Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Pochet heeft het woord.
Op 7 december jongstleden besloot de Europese Voetbalfederatie UEFA Brussel te schrappen van de lijst kandidaat-speelsteden voor het Europees kampioenschap voetbal 2020. Een ware blamage, want het is de eerste keer dat in het kader van de Europese eenmaking in verschillende speelsteden in Europa zou worden gespeeld om net de Europese eenheid te onderstrepen, en dan zou de Europese hoofdstad niet een van de speelsteden zijn.
Vanaf de aankondiging van de bouwplannen voor het Eurostadion stak er protest op, zowel bij buurtbewoners die voor verkeersoverlast vreesden, als bij communautaire scherpslijpers die de bouw van een nationaal stadion op Vlaams grondgebied – eigendom van de stad Brussel, maar officieel in het Vlaamse Gewest – als een vorm van verfransing zagen.
Een grondige voorbereiding van dit project met aandacht voor het creëren van voldoende draagvlak bij de mensen en verschillende politieke overheden had een groot deel van het protest kunnen voorkomen. Negatieve adviezen van de administratie Mobiliteit, het vermeende bestaan van de fameuze buurtweg op de geplande bouwsite en het voluntaristisch inkleuren van de toegelaten bouwvolumes deden het project evenmin deugd. Bovendien haakte RSC Anderlecht onderweg ook nog eens af en begon de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) vragen te stellen bij de omvang van het nieuwe stadion.
Feit blijft dat Brussel, Vlaanderen en België op dit moment geen voetbalinfrastructuur hebben die ons toelaat grote tornooien te hosten, zij het interlandelijk of finales van de Europa of Champions League.
Het is allemaal niet simpel. Een van mijn grote frustraties als volksvertegenwoordiger is de vraag wie nu eindelijk de finale verantwoordelijke is voor het organiseren van grote voetbalevenementen, met infrastructuur, die gemeentelijk en gewestelijk zijn geregeld – sport is een gemeenschapsbevoegdheid, internationale uitstraling is voor een deel federaal via Beliris. Het is dus heel moeilijk – ik druk het nu negatief uit – iemand in een hoek te duwen, want je kunt altijd verwijzen naar een ander bevoegdheidsniveau. Het is bij uitstek een thema waarop verschillende bevoegdheidsniveaus moeten samenwerken.
Minister, hoe analyseert u de beslissing van de UEFA? Welke lessen vallen hieruit te trekken? Ik heb net zelf een aanzet gegeven, ik hoop dat u daarop voortgaat. Wat moet de ambitie van ons land zijn inzake de organisatie van internationale voetbaltornooien? Welke rol ziet u voor het federaal Overlegcomité weggelegd? Hoe staat u tegenover een eventuele renovatie van het Koning Boudewijnstadion of een project van een volledig nieuwbouwstadion op de Heizelsite? Welke rol hebben u en uw collega van de Franse Gemeenschap voor Sportinfrastructuur hierin te spelen?
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega, mijn antwoord zal vrij lang zijn omdat dit een belangrijke kwestie is. De beslissing over de openingswedstrijd ligt autonoom bij de UEFA. De UEFA legt bij dergelijke procedures op voorhand voorwaarden op en ziet altijd toe op de naleving van deze voorwaarden. Als u mij vraagt of ik als supporter en groot voetballiefhebber graag de openingswedstrijd in België zie plaatsvinden, dan is het antwoord ongetwijfeld ja.
Anderzijds begrijp ik ook dat de UEFA op een bepaald punt de knoop moet doorhakken om te zorgen dat alle wedstrijden kunnen worden gepland. Eerlijk gezegd begrijp ik de UEFA omdat de situatie van het Brusselse stadiondossier op dat ogenblik weinig hoopgevend was.
Als ik afstand neem van mijn supportershart en de zaken als beleidsverantwoordelijke bekijk, moet ik toegeven dat de vraag moet worden gesteld wat de verhouding is tussen kosten en baten. Het is een vergissing geweest om rond één wedstrijd een beleid te voeren. Het was Platini die ooit heeft geopperd om overal matchen te organiseren, wat maakt dat niemand daar een heel beleid rond kan maken. Dat is volgens mij een vergissing. Ik denk dat het niet aan politici is om te bepalen of je zo’n stadion wel of niet bouwt. Dit moet bottom-up gebeuren, vanuit de betrokken sport. Er moet van bij aanvang voldoende draagvlak zijn.
