Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, collega’s, vorig jaar werd de langverwachte studie ‘Intersekse/DSD in Vlaanderen’ opgeleverd van doctor Nina Callens, professor Chia Longman – ik hoop dat ik het goed uitspreek – en professor Joz Motmans van de UGent. Naar de resultaten werd ook vanuit het beleid reeds geruime tijd uitgekeken. We hebben er verleden jaar een gedachtewisseling over gehad tijdens de plenaire vergadering. In uw beleidsbrieven Gelijke Kansen hebt u ook verwezen naar de studie.
Het begrip interseksualiteit werd begin 2017 plots een stuk bekender toen het Belgisch topmodel Hanne Gaby Odiele zich outte als persoon met een intersekseconditie. Ondertussen militeert ze sterk en is ze actief als activiste om de bekendheid van het thema te realiseren en om meer draagvlak en verdraagzaamheid te creëren.
Inmiddels heeft het thema ook al geleid tot een aantal maatschappelijke debatten en de oproep om ouders niet meteen aan te zetten tot operaties van hun jonge kinderen die een intersekseconditie hebben.
Bij dezen zou ik ook mijn lof willen uiten over het rapport dat collega Piet De Bruyn heeft opgeleverd bij de Raad van Europa. (Piet De Bruyn komt de vergaderzaal binnen)
Piet, ik had het net over jouw werk. Het is de bedoeling om gezamenlijk vanuit verschillende fracties te werken aan dit thema.
Minister, nu de resultaten van de studie een feit zijn, wordt het natuurlijk zaak om er beleidsmatig iets mee te doen. In dat opzicht is de studie dankbaar vermits ze een oplijsting geeft van een aantal concrete beleidsaanbevelingen. Zoals wel vaker, behelzen deze aanbevelingen niet alleen het beleidsdomein waarvoor u bevoegd bent, maar kunt u vanuit uw horizontale bevoegdheid Gelijke Kansen wel sturend en coördinerend optreden.
Minister, hoe schat u de beleidsaanbevelingen van de studie rond intersekse in Vlaanderen in?
Welke maatregelen plant u om hieraan uitvoering te geven met betrekking tot de aspecten die rechtstreeks tot uw bevoegdheid behoren?
Zult u een coördinerend initiatief nemen om ook uw collega’s aan te zetten tot het nemen van maatregelen ter uitvoering van de beleidsaanbevelingen van de studie die tot hun bevoegdheidsdomeinen behoren?
Aangezien de studie ook een federaal luik heeft, wil ik graag weten welke initiatieven u neemt om het Vlaamse beleid optimaal af te stemmen op het federaal beleid dat zal worden gecoördineerd door de federale staatssecretaris bevoegd voor Gelijke Kansen.
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ook ik wens mij aan te sluiten bij de complimenten die mevrouw Brusseel aan de heer De Bruyn heeft gegeven.
Mevrouw Brusseel, ik zal al uw vragen tegelijkertijd beantwoorden.
In het huidige regeerakkoord en ook in de beleidsnota Gelijke Kansen was er geen sprake van personen met een intersekseconditie. De conditie werd beschouwd als een louter medische aangelegenheid bij de opmaak van het regeerakkoord en het is pas ongeveer in 2015 dat het mensenrechten- en gelijkekansenperspectief aan bod kwam in een rapport van de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa.
Ik heb vanuit Vlaanderen meteen beslist om hieraan de nodige aandacht te besteden, gezien de grote onwetendheid over dit thema. Ook internationaal was de logische eerste stap een kwalitatief behoefteonderzoek, waarbij we de zorg, de sociale leefsituatie en de behoefte van interseksepersonen en hun omgeving – want dat is natuurlijk ook belangrijk – in kaart hebben gebracht. Ik stemde hiervoor af mijn federale collega, die parallel ook een complementair onderzoek heeft laten uitvoeren, gefocust op de medische en juridische aspecten.
Beide waren pioniersonderzoeken – ik vind het goed dat we ook hier onze voortrekkersrol hebben getoond –, waardoor er ook internationaal heel wat interesse was in de resultaten van dat onderzoek. Dat is goed voor onze reputatie. We doen het in rankings allemaal heel goed, maar als we dan ook nog eens pionierswerk kunnen verrichten, is dat natuurlijk nog beter.
