Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb begrepen dat ik moet beginnen met een gedichtje. Normaal heb ik altijd een gedicht klaar van wijlen Eddy van Vliet, niet alleen omdat hij advocaat is, maar omdat hij een advocaat is die op een kunstvolle wijze met het woord en met gevoelens kan omgaan. Mijn lievelingsgedicht is ‘Verliefd’, maar gezien het thema van mijn vraag wilde ik toch een ietwat aangepast gedicht brengen. Als ik via Google kijk, dan vind ik vlug een gedichtje ‘Wat nep is vals is’, maar ik ben niet zeker of het een echt gedicht is. Maar ik herinner me uit de gedichtenbundel van Eddy van Vliet, ‘Gigantische dagen’, nog een ander gedicht, namelijk ‘Beeld in Salamanca’. U kent de band tussen Brugge en Salamanca.
Was het uit hout gesneden of uit steen gekapt,
het beeldhouwwerk op het dak?
Als riep het alleen vragen op: In welke eeuw
hadden de bouwers van de stad de ooievaar
een plaats als heilige waard geacht?
Onverwacht, als door een omkering van
de zwaartekracht, bevrijdde de vogel zich
van het kunstwerk waarvoor ik hem gehouden had.
Een doordenkertje als inleiding op mijn vraag.
Vorige week wilde ik over dit onderwerp een actuele vraag stellen in de plenaire vergadering omdat het naar mijn bescheiden oordeel dringend is om in dezen op te treden zodra er wereldwijd enige publiciteit werd gemaakt over het feit dat er in een prestigieus museum in Vlaanderen werken hangen waarvan sterk wordt getwijfeld aan de authenticiteit.
Daarenboven is dit aangebracht door deskundigen van wereldfaam die ervoor hebben gezorgd dat de wereld op de hoogte is van deze tentoonstelling. Alleen cynische mensen kunnen tevreden zijn met het feit dat dit aandacht wekt en misschien bezoekers brengt.
Ik vond dit een dringende vraag, en de minister wellicht ook, omdat hij 's anderendaags dan toch wel een maatregel heeft aangekondigd. Ik begrijp dat die maatregel “vanuit een ongemakkelijke situatie wellicht te verantwoorden is”, om het in zijn eigen woorden te zeggen. Ik denk in alle openheid dat als men wordt geconfronteerd met dergelijke berichtgeving dat men, als een stukje voogd over onze musea, toch eerder de operatie zou moeten doen om die tentoonstelling stop te zetten. Daarom zeg ik ook dat dit publicitair en cynisch zal werken om volk te trekken.
We hebben in Brugge in 2005 een tentoonstelling gehouden omtrent restauraties die eigenlijk vervalsingen waren. Dit was duidelijk de thematiek. Hier is de thematiek en het drama dat men in het kader van serieuze beeldvorming, letterlijk en figuurlijk, van een museum dat echte werken exposeert, verdraagt dat men via Google al kan twijfelen aan alles wat er hangt.
In de loop der dagen is de situatie niet verbeterd. Het minimale verhaal over de eigenaars, dat Russisch koppel Toporovski, kan via de snelweg van het internet tot in Rusland worden getoetst, en het is weinig hoopgevend. Eigenlijk moeten we in beeld houden dat een verloren ‘Brusseleir’ in Rusland plots naar boven zou komen met een serie werken die verwijzen naar Magritte, maar waarvan wij direct zouden zeggen dat dit niet kan. In Rusland echter zou men misschien durven twijfelen als het een sympathieke ‘Brusseleir’ is die op een sympathieke wijze uitlegt hoe hij door de druk van de strijd tussen Walen en Vlamingen gevlucht is naar Rusland en van een of andere familie kunstwerken zou hebben gekregen. Dat is ongeveer het verhaal dat wij konden lezen via de artikelen van Geert Sels in De Standaard, maar dat eigenlijk al getoetst is dankzij het internet door Russische journalisten. Dermate veel deskundigen stellen zich de vraag hoe het mogelijk is dat een Vlaanderen dat volgend jaar zal uitpakken met zijn eigen Vlaamse Meesters, een schijn van onbetrouwbaarheid en lichtzinnigheid op het vlak van kunst tentoonspreidt. Ik vind dit een zeer ongemakkelijke situatie.