Er zijn wel veel lessen te trekken uit dit verhaal, maar ik vind het moeilijk de rekening van de initiatiefnemers te maken. Ik wil de uitdaging om hier en daar lessen te trekken toch niet uit de weg gaan. Het bottom-upverhaal is er zeker een van. Voldoende draagvlak is noodzakelijk, niet alleen in sport, maar vooral in grote projecten om tot een succesvolle realisatie te komen. Dat is een van mijn ervaringen. De essentiële vraag die de initiatiefnemers vergaten te stellen, is of we een stadion van die omvang nodig hebben, enkel en alleen om een nationale ploeg te laten spelen.
De vraag die mag worden gesteld, is of het iets aan ons voetbal bijdraagt indien we dit enkel voor de nationale ploeg doen. Voor dergelijke infrastructuur moet ook een plaats worden gevonden in een ruimere beleidsvisie. Het mag er niet enkel om gaan een enkele wedstrijd te organiseren. Ik wil eerlijk zijn. In verband met het nationaal voetbalstadion heb ik die ruimere visie niet gehoord.
Als minister van Sport pleit ik uiteraard voor een modernisering van onze stadions in Vlaanderen. Ik denk dat iedereen dat weet. We kunnen wedstrijden op het hoogste niveau toelaten en organiseren, maar dan wel op voorwaarde dat bij alle betrokken partijen een draagvlak wordt gevonden. Dit kan, bijvoorbeeld, door het te linken aan onze clubs, zodat het stadion een permanente invulling krijgt en het gebruik niet beperkt blijft tot occasionele wedstrijden.
Het is in eerste instantie aan de clubs om het initiatief te nemen om hun stadions te vernieuwen. Het moet duidelijk zijn dat ze ook zelf voor het grootste deel van de financiering moeten zorgen. Dat blijft zo. De Europese regelgeving laat niet veel mogelijkheden over om staatssteun te geven. Ik moet geen Nederlandse voorbeelden in verband met de terugvordering aanhalen. Het is niet zo eenvoudig om binnen de Europese regels in staatssteun te voorzien.
Mijnheer Poschet, wat de ambities betreft, wil ik u niet terechtwijzen. We moeten echter de vraag stellen of we internationale voetbaltornooien moeten organiseren. Moeten we niet veeleer de vraag stellen welke ambitie en welke beleidsvisie we hebben met betrekking tot het aantrekken van grote internationale sportevenementen? Het maakt dan niet uit of het om voetbal, wielrennen, zwemmen of nog iets anders gaat.
De Vlaamse Regering doet het beter. Op 20 mei 2016 hebben we een hele conceptnota over het Vlaams topevenementenbeleid voorgesteld. In de schoot van Toerisme Vlaanderen is dan de cel EventFlanders opgericht. Dit is uiteraard gebeurd met een grote betrokkenheid van de nodige beleidsdomeinen, zoals het beleidsdomein Sport. De cel EventFlanders brengt de topevenementen in kaart. Voor een kandidatuur wordt ingediend, zal de cel voor het nodige draagvlak zorgen, ondersteuning bieden en, waar dat nodig is, coördinerende initiatieven nemen.
Volgens mij moeten we niet inzetten op het aantrekken van dergelijke evenementen als doel, maar als middel. Dat is voor sport ook vrij nieuw. We moeten nagaan, zoals ik voor mijn eigen sportevenementenbeleid doe, wat we willen bereiken door die grote evenementen aan te trekken. Het mag er niet gewoon om gaan dat we een groot evenement willen aantrekken. De vraag is wat we hiermee willen bereiken. Daarbovenop moet dan nog een balans tussen kosten en baten worden gezocht.
Wellicht zullen hier later nog vragen om uitleg over worden gesteld, maar ik wil toch al even verwijzen naar het WK wielrennen in 2021. Ik heb vorige week aangekondigd dat we dit naar Vlaanderen willen halen. Dat topevenement past in onze beleidsvisie om Vlaanderen in het buitenland als een fietsregio te promoten. We kunnen hiermee het internationaal imago uitbouwen van ons fietsnetwerk, dat ooit nog een prijs heeft gekregen. Het is de bedoeling op deze manier buitenlandse toeristen aan te trekken. Met een sterk flankerend beleid moeten we er niet enkel in slagen de toeristen tijdens het event aan te trekken, we willen naast het WK ook een blijvend effect genereren. Het event biedt tal van kansen om een sterk flankerend sportbeleid op te zetten dat moet bijdragen aan het sportpromotiebeleid. Op die manier kunnen we mensen aanzetten om te sporten. Ik denk dat iedereen al meteen aanvoelt dat we een visie hebben. Het WK wielrennen is een middel om die visie te bereiken. Dat is iets heel anders dan wat is gebeurd in verband met het nationaal voetbalstadion. Die aanpak op basis van een ruimere beleidsvisie en met een sterke steun door de sector zelf moet onze ambitie zijn in verband met alle topevenement die we wensen aan te trekken. Dit geldt zeker voor de topsportevenementen.