De resultaten werden voorgesteld op het internationale IDAHO-forum, dat vorig jaar plaatsvond in Brussel en waarbij subsidies werden uitgetrokken voor de organisatie daarvan, onder andere vanuit Vlaanderen.
Een gecoördineerd actieplan is momenteel nog niet aan de orde. Er zijn in het onderzoek beleidsaanbevelingen geformuleerd waarvan u terecht aanhaalt dat die zich voornamelijk richten tot andere bevoegdheden, ook federale. Het onderzoek is dan ook onder de aandacht gebracht van de verschillende ministers. Dat behoort tot mijn taak als coördinerend minister, ook een horizontale bevoegdheid.
Een van de aanbevelingen uit het onderzoek, waarbij een duidelijke verantwoordelijkheid ligt voor het gelijkekansenbeleid, is het investeren in toegankelijke, correcte en transparante informatie. Ik heb hierin mijn verantwoordelijkheid al genomen. Ik heb het initiatief genomen om een laagdrempelig, online informatieplatform in te richten, in samenwerking met het Onderzoekscentrum voor Cultuur en Gender van de UGent. Er wordt daarbij gefocust op de informatie- en ondersteuningsbehoefte van verschillende doelgroepen: kinderen, jongeren, volwassenen met intersekseconditie en hun omgeving, beroepsgroepen uit de brede eerstelijnszorg – heel belangrijk. Ook mediamakers kunnen een belangrijke voortrekkersrol spelen, al wil ik nu niet ingaan op het geval van Bo. Ook zijn er verwijzingen naar lotgenotenverenigingen.
Collega’s, mevrouw Brusseel, dit infoplatform zal in juli worden gelanceerd.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben er, net als u, trots op dat we pionier zijn. Ik vind dat we heel goed werk verrichten door het thema op te nemen en niet de kop in het zand te steken zoals men in veel landen zou doen, of nog geruime tijd zal doen, vrees ik. We hebben dan ook de mogelijkheid om dat Europees wat verder op de kaart te zetten. Ik denk dat we er als Belgen fier op mogen zijn dat we dat kunnen doen.
Het informatieplatform is een eerste zeer goede zaak. Wat de transgenders betreft, is het Transgender Infopunt ook een zeer goede zaak. Het verricht zeer goed werk.
Uiteraard zijn er nog iets concretere aanbevelingen waarmee we mijns inziens aan de slag kunnen. Ik denk dan vooral aan welzijn en ook aan wat de lokale besturen kunnen doen in verband met de identiteitspapieren. Ik denk dat er daarin stappen vooruit kunnen worden gezet. Ik wil u dan ook vriendelijk vragen om daar ook al eens naar te kijken.
Vanuit onze fractie zijn wij uiteraard bereid om daaraan mee te werken, om aan concrete suggesties dienaangaande te werken, en om mensen van lokale besturen die al wat expertise hebben, mee rond de tafel te brengen. Ik denk dat we dat wel kunnen doen. Dat is eigenlijk ook een van de vragen vanuit Çavaria, om al eens te bekijken wat we kunnen doen wat identiteit betreft, zodat niet meteen de keuze man/vrouw moet worden gemaakt wanneer er onduidelijkheden zijn. Ook dat behoort tot de vrijheid van mensen, om niet te moeten kiezen wanneer dat nog moeilijk ligt. Daarvoor wil ik pleiten. Ook pleit ik ervoor om het thema te bespreken met uw collega Jo Vandeurzen. Ook daar liggen er volgens mij mogelijkheden, om preventief aan de slag te gaan.
Ik wil nog eens verwijzen naar de bredere context waarin het plaatsvindt. Want het gaat niet alleen om medische en juridische aspecten, maar ook om het bredere maatschappelijke aanvaardingsproces dat we moeten ondersteunen en bevorderen. Om het even over de transgenders en over de negatieve reacties te hebben: ondanks het feit dat we pionier zijn in alles wat holebirechten en transgenders betreft, zien we, bijvoorbeeld vandaag in De Standaard, dat er toch nog altijd zeer zure en onverdraagzame oprispingen zijn en dat nog niet iedereen bereid is om de eigenheid van een ander te aanvaarden, ofschoon dat eigenlijk absoluut geen moeite kost. Die reacties duiden niet alleen op angst, maar vooral op onverdraagzaamheid. Dat moeten we absoluut kunnen aanpakken.
