Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben hier in de commissie al herhaaldelijk gewezen op de impact van het federale wetsvoorstel op de Vlaamse bevoegdheden. Het onbelast bijverdienen in het kader van verenigingswerk heeft heel concreet te maken met domeinen van gemeenschaps- en gewestmaterie. Denk maar aan Sport. U hebt daarover terecht gezegd dat het een verbetering was omdat er een kader voor bestaat. Het betreft ook andere domeinen zoals amateurkunsten, erfgoed, de zorgsector, kinderopvang, ouderenzorg enzovoort.
Bij de besprekingen in de Kamer is gevraagd om eerst het debat in het Overlegcomité af te wachten, alvorens over het voorstel te stemmen. Men heeft dat toen niet gedaan. Nu blijkt dat er een belangenconflict is gelanceerd, waardoor het wetsvoorstel on hold staat.
Minister, mijn vragen zijn informatief. Deelt u de bezorgdheid van het middenveld, vooral dan over de impact van het federale wetsvoorstel op alles wat te maken heeft met wijk-werken en de lokale diensteneconomie (LDE)? Dat is immers ook een kader. Die twee dreigen met elkaar te beginnen concurreren en er is ook een risico van verdringing, terwijl de sector van wijk-werken en LDE net kwetsbare werkzoekenden aan het werk helpt. Dan krijg je ook concurrentie tussen enerzijds personen die al een job hebben en bijverdienen en anderzijds kwetsbare werkzoekenden. Deelt u die bezorgdheid?
Wat was uw standpunt op de vergadering van het Overlegcomité? Wat is het standpunt dat wordt aangehouden in het debat in het kader van het belangenconflict? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ga niet heel de context opnieuw schetsen. Ik denk dat dat niet nodig is en ook niet gevraagd is. Ik ga heel concreet in op de drie vragen die u stelt.
Wat betreft de potentiële invloed van het vrijetijdswerk op de ontwikkeling van wijk-werken en LDE, denk ik zelf dat die bezorgdheid niet nodig is. Wijk-werken heeft betrekking op werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en die ook geen parttime job aankunnen. De aard van de jobs die kunnen worden ingevuld, zijn zeer duidelijk gericht op mensen die geen parttime aankunnen en een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, maar wel zelfstandig kunnen werken en dergelijke meer. Als ik dan kijk naar het vrijetijdswerk, begint men al in een heel andere context. Dat zijn mensen die vier vijfde moeten werken en daarbovenop nog iets kunnen doen in de vrije tijd. Dat is een heel andere filosofie. Het is niet alleen een andere doelgroep, ook de aard van de taken, dus wie wat invult, zal verschillend zijn bij beide.
Daarnaast moeten de feitelijke verenigingen of vzw’s natuurlijk ook nog zelf beslissen of ze kiezen voor iemand in het wijk-werken of in het vrijetijdswerk, en of ze bereid zijn om tot 500 euro per maand of misschien wel tot 1000 euro per maand, maar maximum 6000 euro per jaar, aan die mensen te geven. Wel zal ik dit zeker en vast nauw opvolgen. Het is nu een speculatie. Op het moment dat we zouden zien dat er een verdringing is of mogelijk is, dan moeten we op dat moment de nodige stappen nemen. Ik denk dat niet dat dat het geval zal zijn omdat de aard van het werk en de doelgroep totaal verschillend zijn.