Ik bewonder de openheid van de minister. Het is bijna een dorpsverhaal waarin hij samen met de burgemeester van zijn dorp in een huis is geweest met vele schilderijen waarvan hij waarschijnlijk zeer ongemakkelijk werd en waarbij hij ‘als simpel politicus’ stond te kijken naar wereldwerken en verbaasd was hoe iemand die zomaar kon verzamelen zonder dat er een catalogus over spreekt of zonder dat er ooit ergens een tentoonstelling over is geweest. Het zijn tientallen werken die niet bestaan volgens catalogi, en dat in een wereld waar men probeert alles te ontdekken en alles probeert terug te vinden. In die situatie zegt u dat de beroering toch wel groot is en dat we op staatskosten, op kosten van de Vlaamse Gemeenschap en het budget van Cultuur dat permanent onder druk staat, 50.000 euro of meer zullen besteden om er een paar van te controleren.
Terloops, in het kunstrecht moet je de authenticiteit bewijzen. In het strafrecht moet je de valsheid bewijzen. De techniek van de familie Toporovski is van zich in de banen van het strafrecht te laten leiden om dan te kunnen zeggen dat de valsheid niet bewezen is. Terwijl in de werkelijke wereld van de kunst, en zeker op dat niveau, is de echte vraag of een werk authentiek is. Volstaat het te zeggen, zoals de directrice van het museum, dat het sympathieke mensen waren die hun papieren konden voorleggen? Een toets een week later en een verhaal in de krant, en het wordt meteen vanuit Rusland weerlegd. Je kunt moeilijk aan Gorbatsjov gaan vragen, of aan zijn opvolgers, of ze zich Toporovski nog herinneren. Het gaat over iemand die zich voordoet als een diplomaat, zich in die kringen heeft bewogen en het geluk had om een dame te huwen die blijkbaar cadeaus van onderdrukte kunstenaars/verzamelaars in Rusland kon verzamelen. Dat is een fantastisch verhaal. Iemand kan in zijn leven zodanig veel geluk hebben dat iedereen wantrouwig wordt, behoudens het MSK in Gent.
Ik heb dan ook een aantal vragen om wat meer duidelijkheid te krijgen. Ik heb tot mijn plezier vastgesteld dat u als minister terecht hebt benadrukt dat u geen enkele aanbevelingsbrief hebt geschreven. Mogelijk zouden ze u dat gevraagd durven hebben, maar ik geloof u op uw woord dat u dat zeker niet hebt gedaan. Ik ben zeker dat zij in hun mailverkeer naar de twee musea – Mu.ZEE en MSK – die in aanmerking kwamen, wel uw verwijzing zullen hebben vermeld.
Dat zal de stijl van de vriendelijkheid van die mensen wel geweest zijn. Ik zou daar toch, in alle ongemakkelijkheid, uitleg over vragen aan die twee. De directeur van Mu.ZEE in Oostende zegt dat hij het niet vertrouwt, dat het te veel is. Gent heeft een andere houding. Het kan de houding zijn van: ‘We gaan niet-herkende werken tonen’, maar dat is niet de houding geweest. De houding was: ‘We gaan echte werken tonen’. Wat is in Gent gebeurd? Wat is er gebeurd? Als er geen aanbeveling is geweest, welk soort contract bij bruikleen is er dan afgesloten? Als het echte werken zijn, gaat het hier over miljoenen euro. Hoe zijn deze werken verzekerd? Hoe is dit geregeld? Ook dit moet blijken uit de bruikleenovereenkomst, die hopelijk deftig is opgesteld.
De grote vraag is: hoe kun je ervan overtuigd zijn dat je door een expertencommissie een paar werken, voorgesteld door het MSK, te laten controleren op zijn authenticiteit, de schade voor Vlaanderen aan het beperken bent? Ik denk eerder van niet. Wij geven de boodschap aan de wereld dat het bewijsrecht omgekeerd wordt, ook in het kunstrecht. Men mag eerst, in alle sympathie, tentoonstellen bij ons en verder tentoonstellen bij ons, en dan wil de Vlaamse overheid eventjes nog een paar werken op hun authenticiteit controleren. Ik denk dat we hier een verschrikkelijk copernicaanse boodschap geven aan de internationale kunstwereld.
Vandaar dat ik hoop dat u hier nog een en ander kunt rechtzetten. U hoeft mij niet gerust te stellen, maar u moet wel de internationale kunstwereld kunnen geruststellen dat volgend jaar de Vlaamse Meesters in Vlaanderen echt zullen zijn.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zal eerst op de twee vragen antwoorden en daarna nog wat uitgebreider toelichting geven bij waar we nu staan en waar we naartoe gaan.
