Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Ik zal mijn lange vraag toch niet helemaal voorlezen. Ik kan het eigenlijk kort samenvatten.
Minister, een tijd geleden, vorige zomer, is er een brief geweest van de circuscommissie met betrekking tot het circusbeleid. U hebt daarop al deels geantwoord naar aanleiding van een vraag van mijn zeer gewaardeerde collega Marius Meremans. Kort gezegd, er is een toename van de creatie. Heel veel jonge professionele circuskunstenaars staan te kloppen op de deur, en er gebeuren heel interessante dingen. In de festivals is er ook een professionalisering gaande. Er zijn steeds meer cultuurcentra en andere presentatoren die ook het circus een volwaardige plaats geven in hun aanbod. Er wordt ook vanuit het Circuscentrum, maar ook in de marge van festivals en andere gebeurtenissen, aan reflectie gedaan over het circusleven, over de hedendaagse circuskunsten.
Er is ook een nota over de professionalisering van de circusateliers, of toch over de keuzes en ontwikkelingen waarbij doorgroeien naar professioneel niveau voor een aantal waardevolle talenten mogelijk is. Dat is de samenvatting.
Een circus is niet meer de oude nomadische groep maar heeft een interdisciplinaire vorm gekregen waarin dans, muziek, theater en woord elkaar doorkruisen en versterken. Het hedendaags circus is, denk ik, een ontdekking voor veel mensen.
U hebt beloofd dat u er werk van zou maken om een intenser en vernieuwd beleid te voeren met meer middelen. Vandaar mijn vragen, minister. Ik jaag u een beetje op. Ik weet het, mijn verontschuldigingen daarvoor.
Herkent u de bezorgdheden van de adviescommissie Circuskunsten? Welke prioriteiten schuift u naar voren?
U kondigde aan dat u het Circusdecreet zou bijwerken. Dat is ondertussen dringend, alleen al omdat het veld zich zou kunnen voorbereiden op de beleidskeuzes. Er zijn een aantal rondes om de zoveel maanden voor projecten om de zoveel jaren. Het is dringend omdat ze op uw keuzes zouden kunnen inspelen. Welke timing en planning hanteert u voor de aanpassing van de regelgeving?
Welke actoren zult u daarbij betrekken? Ik zal even mezelf uitnodigen. Is het niet zinvol om het parlement bij de voorbereidingen te betrekken, en niet alleen in de eindfase? Dat kan via hoorzittingen of andere kanalen.
Een verhoging van het budget voor circuskunsten is broodnodig. Welk bedrag hebt u voor ogen? Kan dit stapsgewijze gebeuren, reeds een deel in 2018 bij de begrotingsaanpassing en een ander deel in 2019?
Hoe staat u ten opzichte van overleg met Onderwijs? Dat is een element dat de circuscommissie ook in de brief heeft aangehaald. We hebben in Vlaanderen geen enkele vorm van professionele circusopleiding. Onze Waalse en Franstalige collega’s in Brussel hebben dat wel met de Ecole Supérieure des Arts du Cirque (ESAC). Ik zeg niet dat we een exact equivalent moeten hebben, maar toch, enige afstemming met het dko voor amateurkunsten, met het hoger onderwijs en de verantwoordelijkheid ter zake kan wel nuttig zijn.
Minister Gatz heeft het woord.
Naar aanleiding van de open brief van de adviescommissie Circuskunsten, waar u naar verwijst in uw inleiding, nodigde ik de commissie uit voor overleg op 7 september. Ik besprak hun bezorgdheden en verwees naar de nakende aanpassing van het Circusdecreet.
De groei van de circussector is inderdaad zowel op kwantitatief als kwalitatief vlak vast te stellen. Ik ben me terdege bewust van de nood aan meer middelen en aan een duidelijker en ruimer wettelijk kader opdat de professionalisering van de sector zich verder kan doorzetten en de realiteit van groei en bloei zoals u terecht stelt, optimaal kan worden opgevangen.
Ik wil het huidige Circusdecreet, dat dit weekend zijn tienjarig bestaan vierde, aanpassen op basis van een aantal inhoudelijke elementen die de sector de eerstvolgende jaren moeten versterken. Ook vragen een aantal technische aspecten om verduidelijking en afstemming.
Momenteel liggen volgende inhoudelijke prioriteiten op de tafel. Dit is inderdaad het verlengde op een antwoord dat ik aan de heer Meremans al mocht geven. Het zijn vier clusters: het mogelijk maken van meerjarige projectondersteuning waarbij de aanvraag voor creatie en spreiding wordt gebundeld; de inkanteling van de circusateliers in het Circusdecreet in functie van een geïntegreerd circusbeleid; het invoeren van het format ‘werkplaats’ waarbij een werking kan worden uitgebouwd die zowel educatie, creatie, presentatie, residentie, ontwikkeling als reflectie mogelijk maakt of faciliteert; en tot slot de verduidelijking van de rol en opdracht van het Circuscentrum.
Dit is al aan bod gekomen in vorige debatten. Ik heb wel degelijk gekozen voor een wijziging van het bestaande decreet. De doelstellingen van het huidige decreet zijn immers nog steeds relevant en ik ben ervan overtuigd dat we met een aantal aanpassingen de circussector een heel eind vooruit kunnen helpen.
In samenspraak met de administratie, het Circuscentrum, de adviescommissie en de ateliers werd reeds een voorbereidend traject gelopen. Bijkomend brachten een aantal gesprekken met festivalorganisatoren, circusartiesten en -compagnieën heel wat noden aan het licht.
