Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, tot 31 december 2017 waren de provincies, wat sport betreft, bevoegd voor de volgende zaken: het stimuleren van personen met een handicap tot sporten, het – op vraag van de gemeenten – stimuleren en ondersteunen van de regionale werking in de sportsector, het ondersteunen of organiseren van bovenlokale sportevenementen, het bouwen of subsidiëren van een bovenlokale sportinfrastructuur, het coördineren van de relatie tussen natuur, sport en recreatie en ruimtelijke ordening, en het beheren van unieke bovenlokale instellingen in de sport, meer bepaald een bovenlokale organisatie die een specifieke meerwaarde betekent voor de sport op provinciaal niveau en die niet op Vlaams of op lokaal niveau ingevuld wordt.
Door de interne staatshervorming en de afslanking van de bevoegdheden van de provincies werden onder andere deze sportbevoegdheden op 1 januari 2018 overgeheveld naar de Vlaamse Gemeenschap, meer in het bijzonder naar Sport Vlaanderen. Er bestaat onduidelijkheid over hoe deze taken opgenomen zullen worden binnen Sport Vlaanderen. Op de webstek lezen we het volgende: “De voorbereidingen voor deze overheveling zijn volop aan de gang. Een goede afstemming met alle betrokken actoren is noodzakelijk om de dienstverlening aan de lokale besturen en de innoverende initiatieven van de provincies te bestendigen.” Minister, kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de overheveling?
Binnen de beleidsdomeinen Jeugd en Cultuur wordt tegelijk een regiowerking uitgebouwd via een bovenlokaal decreet. We zijn daarover volop aan het spreken met deze commissie. We vragen daar zelfs adviezen over bij de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Wat zijn de plannen voor het beleidsdomein Sport? In de toelichting in de beleidsbrief Sport 2018 staat immers eerder summier: “In 2018 passen we het ondersteuningsreglement ‘lokale en regionale ondersteuning’ aan, waardoor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een project kunnen indienen. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar bovenlokale G-sportprojecten (voorafname van 25 procent van het totale krediet).”
Minister Muyters heeft het woord.
Ter voorbereiding van de transitie van de sportbevoegdheden werden vorig jaar, samen met de provincies, nieuwe beleidsvisies ontwikkeld. Hierbij was het de bedoeling om de beste voorbeelden uit de provincies uit te rollen over heel Vlaanderen en ervoor te zorgen dat er in heel Vlaanderen een uniform sportbeleid wordt gevoerd. Je moet dan ook durven te schrappen, maar je houdt de beste dingen over om uit te rollen.
Ik zal kort de stand van zaken geven per werf. De G-sportactoren blijven verder ondersteund door de G-sportcoaches vanuit de vijf promotiediensten van Sport Vlaanderen. Het succesvolle G-Sportfonds uit de provincie Antwerpen werd ondertussen uitgerold in heel Vlaanderen via de vzw G-Sport Vlaanderen onder de naam ‘Supporters voor G-sporters’. Sinds 1 januari 2018 is Sport Vlaanderen ook het enige subsidieloket wat G-sport betreft op basis van nieuwe subsidiereglementen. Sport Vlaanderen zet ook in op promotie en communicatie van G-sport. Opleidingen en vormingen over G-sport zijn vanaf nu ook een kerntaak van de Vlaamse Trainersschool.
De tweede werf betreft de regiowerking inzake sport. Daarin spelen de vijf promotiediensten van Sport Vlaanderen een belangrijke rol. Ze zullen de bovenlokale en intergemeentelijke samenwerking vraaggestuurd versterken en ondersteunen. Tijdens de zomer van 2017 werd een nieuw subsidiereglement voor bovenlokale projectondersteuning gelanceerd waardoor twee of meer steden en gemeenten samen projecten kunnen indienen inzake het stimuleren of verbeteren van breedtesport.
De derde werf is de ondersteuning van bovenlokale sportevenementen. Vijf nieuwe subsidiereglementen werden gelanceerd zodat het hele sportevenementenaanbod, van breedtesport- tot internationale topsportevenementen, ondersteund kan worden. Daarmee lossen we op wat vroeger provinciaal gebeurde. We hebben nu een duidelijk reglement met betrekking tot sportevenementenbeleid.
De vierde werf betreft bovenlokale sportinfrastructuur. De nieuwe beleidsvisie werd versterkt met het Globaal Sportinfrastructuurplan Vlaanderen. Daarnaast werden ook de lopende dossiers in kaart gebracht. De projecten die de provincies in 2017 niet meer konden afronden, worden vanaf 1 januari door de afdeling Sportinfrastructuur van Sport Vlaanderen opgevolgd.
Ook met betrekking tot sport en natuur werden de nodige afspraken gemaakt. De werkwijze inzake loopomlopen, natuuromlopen en mountainbikeroutes is reeds succesvol. Nieuw voor Sport Vlaanderen zijn de eenmalige toertochten en het ontwikkelen van ruiter- en menpaden.