Het gaat dus niet alleen over medische en juridische aspecten. Minister, hebt u verder zicht op de werkteksten van het interfederaal actieplan homo- en transfobie? Want ook daar kunnen we melding maken van interseksepersonen en het probleem van onverdraagzaamheid ook al aankaarten voor die doelgroep.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, ik dank u voor het stellen van de vraag, die voor een stuk ook aansluit bij wat er tijdens de bespreking van de beleidsbrief aan bod is gekomen.
Minister, u hebt terecht gewezen op het feit dat er vooral moet worden gewerkt aan bewustwording. Waarover gaat het? Over wie hebben we het? Welke grote variatie valt nog onder die noemer intersekseconditie? Wie is daarin betrokken? Ouders evident, net als de medische beroepssector, maar ook welzijnsmedewerkers en elke zorgverstrekker. Ook de publieke overheid – lokaal, federaal of op dit niveau – heeft daarin verantwoordelijkheid te nemen. De minister is – dat heeft ze al meermaals gezegd – bereid om dat te doen.
Wat mij daarbij essentieel lijkt, is dat we, als volksvertegenwoordigers, de pioniersrol die we eerder hebben opgenomen in een maatschappelijk gevoelig debat, ook in dit thema opnemen. In dat opzicht zou ik mijn collega's – en ze mogen dat zeer snel verwachten – willen uitnodigen om samen rond de tafel te zitten en na te denken over een resolutie die het thema schetst, die de uitdagingen schetst, en die een aantal mogelijke – en daarin moeten we voorzichtig en realistisch zijn – punten van actie en van het opzetten van initiatieven aantoont. We hebben dat in 2005 gedaan in een algemene resolutie rond de maatschappelijke aanvaarding van homoseksualiteit. We hebben dat in 2014 gedaan in een resolutie rond maatschappelijke aanvaarding en positionering van transgenders. Ik denk dat het nu, in 2018, tijd is om dat ook te doen rond interseksen.
Ik wil en zal in dat verband heel snel de collega's uitnodigen om daar dan samen werk van te maken.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, het is natuurlijk wel een nieuw gegeven. Ik zei daarnet al: ‘Pas sinds 2015.’ Ik denk dat uw suggestie dus een goede suggestie is. Ik hoop dat veel collega's op uw vraag en uw suggestie zullen ingaan. Ik twijfel zeker niet aan het engagement van mevrouw Brusseel. Ik veronderstel dat ook nog andere collega's zullen aansluiten.
Mevrouw Brusseel, ook ik heb de negatieve commentaren gehoord op de outing van Bo Van Spilbeeck. Ik ben me daarvan bewust. Ondanks de soms wel zeer laag-bij-de-grondse teneur van bepaalde reacties is er wel één voordeel: het debat wordt gevoerd. Dat vind ik wel een voordeel. We moeten die negatieve commentaren naast ons neerleggen. Maar het feit dat het debat wordt gevoerd, is wel een goede zaak.
Ik ben het absoluut met u eens dat we nog verdere gesprekken moeten voeren, met de federale overheid, maar misschien ook met lokale overheden en uiteraard ook met de minister van Welzijn, die in dezen een essentiële rol heeft. Ik zal de suggesties die u daartoe hebt gedaan, zeker nakomen en opvolgen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, dank voor het voorstel van resolutie. Wij zullen dat met heel veel plezier samen met u bekijken en tot stand brengen.
2005 was ook al een interessant moment in dit parlement. Toen hebben collega's Gatz en Schueremans een voorstel van resolutie ingediend en gestemd gekregen over de aanvaarding van holebiseksualiteit.
Minister, ik ben tevreden dat u de suggesties zult meenemen. Wat het interfederaal actieplan homo- en transfobie betreft, hoop ik dat we daarop kunnen terugkomen in een later stadium.
Het debat is in ieder geval belangrijk. Absoluut. Het debat is belangrijk, maar ik ben toch wel zeer tevreden dat er redelijk fel gereageerd is op een aantal achterlijke stellingnames. Het debat moet vooral met argumenten worden gevoerd, en die ontbraken op een bepaald moment in bepaalde hoofden, vind ik. Maar goed, we doen verder.
De vraag om uitleg is afgehandeld.