Het MSK Gent heeft wel degelijk in eer en geweten gehandeld. Het museum heeft de gebruikelijke procedures voor inkomende bruiklenen gevolgd, en voerde een kunsthistorisch en vergelijkend onderzoek naar de werken. Het won ook het advies in van twee internationale kunsthistorici-experts. Aangezien het om een bruikleen gaat – en niet om een aankoop – is er geen materiaaltechnisch onderzoek gebeurd. In musea gebeurt voorafgaand onderzoek in een labo enkel bij nieuwe aanwinsten van erg hoge waarde en met toestemming van de eigenaar. Het museum beoordeelt bruiklenen op basis van vertrouwelijke informatie van de bruikleengever wat betreft authenticiteit en bewijs van herkomst.
Het MSK voerde tevens een uitgebreide dialoog met de Stichting Dieleghem en kreeg informatie betreffende de herkomst van de werken. De documentatiemappen en de beschrijvingen van de Stichting Dieleghem schetsen een achtergrond over de geschiedenis en authenticiteit van elk van de werken. Die worden door de stichting zorgvuldig bewaard en ter beschikking gesteld aan externe experten in functie van wetenschappelijke projecten. De Stichting Dieleghem heeft het museum ook twee certificaten voorgelegd van materiaaltechnische analyses uitgevoerd in Frankrijk. Het gaat om een kunstwerk van Kandinsky en een van Exter.
Om klaarheid te scheppen in deze zaak, heb ik beslist om samen met de stad Gent en het MSK een onafhankelijke expertencommissie op te richten. De expertencommissie zal een aantal kunstwerken van Toporovski onderwerpen aan een technisch materiaalonderzoek. Daarnaast zal deze commissie zich ook buigen over de procedure die het museum gevolgd heeft, namelijk of met voldoende zorgvuldigheid de standaardprocedure voor bruiklenen werd gevolgd.
Momenteel bereidt mijn administratie de samenstelling en exacte opdrachtomschrijving van deze commissie voor. Daarover zo meteen meer.
Uw tweede vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden en, naar mijn mening, ook moeilijk haalbaar in de praktijk. Zoals ik de voorbije dagen al in de media zei, is het niet aan de overheid om te bepalen welke werken in een museum tentoongesteld moeten worden. Dat behoort tot de artistieke autonomie van het museum. Hetzelfde geldt voor de controle.
Bovendien wordt er ook internationaal bij bruiklenen voor tentoonstellingen geen materiaaltechnisch onderzoek uitgevoerd op de ‘echtheid’ van de werken. Bruiklenen gebeuren, zoals reeds eerder vermeld, in principe op basis van vertrouwen tussen museum en verzamelaars.
Het is natuurlijk wel belangrijk hier de nodige lessen uit trekken voor onze musea. Het is belangrijk dat zij zich bewust zijn van het belang van de toepassing van de ICOM deontologische code, met bijzondere aandacht voor een zorgvuldig ‘provenance’-onderzoek naar de herkomst en eigendomsgeschiedenis van een object.
Ik beschouw de publieke middelen die ik in het onderzoek naar de werken van Toporovski steek, dan ook als een belangrijke investering in een kennistraject dat ook achteraf voor de gehele museumsector bruikbaar moet zijn.
Tot zover de antwoorden op uw vragen. Ik wil toch nog even de context schetsen van de renovatie van dit schitterende museum, waar nu alles wordt geconcentreerd op een van de vele zalen die daar te bezichtigen zijn. Ik raad u aan om misschien niet de betwiste zaal te gaan bezoeken, maar toch zeker de rest van de schitterende tentoonstelling ‘Van Bosch tot Tuymans: een vitaal verhaal’.
Het gaat over 24 werken. De commotie waarin we nu terecht zijn gekomen, is in elk geval een merkwaardige. Of de authenticiteit van de werken door deze of gene vanop afstand kan worden beoordeeld, weet ik niet. Maar nu spreek ik als – hoe zou ik het zeggen? – dilettant en als minister en moet ik dus ook vertrouwen op de deskundigheid van de specialisten ter zake, in dit geval de directie van het museum die, ik herhaal het nog eens, gehandeld heeft zoals men zou moeten handelen. Er is een hele achtergrond van kunsthandel enerzijds en anderzijds van een aantal linken in Rusland met een aantal kapitaalkrachtige mensen, ook wel eens oligarchen genoemd, waar wij op dit ogenblik niet zuiver in zien en waarover wij waarschijnlijk ook nooit de waarheid te weten zullen komen.