Het sportmateriaal van de provincies werd overgedragen aan de vijf uitleendiensten van Sport Vlaanderen. Voor specifiek G-sportmateriaal kan men terecht in Gent en Brasschaat.
Wat sportaccommodaties betreft, zijn er niet veel wijzigingen. Het provinciaal sportcentrum Peerdsbos in Brasschaat wordt verbouwd tot bovenlokaal expertisecentrum voor G-sport en gaat, na voorlopige oplevering, over naar Sport Vlaanderen. Ze waren zelf met die verbouwing bezig en als er een voorlopige oplevering is, komt dat naar Vlaanderen.
Het Provinciaal Wielercentrum in Wilrijk werd overgenomen door de stad Antwerpen en het Huis van de Sport in Gent door de stad Gent. De provincie West-Vlaanderen blijft partner in de DBFMO-overeenkomst (Design Build Finance Maintain Operate) voor het olympisch zwembad in Brugge. Ook de provinciale recreatiedomeinen blijven bij de provincies. Dat was ook de beste situatie, want het was een gemengde opdracht.
Het is heel duidelijk, we hebben samen met de provincies een visie ontwikkeld. Volgens mij zijn er geen losse eindjes.
De heer Pochet heeft het woord.
Minister, het uitrollen van best practices over heel Vlaanderen is uiteraard een goede zaak. Daarvoor moesten niet noodzakelijk de bevoegdheden van de provincies worden afgenomen, maar dat is nu zo goedgekeurd. De provincie Limburg had een specifieke tegemoetkoming voor sportrolstoelen. Dat is toch een tamelijk dure zaak. Is dat meegenomen als best practice naar de andere vier provincies en onze hoofdstad?
Minister, u zegt dat de regiowerking wordt ondersteund door de vijf ondersteuningspunten en de vijf uitleendiensten van Sport Vlaanderen. Vallen de werkingsgebieden van die vijf uitleendiensten en ondersteuningspunten samen met de provincies? Hebben de nieuwe subsidiereglementen, waarmee u een aanbod van A tot Z ondersteunt, van G-sport tot topsport, een decretale onderbouw?
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, zelf heb ik hierover een schriftelijke vraag gesteld waarop ik van u een antwoord kreeg. Ik sluit me toch aan bij deze terechte vragen waarover nog wat onduidelijkheid is. In mijn schriftelijke vraag vroeg ik naar de overdracht, of het al duidelijk was waar het overgedragen personeel van de provincies zou worden tewerkgesteld. Meer dan een oplijsting van het aantal over te hevelen mensen heb ik niet ontvangen. Hebt u op dit moment zicht op welke specifieke functies die mensen voor Sport Vlaanderen zullen vervullen? Is het identiek hetzelfde als wat ze deden voor de provincies?
Collega Pochet maakte al een opmerking over Limburg, wat me altijd zeer veel plezier doet. Van de lijst met over te hevelen personeelsleden van de provincie viel het me op dat vooral in Limburg heel weinig mensen zijn overgeheveld. Voor Antwerpen komen er een veertigtal naar Sport Vlaanderen, voor Oost-Vlaanderen zijn er dat zeven, voor Vlaams-Brabant acht, voor West-Vlaanderen zes en in Limburg is er slechts één iemand overgeheveld. Ook de kredieten zijn overgedragen en het overgedragen bedrag voor Limburg viel best mee. Afgerond komt het neer op 500.000 euro. In vergelijking met de andere provincies is dat toch wel een wat lager bedrag. U zegt wel in uw antwoord dat de overgedragen bedragen vooral dienen om de overgekomen mensen te betalen.
Minister, kan ik een meer gedetailleerd overzicht krijgen van de exacte bestemming van die overgehevelde bedragen? Als het specifiek dient om personeel te betalen, dan gaat het over een tamelijk duur personeelslid dat van Limburg overkomt. Voor de andere provincies waaruit zeven à acht mensen worden overgeheveld, gaat het over een bedrag van ongeveer 1 miljoen euro. Voor het ene personeelslid dat uit Limburg komt, gaat het over een bedrag van 490.000 euro. Zit daar nog iets anders in dan enkel de kost voor het overgedragen personeelslid? Wat zal er met dat bedrag voor Limburg gebeuren en met de centen die worden overgeheveld voor de andere provincies?
Minister Muyters heeft het woord.
Dat laatste is een moeilijke vraag. We hebben in overleg met de provincies bepaald hoeveel mensen er overkomen. Als ze zeggen dat er maar één persoon in Limburg bezig is met sport, dan is er maar één. Dan is de afspraak dat de middelen gebonden aan die ene persoon mee overkomen. Er zijn ook andere middelen vanuit de provincies overgedragen – dat zag je in de begroting –, en die worden ingezet. Ze worden niet meer provinciaal ingezet, en dat is vanzelfsprekend.
