlijk een mooie link met onze stad. Op welke manier brengen zij dan quick wins, zoals het geval is met het project van de voorhavens van het Zwin waar het archeologisch materiaal voorhanden is, in kaart voor u en voor uw collega-minister bevoegd voor Onroerend Erfgoed?
Ook de burgemeester probeert de haven een beetje dichter naar Brugge te brengen en de Brugse bevolking daarbij te betrekken, met allerhande projecten inzake kunst, maar ook soms controversieel, bijvoorbeeld al dan niet stadsvaart. Maar het Zwin heeft voor Brugge toch ook een belangrijke historische rol gespeeld. In Brugge spreekt men wel eens van de verzanding van het Zwin en het daaruit voortvloeiende Bruges-la-morte. Laten we dat vooral omkeren en het Zwin, de archeologie en de geschiedenis daar als een meerwaarde op toeristisch vlak benaderen.
Minister Weyts heeft het woord. U hebt onbeperkte spreektijd, minister.
Dank u, maar ik zal daar niet ongelimiteerd van gebruikmaken, aangezien dit een vraag is die in eerste instantie gaat over onroerend erfgoed. Als je iets toeristisch wilt ontsluiten, moet je eerst iets hebben en moet je dat zelf archeologisch ontsluiten. Dat is de juiste volgorde: eerst het paard en dan de kar. Ik zal vooral antwoorden vanuit Onroerend Erfgoed.
Wat mijn eigen diensten betreft – en dat is dan niet vanuit Toerisme, want ik ben veel meer gevat vanuit de bevoegdheid van Openbare Werken en Mobiliteit, namelijk via het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust – moet er eerst een onderscheid worden gemaakt tussen het huidige Zwingebied, inclusief de uitbreiding van 120 hectare en anderzijds het veel ruimere historische Zwin, een veel groter gebied dan wat we vandaag kennen als het Zwin. Het archeologisch Zwinproject waarvan sprake sluit vooral aan bij die ruimere historische context en dat ruimere historische Zwin.
Ik kom bij de rol van het Agentschap Maritieme Dienstverleningen en Kust. Bij de uitbreidingswerken die nu nog lopen, namelijk een verlenging van de dijk met maar liefst 4 kilometer, waarbij we een miljoeneninvestering doen om ervoor te zorgen dat het Zwin zoals we dat vandaag kennen meer dan verdubbelt in omvang, wordt er heel wat aandacht besteed aan potentiële archeologische waarden binnen dat plangebied. Men heeft die vooraf vakkundig in kaart gebracht en gewaardeerd.
Het is wel zo dat de uitvoering van de werken een zekere impact zal hebben op het aanwezige bodemarchief, maar men heeft de nodige maatregelen genomen om die impact te milderen. De archeologische waarden die aangetroffen worden tijdens de uitbreidingswerken worden gerapporteerd en in kaart gebracht.
Een tweede belangrijk element is de insteek van Onroerend Erfgoed die ik heb opgevraagd. Er loopt een archeologisch Zwinproject, uitgevoerd door de Universiteit Gent. Men tracht een vrij brede en waardevolle archeologische databank op te bouwen, waarbij men vooral een beter begrip van de evolutie van heel dat Zwingebied beoogt. Dat is natuurlijk vooral een landschapsarcheologische bijdrage, die gemaakt heeft dat het duidelijker geworden is dat het middeleeuwse voorhavengebied van het Zwin wel wat mogelijkheden biedt op het vlak van ontsluiting naar het grote publiek. Dat zou in de toekomst een troef kunnen zijn voor een toeristisch verhaal.
Het thema van de verloren dorpen is aan bod gekomen op de Internationale Zwincommissie van eind november, aan de hand van een presentatie van professor De Clercq. De voltallige vergadering is daarbij tot de conclusie gekomen dat men actoren in Vlaanderen en Nederland wil samenbrengen om het toeristische potentieel van die studie voor de ruime Zwinregio, maar dan vanuit een grensoverschrijdend perspectief, minstens eens te gaan bekijken.
Het agentschap Onroerend Erfgoed volgt dat lopende wetenschappelijk onderzoek van nabij op en houdt ook de vinger aan de pols bij het lopende project van de Universiteit Gent. Er is momenteel ook een waarderend onderzoek, dat wordt voorbereid door het Agentschap Onroerend Erfgoed zelf, om na te gaan in welke mate de bewaarde archeologische sites van de middeleeuwse voorhavens van Brugge – het gaat dan vooral over Hoeke en Monnikenrede – in aanmerking komen voor bescherming. Daarvoor moet ik u dus naar collega Bourgeois verwijzen.
Het ANB speelt daar ook een rol in: zij nemen de multifunctionele benadering ook mee bij de opmaak van hun natuurbeheersplannen. Naast de ecologische functie omschrijven ze ook nog eens de economische en sociale functie, waarbij natuurlijk ook toerisme en erfgoed gevat worden.
Het is een feit dat er in relatie tot de toeristische ontsluiting van archeologisch erfgoed nog wel wat vorderingen te maken zijn. Er zit wel wat potentieel, maar het komt er in eerste instantie op aan om te duiden, op basis van verdergaand archeologisch onderzoek, wat het potentieel is aan te bezoeken infrastructuur, en op basis daarvan kun je pas werk gaan maken van een toeristisch project en een toeristische ontsluiting.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik heb al een stuk van het onderzoek gezien, en ik kan u zeggen dat er heel wat zaken in zitten waarvan ik vind dat ze wel ontsloten moeten worden. Voor onze regio, de stad, de polderdorpen, de haven, de voorgeschiedenis daarrond en de ontsluiting van wat u hebt genoemd, kan dat op diverse vlakken een meerwaarde zijn. Aan universiteiten doet men de onderzoeken, maar ik denk dat het een heel mooie zaak is als men dat onderzoek en de liefde voor de geschiedenis van de haven als het ware kan ontsluiten. De dorpen die u noemt, zoals Hoeke, zijn inderdaad prachtige dorpjes.