Wij moeten ons nu dus concentreren op de echtheid van de werken aangezien we niet anders kunnen. Strikt gezien, nog los van de reputatie van museaal Vlaanderen als geheel die hier in het geding wordt gesteld, is het niet aan mij om hier rechtstreeks in op te treden. Ik heb dit geoordeeld, en heus niet alleen vanwege het ongemak waarmee de betrokken kunstverzamelaar tot bij mij geraakt is. Er geraken veel mensen tot op mijn kabinet die dan op een gegeven moment zeggen dat ze interessante werken hebben, al dan niet zelf vervaardigd, en dat ook wel eens willen tentoonstellen. Ik zal misschien in de toekomst wat secuurder zijn op een aantal contacten, maar men kan een politicus of een minister niet verwijten dat hij veel gesprekken heeft. Daar is het dan ook bij gebleven.
Los van deze situatie die ik al in de media heb uitgelegd, is het van belang om te weten hoe het nu zit met de authenticiteit van de werken. Ik weet niet of u gisteren in een kwaliteitskrant het stuk van een bekende rector van een universiteit daarover hebt gelezen. Het is soms belangrijk om verder te gaan dan vermoedens en ook de waarheid te onderzoeken.
Inderdaad, de belangen van het betrokken museum en van de museumsector zijn wel degelijk ook in het geding, alsook de reputatie in internationale context. Ik ben me daarvan bewust. Reden te meer voor de demarche die ik nu genomen heb. Het is de bedoeling om een commissie samen te stellen. Dit gebeurt momenteel. Wat gaat die doen? Ten eerste zal er daadwerkelijk materiaaltechnisch wetenschappelijk onderzocht worden of de werken die men kiest, authentiek zijn. Ten tweede zal men ook nog eens de praktijken van het MSK onder de loep nemen. Is dat wel voldoende rigoureus gebeurd? Ten derde is het de bedoeling om hieruit lessen te trekken. We moeten nu ook niet doen alsof dit alleen in onze bescheiden regio voorkomt. Overal ter wereld, misschien nog meer in de toekomst dan vandaag en in het verleden, zullen er mensen proberen om met valse werken musea binnen te geraken. Dat is onlangs nog in Genua gebeurd en in de Verenigde Staten zijn er al verschillende schandalen rond ontstaan. Het gebeurt dus niet alleen hier. In die zin kunnen we onze musea met het onderzoek dat we gaan voeren, sterker maken.
De bedoeling is dat er een tussentijds advies komt op het einde van februari, waarbij twee werken onderzocht zullen zijn. Daarna zullen er nog drie andere worden onderzocht. Ik ga niet vooruitlopen op de resultaten. Het spreekt voor zich dat als bij het tussentijds advies al was het maar een van de twee werken niet authentiek blijkt te zijn, de gevolgen gekend zullen zijn. Het is bovendien op elk moment de autonomie van de stad en het museum om de bewuste zaal al dan niet open te houden. Daar kom ik niet in tussen.
Ik ben bereid om volgende week, wanneer er meer duidelijkheid is rond de commissie, meer tekst en uitleg te geven. Maar u zult begrijpen dat net zoals de experten die het MSK geraadpleegd heeft bij de eerste check van de werken alvorens ze tentoon te stellen, op hun anonimiteit staan, dat wellicht ook het geval zal zijn bij het geheel of een aantal van de commissieleden die daarin meegaan. Waarom is dat zo? Omdat de commotie die hier nu over ontstaat, buiten alle proportie is. Wij krijgen telefoons en informatie van alle kanten. Het is ook daar, mijnheer Landuyt, onmogelijk geworden om te zien wie er nu met enige ernst spreekt en wie een ‘fabulateur’ is die een bepaalde rekening te vereffenen heeft. Ik ben alleen geïnteresseerd om te weten hoe het met de echtheid van de werken zit. Men kan doorheen de bomen het bos niet meer zien.
Uiteraard zullen we naast het materiaaltechnisch onderzoek, ook nog een kunsthistorisch onderzoek laten uitvoeren en ook een juridisch onderzoek inzake authenticiteit en aanverwante aspecten. Er zullen geen vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap en van de stad Gent in de commissie zitten. Het is belangrijk dat die volledig onafhankelijk gestuurd wordt. Nogmaals, de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de stad Gent als inrichtende macht van het museum, blijft in dezen op elk moment onaangetast. Daarnaast zal de Vlaamse administratie instaan voor het secretariaat, de rechtsbescherming van de commissie en de individuele leden en de kosten van het onderzoek.