Tot nu toe heb ik altijd geweigerd om het over het operationele te hebben. Neen, ik wil de doelstellingen die Sport Vlaanderen moet bereiken, naar voren brengen. Hoe ze dat doen, dat moeten ze zelf bepalen. Als er personeel wordt overgeheveld, moeten ze dat functioneel en efficiënt inzetten. Ik ga niet zeggen: aha, er is er maar één van Limburg, dus mag er in de toekomst maar één in Limburg werken. Neen, je realiseert wat je moet realiseren. Hoe je dat moet doen, ga ik niet zeggen.
In een beheersovereenkomst van VDAB stond ooit hoeveel hits ze moesten hebben op internet. Volgens mij is dat geen doelstelling voor VDAB. Het interesseert mij totaal niet hoeveel mensen VDAB opzoeken op internet, en evenmin Sport Vlaanderen. Wat wil je daarmee bereiken? Dat veel mensen de VDAB kennen? Dat veel mensen de VDAB raadplegen? Dat kunnen we ook van Sport Vlaanderen zeggen. Maak daar dan een doelstelling van, maar als wij als politici gaan bepalen hoe ze het doen, moet ik beheerder worden.
Ik zou dan beter CEO of administrateur-generaal van Sport Vlaanderen worden. De voorzitter zou dat een goede zaak vinden. Dat is echter niet mijn rol. (Opmerkingen van de voorzitter)
We spreken af wat ze moeten doen en hoe ze dat dan doen, is aan hen. We hebben met de provincies afgesproken dat iedereen die wordt overgedragen een zinvolle job krijgt. Indien dat de vraag is, kan ik dat wel eens navragen. Ik wil eigenlijk niet bepalen wat die mensen moeten doen. Dat is overleg tussen die mensen en Sport Vlaanderen. Sport Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de opgelegde doelstellingen worden gehaald. Dat moet de bedoeling zijn. Ik denk dat iedereen me op dat vlak kan volgen. Dat is volgens mij de filosofie.
Mijnheer Pochet, met betrekking tot de sportrolstoelen en het G-sportfonds dat in Antwerpen bestond, volgen we de filosofie van de cofinanciering. We selecteren enkel projecten met betrekking tot het materiaal, zoals rolstoelen. We weten dat dit een van de grootste hinderpalen is om G-sportclubs en G-sport uit te bouwen. Ik twijfel een beetje, maar volgens mij is het steeds 1 euro voor 1 euro. Naast wat heel de G-sportwerking, met spaghettiavonden, sponsors, federaties en weet ik veel wat aan centen voor materiaal aanbrengen, leggen wij telkens 1 euro bij. Hierdoor wordt heel die werking die in Limburg bestond nu op een nog sterkere wijze uitgedragen. Het gaat dan niet enkel om rolstoelen, maar ook al het sportmateriaal. Voor mij is dat een verbetering van het systeem dat in Limburg bestond. Het G-sportfonds in Antwerpen was een mooi voorbeeld. (Opmerkingen van Joris Poschet)
Het is mogelijk dat de entourage van de sporter ook sponsort of zo. Zo krijgen we een gedragenheid. We zijn met belastinggeld bezig. We krijgen een gedragenheid en een versterking. Het lijkt te lukken. Dat heeft Antwerpen bewezen.
Er zijn vijf uitleendiensten. Volgens mij is er eentje in elke provincie. Ik zal de plaatsen aan het commissiesecretariaat overmaken. Volgens mij is er een uitleendienst in elke provincie, maar daarom niet in elke provinciehoofdstad. (Opmerkingen)
Het gaat om de sportpromotiecentra van Sport Vlaanderen. Er is ongeveer een uitleendienst per provincie.
Voor de subsidie van evenementen is er een decretale basis, maar dan in zeer algemene termen. Binnen die decretale basis konden en mochten we een eigen reglement opstellen. Ik zou eens moeten checken hoe het juist zit. (Opmerkingen van Bart Caron)
We hebben binnen de decretale mogelijkheden een subsidiereglement opgesteld. In het verleden bestond dat niet. Dat is volgens mij de situatie. (Opmerkingen van Bart Caron)
We kunnen een reglement opstellen dat drie jaar geldig is. Daarna moet het een decretale verankering krijgen. Op die manier mogen we experimentele en nieuwe regelgeving lanceren.
Ik ben eigenlijk wel fier. Voor de eerste keer ooit heeft Sport Vlaanderen een zeer duidelijk subsidiereglement met betrekking tot evenementen. Dat was in het verleden niet het geval.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende informatie. Indien het klopt wat u over de cofinanciering van het materiaal hebt gesteld, proberen we de G-sporter samen iets aan te bieden en moet hij zelf niet met veel geld voor de dag komen. Dat is uiteraard een goede zaak. Ik mag geen vragen meer stellen, maar als ik het goed heb begrepen, kunnen we dit jaar, volgend jaar en in 2020 nog met specifieke reglementen werken. In 2020 zullen we echter een decretaal initiatief moeten nemen op basis van de ervaringen die we dan hebben opgedaan. Om verder te kunnen werken, zullen we dit moeten verankeren. Dit betekent dat ik opnieuw verkozen moet geraken. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.