Op basis van het afgelegde traject heb ik de voorliggende prioriteiten vooropgesteld. Op 1 februari, volgende week dus, gaan we hierover in gesprek met de volledige sector en met allen die interesse hebben om mee na te denken over de wijzigingen aan het Circusdecreet. De bedoeling is om op basis van al deze input op zeer korte termijn, dat wil zeggen stapsgewijs en voor het zomerreces, een ontwerp van decreetswijziging voor te leggen aan de Vlaamse Regering.
Ik ben zeker bereid om het parlement maximaal te betrekken bij deze voorbereiding. Ik denk trouwens dat verschillende leden van de commissie aangedrongen hebben op het bezoek aan het Circuscentrum op 23 februari.
Als er hoorzittingen zouden komen, schik ik mij zeker naar de parlementaire werkzaamheden en de samenwerking die kan worden georganiseerd.
De begroting 2018 is goedgekeurd zoals ze voorligt. Het lijkt me aangewezen om een verhoging van de middelen te overwegen en te koppelen – op een of andere manier – aan de invoering van een gewijzigde inhoud van het decreet. U weet dat ik ook aan de erfgoedsector de belofte van bijkomende middelen gedaan heb. Een en ander zal in een bepaalde volgorde moeten gebeuren. Maar goed, ik bekijk de komende maanden en het komende anderhalf jaar wat daar mogelijk is. Die vraag is vanuit de circussector zeker legitiem.
Hierover werd eerder al overleg gepleegd met het departement Onderwijs. Vandaag kennen we een overlap van de studiebeurzen waarin het departement Onderwijs voorziet en de tussenkomst die het Circusdecreet bepaalt voor opleiding. Voor het departement Onderwijs geldt het principe van de meeneembaarheid van studiebeurzen naar Europese erkende onderwijsinstellingen, dit wil zeggen dat studeren aan een Europese hogeschool gesubsidieerd kan worden door een Vlaamse studiebeurs voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden. Deze is onder andere gelinkt aan het inkomen van de ouders.
Het Circusdecreet stelt geen voorwaarden, zoals bijvoorbeeld de inkomensgrens van de ouders. Mijn administratie heeft ook geen toegang tot de hiervoor noodzakelijke databanken.
In elk geval kunnen goedgekeurde studiebeurzen wel degelijk gecumuleerd worden met de financiële tussenkomst vanuit het circusbudget. Vandaag gaan de tussenkomsten voor circusopleidingen vooral naar bacheloropleidingen die perfect onder het departement Onderwijs thuishoren. In een gewijzigd Circusdecreet wil ik eerder focussen op ontwikkelingsbeurzen, een nood die de commissie in haar brief aanhaalt en die me ook via gesprekken bereikte.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan er heel goed mee leven. Ik vraag, alstublieft, geen concurrentie tussen cultureel erfgoed en circuskunsten. Maar het cultureel erfgoed komt er iets vóór. Het budget zal vanaf 2019 uitwerking krijgen voor die twee sectoren. Eén troost: dat voor de circuskunsten is wellicht maar een zeer klein gedeelte van dat voor het cultureel erfgoed. Het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed (FARO) heeft er indertijd voor gezorgd dat de circuskunsten een fantastisch erfgoed hebben. Denk maar aan die oude nomadische circussen. Ze zijn toch een beetje familie van elkaar, laat ons dat positief zien.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik had de vorige keer het antwoord op de vraag genoteerd. Minister, u hebt de vraag eigenlijk op dezelfde manier beantwoord. Dat neemt niet weg dat wij ernaar uitkijken. De vorige keer zei u dat er een beetje vertraging was, de eerste drie maanden van 2018, en dat er gesprekken worden gevoerd. Wij kijken daarnaar uit. U kunt op deze commissie rekenen. Zoals vaak zullen wij ook hier onze constructieve insteek geven. Wij zullen afwachten. Ik kijk ook uit naar een verhoging van de middelen voor het circus en voor erfgoed – daarin volg ik de heer Caron.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit is een interessante vraag van de heer Caron. Wij kennen nu de stand van zaken wat betreft de timing van dit ontwerp. U zei: ‘voor de zomer’. Wij hopen dat u die timing kunt aanhouden. Iedereen weet dat circus een speciale en relatief jonge sector binnen Cultuur is, die ook nog eens een totaal ander publiek aanspreekt. Daar valt nog veel te doen. Het decreet mag worden aangepast in de zin zoals u het voorstelt. Misschien komen er nog andere zaken uit het sectoroverleg dat u of uw administratie voor volgende week heeft gepland. U hebt daar daarnet naar verwezen. We zijn benieuwd naar wat daar nog verder uitkomt. We gaan nu ook geen voorafnames doen. Als er geld bij kan komen, des te beter – maar liefst niet in concurrentie met andere sectoren. Laten we de zaken een beetje los van elkaar bekijken. Wij zullen in elk geval positief meewerken aan mogelijke wijzigingen aan het decreet. We hopen dat u de timing kunt handhaven en dat we voor de zomer op zijn minst een ontwerp te zien zullen krijgen.
De heer Caron heeft het woord.
Het was op de opening van Smells Like Circus in de Vooruit vorige week dat verschillende mensen mij aan de mouw trokken om te weten of het vooruitging en of ik al iets wist. Ik ben dus in deze vraag de vertegenwoordiger van het circusvolk en ook niet meer dan dat. U kent mijn achtergrond en u weet dat ik dat graag mee verdedig. Laat ons daar vol voor gaan. Het feit dat we op 23 februari met deze commissie op werkbezoek gaan naar het Circuscentrum, bewijst dat veel collega’s deze bezorgdheid onderschrijven – niet alleen om het Circuscentrum te kennen, maar ook om van daaruit een blik op het circuslandschap te krijgen en daarover te discussiëren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.