Tot daar de situatie. Ik begrijp uw ongenoegen en ongerustheid, maar voor mij is het zeer moeilijk om alleen maar te werken op basis van vermoedens. Mocht ik dat in andere sectoren doen, dan zou u mij dat ook kwalijk kunnen nemen.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, ik denk dat in uw laatste opmerking de truc van de Toporovski’s zit. Ze zijn de situatie aan het omkeren. Het is nu blijkbaar aan ons om te gaan zeggen wat vals en echt is, terwijl in werkelijkheid, mocht iedereen zijn werk correct doen, men eerst kijkt of een werk correct is en of een zaal met werken past tussen de andere zalen van het museum. Die vragen had men zich vooraf moeten stellen.
Ik heb begrepen dat u de artistieke autonomie een beetje verkeerd interpreteert. Als de artistieke autonomie van onze instellingen betekent dat ze onder de noemer ‘artistiek’ alles mogen doen wat zij goed vinden, dan hoef je geen enkele controle meer te voeren om uw subsidiëring te verantwoorden. Dan hoef je geen enkele selectie meer te doen om te zeggen of dit een huis van kwaliteit is of een huis van geen kwaliteit. We hebben het hier niet over het laten kiezen van de musea wat ze tonen. Dat is evident. Dat is hun artistieke autonomie. Maar bepaalde kwaliteitsvereisten niet naleven, dat is juist het criterium waarover wij in het parlement en u als minister voortdurend waken in het kader van de subsidiëring, en vooral in het kader van de erkenning door Vlaanderen.
Als dat allemaal niet meer belangrijk is, moeten we consequent zijn en niets meer controleren. We controleren echter op basis van de kwaliteitsvereisten voor de werken in onze instellingen. Ik vind dat goed.
De basisvraag is belangrijker dan de vraag over de authenticiteit van de schilderijen. Hebben we op een goede wijze gewerkt? Moet dit niet stoppen? Moet die zaal niet worden gesloten?
Minister, ik verwijt u niets met betrekking tot die contacten. Iedereen zou dat zelf kunnen doen. Ik verwijt u zeker niet uw reactie. Als eenvoudig politicus wilt u op dit vlak niet tussenbeide komen. Dat is de artistieke autonomie. Dat is de perfecte houding. Ik zit er even verveeld mee indien mijn naam en functie worden gebruikt om ergens een entree te zoeken. Dit is voorspelbaar. Het is dagelijkse kost waartegen we ons dagelijks moeten weren. Op dat vlak heb ik geen enkel verwijt. Als het om de reacties gaat, beginnen de verantwoordelijkheden echter wel te spelen. De boodschap is dat de stad Gent en het museum zelf maar moeten beslissen of ze die zaal sluiten. Ik hoop dat u hiermee rekening zult houden wanneer u de kwaliteitsvereisten ten aanzien van dit museum op termijn zult evalueren.
Ik herhaal dat ik niets met de kunsthandel te maken heb, maar ik voel wel een zekere betrokkenheid bij de kwaliteit en de uitstraling van onze musea. Die gedrevenheid leeft sterk in de kunstwereld. Ik wil dat zeker niet tegenhouden. De artistieke autonomie houdt echter niet in dat van de minimale kwaliteitsvereisten kan worden afgestapt.
De expertencommissie zal misschien twee of drie schilderijen vinden waarvan niet kan worden bewezen dat ze niet authentiek zijn. Dat is wat die familie voorlegt. In Frankrijk hebben ze processen aangespannen. Ze hebben een vrijhaven gevonden omdat de valsheid niet is bewezen. Dat is wat ik bedoel met de omkering van de bewijslast. Kunstrecht en kunst vereisen de waarheid. Dat is de werkelijkheid. We moeten zekerheid hebben over de echtheid.
Het strafrecht is iets anders. Daar moeten we bewijzen dat het vals is of dat vals is gespeeld. Dat is de omkering van de bewijslast in deze wereld en dat is het venijn in deze werkwijze. Ze hebben advocaten klaar staan om iedereen die te veel zegt vanwege die beschuldigingen aan te vallen. Iedereen wordt in het circuit van het strafrecht getrokken. We moeten echter blijven in het circuit van het kunstrecht en vooral van de kunst. Dat is waar we een fout dreigen te maken.
In andere landen gebeurt dat ook. In andere musea gebeurt het ook dat er een vals werk hangt. Dat vals werk, werk dat verondersteld wordt vals te zijn of werk waarvan de authenticiteit sterk wordt betwijfeld, wordt dan weggenomen. In andere landen en in andere musea wordt vermeden in een dergelijke situatie te belanden. De directeur in Luxemburg of de directeur in Oostende willen hier niet aan meedoen. Het is te massaal, te verrassend en te veel om authentiek te zijn. Zij willen hun naam hier niet aan verbranden. Ik hoop dat het MSK sterke papieren heeft om op dit vlak het voortouw te nemen en deze keuzes wel te maken.