Ik kom tot het standpunt van de Vlaamse Regering op het Overlegcomité. U weet dat op het Overlegcomité van 20 december er een nota van de Franstalige en Brusselse regeringen en van de Fédératon Wallonië-Bruxelles voorlag, waarin zij aangaven het oneens te zijn met de nota van onbelast bijverdienen. Ons standpunt is dat wij als Vlaamse Regering akte nemen van die nota van die regeringen. Verder is er op 20 december akkoord gegaan om een overleg met de betrokken deelstaten op te starten. De uitkomst van dat overleg is, zoals u zelf hebt gezegd, intussen gekend. De Franse Gemeenschapscommissie heeft een belangenconflict ingeroepen, waardoor het vrijetijdswerk geen ingang kan vinden. U vraagt wat mijn mening daarover is. Ik vind het bijzonder jammer dat dat wordt geblokkeerd, zeker nadat ik, voor alles wat sport betreft, jaren heb gewerkt om een goed kader te creëren en waarbij uit alle adviezen bleek dat niemand daartegen was. Ik had gehoopt dat we dat nu eindelijk konden realiseren. De sportsector snakt daarnaar. Ik vind het bijzonder jammer dat men een belangenconflict heeft ingeroepen, waarbij alles op de lange baan wordt geschoven.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Wat de concurrentie met het wijk-werken en LDE betreft, zegt u dat het speculeren is en dat we dat nu nog niet kunnen vaststellen. De realiteit is natuurlijk wel dat de omschrijving in het federale wetsvoorstel zeer ruim is. Ik begrijp uw standpunt als u zegt dat u het voor sport jammer vindt dat het niet kan doorgaan, omdat dat ook goed omkaderd is. De vraag is of dat geen voorbeeld is en men dezelfde logica zou aanhouden voor de andere sectoren. Het wordt nu zo algemeen geformuleerd dat het eigenlijk onverantwoord is om dat zo toe te passen en dan achteraf te moeten gaan remediëren. Dan zou men eerder het voorbeeld moeten nemen van wat men in de sportsector heeft gedaan. Zou het geen standpunt kunnen zijn om in te nemen, om te vermijden dat er problemen rijzen en dat men die achteraf moet gaan remediëren? Uit de ervaring en de bestaande ‘good practices’ kunnen we leren om te vermijden dat er problemen ontstaan, in het bijzonder op het vlak van LDE en wijk-werken.
Mevrouw Claes heeft het woord
Minister, het klopt dat de doelgroep verschillend is. Degenen die men beoogt bij het bijverdienen, zijn mensen die een job hebben, en we gaan er juist van uit dat men die niet heeft bij het wijk-werken. Maar de taken die binnen wijk-werken kunnen worden uitgevoerd, kunnen in concurrentie komen met die van het bijverdienen doordat de lijst die men federaal gemaakt heeft, zo ruim is. Ik geef het voorbeeld van mensen die in tuinen werken bij oudere mensen. Bij het wijk-werken gaat men er een beetje van uit dat dat geen tuinmannen zijn, maar door de opleiding die men heeft gekregen of de interesse die men heeft, gaan ze bij die oudere mensen in de tuin werken. Dat is een taak die ook interessant is als je wilt bijklussen.
In die zin komt er toch wel concurrentie en moeten we dat inderdaad heel goed in de gaten houden. Het is helemaal anders binnen de sport. Daar is het allemaal heel goed uitgewerkt. Mocht het daarbij gebleven zijn, was er waarschijnlijk ook geen probleem geweest. Maar door de ruime federale lijst komt dit heel dicht bij concurrentie voor wijk-werken en dienstencheques.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik wil mevrouw Kherbache en alle anderen die zich zorgen maken over die 500 euromaatregel, toch oproepen om een constructieve houding aan te nemen. Het is volstrekt legitiem om een aantal bezorgdheden te uiten. Het is immers een nieuw systeem en we moeten waakzaam zijn. Daarin volg ik u volledig. Finaal gaat het wel over mensen die al werken en die nog iets extra willen doen en willen bijdragen aan de gemeenschap en andere particulieren. We moeten hen daarvoor belonen.
Wijk-werken is een voortraject voor mensen die nu nog niet actief zijn en dit wellicht op korte termijn ook niet zullen worden. We zien die doorkruising niet meteen als een acuut probleem, maar wel als iets om op te volgen. Minister, u hebt ook bevestigd dat u dit zult doen.
Ik wil tot slot verwijzen naar een recente schriftelijke vraag over de arbeidsmarkttrajecten waarin ik vroeg of ook die in aanmerking komen voor de 500 euromaatregel. VDAB kan dit soort trajecten erkennen. Uit het antwoord bleek dat die erkenning er nog niet is, maar het zou ook zijn geschrapt op vraag van de sociale partners. Kunt u daar wat meer verduidelijking over geven?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb het moeilijk om mee te gaan in de redenering dat er concurrentie zou zijn tussen enerzijds wijk-werken en anderzijds bijverdienen. Dat zijn twee compleet andere dingen. Wijk-werken zie ik als een tijdelijk werkervaringstraject, bijna een soort van opleiding om na langdurige werkloosheid opnieuw van de arbeidsmarkt te proeven gedurende zes maanden en mogelijk verlengbaar, om dan effectief in de arbeidsmarkt te springen.