En het gaat misschien niet alleen over toerisme. Ik ben zelf geen fietser, maar onze regio is er ook om gekend dat heel veel mensen in die polderdorpen fietsen, langs prachtige stadslandschappen. Als je dat op die manier zou kunnen koppelen, de grensoverschrijdende werking van Brugge, de polderdorpen en de haven met een stukje Nederland, gecombineerd met een ontsluiting, kan dat niet alleen voor de bevolking en de bezoeker interessant zijn, maar dan kun je dat ook koppelen aan sport, aan ritten. Ook het onroerend erfgoed in de dorpen – de kerken, waar men al heel lang bestemmingen voor zoekt en die weinig bevolkt zijn – kan een plaats innemen om de ontsluiting van dat materiaal op die locaties te tonen. Ik denk dat dat niet zoveel moet kosten. Er moet gewoon een wil zijn.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik wil enkel verwijzen naar het persbericht dat mijn collega in de provincieraad, Jan Van Meirhaeghe, en ikzelf enkele maanden hebben uitgestuurd over het potentieel van de Zwinstreek, grensoverschrijdend. Het is een streek met een eigen identiteit, een echte Vlaamse identiteit, waar niet alleen natuur en natuureducatie, wandelen, fietsen, aan bod komen en op zich al goed toeristisch ontsloten zijn, met zeker het provinciaal Zwinnatuurpark, dat voor die regio hét centrum is om aan natuur, natuureducatie en gezonde ontspanning te doen, maar ik denk dat vooral het cultuurhistorische patrimonium – archeologie, onroerend erfgoed, roerend erfgoed, de verhalen – ook aanwezig is en dat dat eerst echt nog moet worden opgetild, om dat dan effectief toeristisch te gaan ontsluiten.
De geschiedenis staat vol met leuke verhalen. Het zou goed zijn als we op basis van de studie die afgeleverd is, een soort aanjager of coördinator zouden hebben, die al die erfgoedverenigingen en -instanties samenbrengt en kijkt wat het potentieel is en hoe we dat kunnen doen, en dan een plan van aanpak opmaakt om die sites op te waarderen en te ontsluiten, en daar tegelijkertijd ook dat toeristische luik aan te koppelen. Dat is dan het sluitstuk van de Zwinregio als speciale regio, net zoals we ook het Brugse Ommeland of de Westhoek op die manier gaan ontsluiten, met alle troeven.
Belangrijk is ook dat we er een goed verhaal rond bouwen en dat we voor de toeristische ontsluiting op zoek gaan naar virtual reality en andere mogelijkheden, om het verhaal van die regio opnieuw tot leven te brengen. De provincie, en in de eerste plaats Westtoer, zou die coördinatie op zich kunnen nemen. Ik pleit ervoor dat ze al die organisaties bij elkaar brengen en mogelijkheden aftasten. Van onderuit is een en ander aan het bewegen en iedereen ziet de meerwaarde daarvan wel in. Het momentum om daaraan te beginnen is er. Dat zal niet voor morgen zijn, maar onze fractie staat er volledig achter om de Zwinstreek als Vlaamse regio toeristisch te ontsluiten. Voor heel de regio zou dat een meerwaarde zijn.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, ik wil even terugkeren naar uw beeld van paard en kar. U zei dat we eerst het paard moeten hebben en dan de kar, maar het gaat hier eerst over de kar en dan zoeken we een paard om de kar te trekken. In deze beeldspraak hebben we de kar nodig, en ze is er al gedeeltelijk. Alleen is de vraag of we moeten wachten tot de kar volledig is geladen voor we er met het paard een ritje mee maken, of dat we de twee geleidelijk samen kunnen doen.
In uw antwoord, minister, ontbreekt het aspect timing. Wanneer kan wat effectief gebeuren? Misschien kunnen we al kijken naar wat we in de opbouw van meer zicht op de geschiedenis kunnen ontsluiten. Het lijkt me geen verloren tijd om Westtoer te vragen een en ander te coördineren. Ik stel voor dat Toerisme Vlaanderen Westtoer contacteert om na te gaan of ze niet iedereen kunnen mobiliseren om in kaart te brengen wat men nu al kan tonen. Het gaat over het opbouwen van het volledige verhaal van die streek.
Minister Weyts heeft het woord.
Volgens de bevoegdheidsverdeling hebben wij vanuit Vlaanderen de taak om werk te maken van de toeristische promotie van Vlaanderen in het buitenland. We proberen met de heel grote hefboomprojecten te investeren in het naar Vlaanderen halen van buitenlanders. Dit project, zoals het nu bestaat, heeft nog niet die ‘ampleur’, verre van. Het zou wel zinvol zijn dat Westtoer daar alvast een rol in speelt. Vanuit Toerisme Vlaanderen hebben wij goede contacten met Onroerend Erfgoed. Ik ga ervan uit dat dat ook geldt voor Westtoer. Mocht dat niet het geval zijn, dan willen we zeker een faciliterende rol spelen.
Minister, ik voel dat er een draagvlak is over de partijgrenzen heen. Ik heb uit uw antwoord kunnen afleiden dat u niet het paard bent dat deze kar willen trekken, maar dat u dit liever aan andere paarden overlaat. Dat betreur ik. Misschien ben ik wat stout om dit te zeggen, maar er is ook het gezegde: een gegeven paard kijk je niet in de bek. Minister, in onze regio hebben we van u nog niet zoveel gekregen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.