De expertencommissie zal hopelijk alle documenten krijgen en alle sporen zien van de goede verstandhouding tussen de bruiklener en de uitlener. Een interessant criterium is hoe bepaalde zaken zijn verzekerd. Dat is een van de basisvragen in het geval van een bruikleen. De verzekeringen zijn richtinggevend om te weten over welke kwaliteit we spreken. Iedereen die bezorgd is om onze Vlaamse musea en wijzelf zullen met argusogen moeten kijken naar wat de expertencommissie naar voren zal brengen.
Ik herhaal dat het belangrijkste punt de praktijk in onze musea betreft. Over de authenticiteit van de schilderijen zullen nog boompjes worden opgezet. Dat is klassiek en normaal. Dat is een heel andere discussie die we niet op ons bord mogen trekken. Ik was dan ook bang dat de Vlaamse overheid nu ook privé-expertises zou financieren. Dat mogen we zeker niet doen.
Minister, ik veronderstel dat we zeer binnenkort het uitgebreid verslag van de expertencommissie zullen ontvangen. Ondertussen vind ik het enorm spijtig dat u de werkelijke verantwoordelijken niet het advies geeft die ene zaal tussen die prestigieuze zalen te sluiten zolang die werken daar hangen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, ook ik zal eerst nog een gedichtje voorlezen. Deze ochtend heb ik een citaat gebruikt van Maud Vanhauwaert, onze nieuwe stadsdichter in Antwerpen. Ik hoop nu te kunnen starten met het eerste gedicht dat ze vandaag zou bekendmaken, maar ik heb het nog niet gevonden. Ik zal het dan ook houden bij een gedicht van Max Temmerman.
Wat ons onderscheidt van beesten
is dat wij zo snel opgeven.
Eén tik en we vragen smekend
om een onderbreking.
Of we geven forfait.
Het is dat wij altijd weten
van een weg terug, rood
aangelopen en verongelijkt.
Dan liever om het even welk dier.
Een vogel die stopte met vliegen,
zelfs in een kooi, ik heb daar
nooit van gehoord.
Minister, er zijn gelukkig meerdere zaken die ons van beesten onderscheiden. Eentje ervan is onze appreciatie van kunst en al het mooie in het leven. Ik heb een concrete vraag – ze is korter dan het gedicht. Scheppen we hier geen precedent door het echtheidsonderzoek van kunstwerken met geld van de Vlaamse Gemeenschap te betalen? Dat is mijn enige vraag.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, ik zal ook eerst een gedicht voorlezen. Tijdens mijn zoektocht ben ik blijven stilstaan bij een heel kort gedicht van de West-Vlaamse dichter Hedwig Speliers. Ik denk dat woorden in onze huidige maatschappij heel vluchtig zijn, maar soms kunnen ze ook heel erg raak zijn. We zien dat in de gesproken woorden onder kinderen, maar we zien dat dagelijks en vooral op de sociale media nog veel meer. Ik dacht dan ook dat dit bijzonder actueel kan zijn en ik wil hier even bij stilstaan.
Alternatief voor dood
De oorlog van de woorden verwondt niet
en weinigen vinden er vernietiging.
Hier en nu, gebruik ze
met voorbedachten rade
de rede, een veilig onderpand.
Ik wil even terugkomen op de commotie die ontstaan is rond het al of niet authentiek zijn van de kunstwerken. Voor mij, als parlementslid, blijft het belangrijkste hoe we de schade beperken, in het binnenland, maar vooral ook ons internationale imago, niet alleen in de museumwereld, maar in het buitenland. Op een moment dat we enorme inspanningen doen om Vlaanderen te promoten via de Vlaamse meesters, is dit een bijzonder pijnlijk en moeilijk verhaal.
Ik denk dat het in die omstandigheden goed was dat we vanuit Vlaanderen een signaal gegeven hebben en het initiatief genomen hebben om te zeggen dat we nu moeten weten of die stukken authentiek zijn. En dan kon er maar één iets gebeuren, en dat is het samenstellen van een expertencommissie, om die een onderzoek te laten voeren.
In heel het traject is het nu heel belangrijk dat daarover zeer transparant gecommuniceerd wordt. Wat betreft de samenstelling van die commissie, begrijp ik dat een aantal mensen daar anoniem willen blijven om het onderzoek niet te schaden, maar communiceren en blijven communiceren over hoe het onderzoek zal verlopen, hoe het onderzocht is en wat dan het resultaat daarvan is, zal heel belangrijk zijn. Dat wil ik toch meegeven.