Onbelast bijverdienen is iets helemaal anders. Daar is de finaliteit om de kassa te laten rinkelen en om het inkomen voor een stuk te vergroten. Het is supergoed dat het federale beleidsniveau daar in wat meer flexibiliteit heeft voorzien. Het zal ook geen concurrentie vormen voor bestaande jobs, want men moet al bijna fulltime werken om onbelast te mogen bijverdienen.
Als blijkt dat er door het onbelast bijverdienen minder plaatsen zijn voor tijdelijke werkervaring – het kan zelfs ruimer gaan dan wijk-werken –, dan zullen we wel andere mogelijkheden vinden om mensen op een nuttige manier werkervaring te laten opdoen en stages te laten doen. We mogen daar niet zo hard op focussen als nu het geval is.
Ik treed mevrouw Talpe bij als ze zegt dat we ons daar absoluut geen zorgen over moeten maken. Het komt absoluut goed.
Minister Muyters heeft het woord.
Het is uiteindelijk de feitelijke vereniging of vzw die beslist wie ze aannemen. Er is bij die verenigingen en vzw's vaak een maatschappelijk engagement. Wellicht zal het vrijetijdswerk duurder – je moet geen 500 euro geven – zijn dan het wijk-werken. Bij wijk-werken betaalt men enkel boven op de werkloosheidsuitkering. Ik denk dat het geen probleem is, maar we zullen dit sterk opvolgen. Ik ben het niet eens met mevrouw Kherbache om al op voorhand te remediëren. Dat zal niet nodig zijn. Ik denk niet dat er een probleem is of zal zijn.
Mevrouw Talpe, u vroeg of de werkzoekenden geschrapt zijn. Ja, die zijn geschrapt. Werkzoekenden mogen daar geen gebruik van maken. Dat lijkt me ook logisch. Het zat ook in mijn ontwerp. Het is niet de bedoeling om een werkloosheidsval te creëren. Het is de bedoeling om ervoor te zorgen dat iemand die iets doet naast zijn job, iets bijverdient. Als het van die omvang is dat men iets meer is dan een vrijwilliger maar dat het geen job is, dan moet men daar iets voor kunnen krijgen. Het is dus eigenlijk een statuut tussen een vrijwilliger en een contractueel. Dat moet het blijven. In de sport is dat heel goed uitgewerkt. In de andere sectoren is het misschien wat minder goed uitgewerkt, maar men moet daar zien op welke manier men ervoor zorgt dat het iets is tussen die twee.
Ik hoop dat we snel aan de slag kunnen gaan, zeker in de sport. Er is ook veel vraag naar. We zullen dit uiteraard goed moeten monitoren en evalueren, maar dat is ook altijd door de Federale Regering gezegd. Ik zal de eerste zijn om te signaleren als er problemen zijn.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Uiteraard zijn het wijk-werken en de lokale diensteneconomie qua concept iets helemaal anders dan het verenigingswerk, zowel het profiel van de betrokken werknemers als de context waarbinnen men dat werk organiseert. Maar de activiteiten die ze uitvoeren, riskeren echt wel dezelfde te zijn. Dan is misschien, jammer genoeg, de keuze snel gemaakt voor iemand die veel goedkoper is dan een gewone werknemer waardoor de werkzoekende weggedrukt wordt. Er is dus wel een risico van verdringing. Daar gaat het om. Het gaat niet om het feit dat twee sectoren elkaar zouden beconcurreren. Het gaat over twee types van werknemers die dezelfde activiteiten doen, maar waarbij de sterkste de meest kwetsbare verdringt. Dat is een gegeven op de arbeidsmarkt waar u als minister van Werk zeer attent voor moet zijn.
Minister, ik noteer dat u dit zeer intensief zult opvolgen en monitoren. Ik zal nog verdere vragen om uitleg stellen over de wijze waarop dit concreet zal verlopen. We hebben nu net de wijkwerking en de lokale diensteneconomie opgezet als een oplossing voor zeer kwetsbare groepen. Het zou jammer zijn indien dit door een ander systeem zou worden tegengewerkt. Ik heb er absoluut geen probleem mee dat mensen iets bijverdienen. Dit mag echter geen andere maatregel tegenwerken, want in dat geval zouden we niet efficiënt bezig zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.