Ik wil er ook op wijzen dat wij in Vlaanderen de keuze gemaakt hebben om autonomie te geven aan musea, maar ze wel te financieren. Hier moet zowel de stad Gent als het museum zelf goed nadenken. Persoonlijk zou ik ook zeggen: neem die werken nu weg, om die commotie zo snel mogelijk weg te krijgen en het onderzoek te kunnen doen. De ICOM-regels (International Council of Museums) zeggen daarover dat bij de minste twijfel de werken het best terug naar de ateliers gebracht worden om daar aan het nodige onderzoek onderworpen te worden. Maar dat is uiteraard de autonomie van de musea. Ik kan u bijtreden, minister, dat u daarin niet tussenbeide komt, maar ik denk dat we als Vlaanderen de imagoschade die er is, absoluut zo beperkt mogelijk moeten houden en dat zo snel mogelijk weer moeten bijstellen.
Ik wil ook het belang benadrukken van de lessen die we daaruit trekken. Ik volg daarin collega Van de Wauwer, die zegt dat dit geen precedent mag zijn. Ik durf me er niet over uit te spreken of ze slordig geweest zijn, maar ook dat moet onderzocht worden. Daar moet toch duidelijkheid over gegeven worden. Of de deontologische regels en de procedures die opgesteld zijn, gevolgd zijn, daar mag niet de minste twijfel over bestaan, zodat we niet moeten overgaan tot het zoeken naar de authenticiteit van die werken.
Ik herhaal dat het zeer belangrijk is om zeer transparant te zijn in het vervolg van deze zaak.
Ik sluit me namens mijn fractie ook aan bij de zeer terechte vraag van collega Landuyt en zijn terechte standpunt. Ik had de vraag voorheen ook niet durven te stellen, omdat ik enige terughoudendheid heb. Het is zo’n delicate kwestie. Maar de tijd gaat vooruit, en bij nader toezien is het ofwel een fantastische move, een fenomenale collectie en presentatie die het MSK gerealiseerd heeft, van wereldformaat, ofwel is het ordinair boerenbedrog. Er is geen tussenweg in dit verhaal. 26 werken van Russische topkunstenaars tentoonstellen, grotendeels uit de eerste helft van de vorige eeuw, die niet gecatalogeerd zijn, eigenlijk kan geen mens dat geloven – het schrift was al een vrij lange tijd uitgevonden. Dat er geen registratie zou zijn van die werken, is dus bijna niet geloofwaardig. Maar het kan wel waar zijn dat het een fenomenale collectie is, die wel echt is. Ik weet het niet. Mij lijkt het veeleer ongeloofwaardig dan geloofwaardig. Laat dat duidelijk zijn.
Alle waardering voor De Standaard, en Geert Sels in het bijzonder, die ook de conservators aan het woord heeft gelaten. De conservators hebben gezegd: dank u wel. En het zijn niet de kleinste die dat gezegd hebben. Daarnaast heeft hij ook de lijnen nagetrokken van die familie en dat onwaarschijnlijke verhaal van de archeoloog-conservator van de Hermitage, die aan een kennis stukken in bewaring had gegeven of die die verzamelde. Het is toch een zeer vreemd verhaal, waarvan ik zou zeggen: het is misschien een Russische film waard. Wie weet. Maar het is een onwaarschijnlijk verhaal.
Ik ben het eens met de collega’s die zeggen dat je, tot nader order en tot nader bewijs, de werken moet weghalen uit de presentatie. Collega Landuyt heeft absoluut gelijk: het bewijs van authenticiteit wordt hier omgekeerd naar een bewijs van vervalsing. De Vlaamse overheid moet bewijzen dat het valse werken zijn. Dat is wel de wereld op zijn kop, eerlijk gezegd. Ik wil ook het MSK niet meteen met de vinger wijzen. Zijn ze goedgelovig geweest? Zijn ze slordig geweest, zoals collega’s hier zeggen? We zullen het zien.
Minister, ik vind het in ieder geval wel goed dat u daar een expertencommissie op zet. Eerlijk gezegd, zelfs dat is eigenlijk al meer dan een gele kaart voor het MSK. Stel je voor dat je zelf zo’n huis leidt en dat dat gebeurt met een deel van je tentoonstelling. Dat is niet fijn om mee te maken, maar ik vind eigenlijk dat het verhaal zo ongeloofwaardig is dat je veeleer beschermend moet optreden en dus dat deel uit de collectie moet weghalen in plaats van het te blijven tonen. Het is nu immers wel een fantastisch marketingding geworden. Mijnheer Landuyt, ik zou het u ook aanbevelen, bij de volgende grote tentoonstelling in uw stad. Het is maar een tip. Als u ergens een werk vindt, van Vermeer of zo...
Minister, ik kan uw aanpak delen. Ik verwijt u eigenlijk niks. Als je dan toch die autonomie vooropstelt, dan is het het MSK zelf dat de beslissing zou moeten nemen om die collectie voorlopig niet te presenteren. En dat is wél hun verantwoordelijkheid. Ik geef mijn mening. Het is niet meteen een vraag.
Minister Gatz heeft het woord.
Nog enkele elementen, die toch ook wel voor een stuk herhaling zullen zijn. Tot nader order is het zo dat ik ervan uitga dat de voorzorgen die door het MSK Gent zijn genomen, de juiste zijn. Ik herhaal ze nog eens: het eigen documentatieonderzoek, het onderzoek door internationale kunstexperts en de certificaten, materiaaltechnisch, in dit geval voor twee van de tentoongestelde werken. Dat zal dus echter ook door de expertencommissie worden onderzocht.
Moet de zaal worden gesloten? Dat zorgt voor enige animositeit in de media en ook in deze commissie. Dat is de exclusieve bevoegdheid van het museum zelf of van het autonoom gemeentebedrijf waaronder dit museum binnen de stad Gent ook ressorteert en waarvan de schepen van Cultuur van de stad Gent de voorzitter is.
Is dit een precedent? Het is in elk geval niet de bedoeling dat dit een precedent is, omdat het klopt dat het wel de wereld op zijn kop is dat dit soort zaken met overheidsmiddelen moeten worden gefinancierd. Het is echter een manier om vanuit een scheidsrechterrol toch uit het moeras te geraken. Ik denk ook wel dat deze zaak, los van het onderzoek, een dermate grote precedentswaarde heeft voor de musea in Vlaanderen in het algemeen omdat het een positief precedent voor bijkomende voorzichtigheid zal scheppen. Het is echter zeker geen precedent in die zin dat zoals we nu handelen of denken te moeten handelen de gewone gang van zaken zou moeten worden.
Ik geloof dat de waarheid boven moet komen en ik hoop dat dat ook voldoende zwart op wit kan gebeuren. Ik deel ook de mening in de commissie dat de terugkoppeling naar uzelf en andere stakeholders zo transparant mogelijk moet kunnen gebeuren. Het is dus niet omdat bepaalde leden dit werk anoniem zouden willen doen – en ik heb daar op dit ogenblik geen enkele aanwijzing voor – dat dat voor alle leden op zich het geval zal zijn. Er zal en er moet dus een rapport komen waaruit wij zo helder mogelijk de juiste lessen en conclusies kunnen trekken.
De heer Landuyt heeft het woord.
Uiteraard ben ik het met dat laatste zeker eens. Eigenlijk is de fundamentele vraag die ieder zich op zijn niveau moet stellen: zouden we, met de kennis van vandaag, de tentoonstelling nog houden? Iedereen heeft ook de kans gekregen om tegenargumenten te geven. We hebben blijkbaar een studie nodig om te weten wat nu toch de verhalen van de Toporovki’s geloofwaardig zal maken. De fundamentele vraag die iedereen dan maar voor zichzelf moet stellen, iedereen die zich autonoom voelt, is: met de kennis van vandaag, houd ik stand of niet? Dit vind ik wel een moment van heel heldere verantwoordelijkheid. Je kunt niemand verwijten dat hij een beetje is beetgenomen, maar je kunt iemand wel verwijten dat hij nu, met de kennis van vandaag, volhardt in bepaalde mogelijke fouten. Ik denk niet dat er andere musea zijn die met een dergelijke commotie de tentoonstelling verder zouden laten plaatsvinden, tenzij uit cynisme, maar dan met de grote boodschap dat het mogelijk valse werken zijn die men komt bekijken. Men geeft echter een aureool van sérieux aan die kunstwerken, en dat vind ik bijzonder triest.
Er is duidelijk uitgesloten dat dit een precedent zal zijn als het gaat over werken en expertises door de overheid, maar daarnaast blijft er toch die gevaarlijke interpretatie van artistieke autonomie.
– Joris Poschet treedt als voorzitter op.
Artistieke autonomie mag geen vrijbrief zijn voor onzorgvuldigheid. Dat, denk ik, is nooit de boodschap die werd gegeven. Nogmaals, waarom controleren wij in het kader van de erkenning en subsidiëring de musea als alles blijkbaar artistieke autonomie zou zijn?
De vraag om uitleg is afgehandeld.