Zoals ik al heb vermeld, geloof ik inzake grote infrastructuurprojecten vooral in de bottom-up aanpak. Ik vind het niet de rol van politici om bij de aanvang te bepalen welke infrastructuur waar moet komen. Indien de sector een concreet voorstel naar voren brengt dat een impact op verschillende regeringen heeft, heb ik er nooit een probleem mee met die andere regeringen samen te zitten. Ik denk dat ik dat in verband met sport al lang heb bewezen. Voor mij kan dat in het Overlegcomité, indien de Federale Regering erbij betrokken is. Ik wil evengoed, zoals we ook regelmatig doen, samenzitten met de vertegenwoordigers van de andere overheden en met de initiatiefnemers om samen na te gaan wat er kan gebeuren en hoe dat kan gebeuren.
Mijnheer Poschet, ik wil nog even op uw laatste vraag reageren. Ik heb reeds diverse stemmen gehoord die op de Heizel een toekomst zien voor een multifunctioneel sportstadion. Ik stel vast dat er nog steeds veel stemmen opgaan om de Memorial Ivo Van Damme daar te blijven organiseren. Daarvoor moet het stadion worden opgewaardeerd. Ik ben daar zeker niet tegen, maar ik vind het dat het niet aan mij als minister is om in dit verband het initiatief te nemen. Er moet een draagvlak van onderuit worden gecreëerd.
Als er een vraag zou komen van de betrokken sportbonden zelf – want dat zou toch mooi zijn, stel u voor, puur hypothetisch, dat een atletiekfederatie, een volleybalfederatie, een hockeyfederatie Vlaams en Waals dat doen – dan zijn we bottom-up bezig.
U weet dat we intussen in Vlaanderen een decreet hebben inzake bovenlokale sportinfrastructuur. Een groot project, ook in Brussel, kan jaarlijks de kans krijgen om ondersteuning aan te vragen. Er staat dan niets in de weg dat Vlaanderen in Brussel mee zou financieren wat zo’n stadion betreft.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het klopt dat je geen volledig stadion moet bouwen voor een of twee of drie wedstrijden. Ik denk dat dat onzin is. Ik denk dat we het daar ook allemaal over eens zijn.
De fundamentele vraag die we echter moeten stellen en moeten beantwoorden, is: vinden wij dat we een nationaal voetbalstadion, eventueel met een atletiekpiste, en voor mij het liefst met een atletiekpiste, nodig hebben? Als we daarop ja zeggen, dan is de vraag wie dat dossier gaat trekken. U zegt dat het bottom-up moet gebeuren, vanuit de diverse sportfederaties. Goed, dat is uw visie, dat zou inderdaad leuk zijn, maar ik denk dat de overheid daarin ook een rol kan spelen. Wat dat betreft, verschillen onze visies misschien. Ik vind dat u als minister van Sport eens moet samenzitten met uw collega van de Franse Gemeenschap bevoegd voor het sportbeleid, en met het Brusselse Gewest en de stad Brussel, want dat zal uiteindelijk daar komen. Ik zie niet in waar het anders zal gebeuren. Jullie moeten eens samenzitten en als volwassen mensen zeggen wat jullie ideale plan is. U zegt dat het mogelijk is om subsidies aan te vragen in het kader van het globale sportinfrastructuurbeleid, maar dat is zeer beperkt. Als wordt gesproken over bijvoorbeeld een renovatie van het Koning Boudewijnstadion, wordt gewag gemaakt van 140 miljoen euro. Anderen spreken van 200 miljoen euro. Het nieuwbouwproject was begroot op 300 à 400 miljoen euro. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
En alleen voor voetbal. Via uw subsidiemechanisme gaan we niet boven de 2 à 3 miljoen euro kunnen geraken. Daar zit een ‘cap’ op, en ik begrijp dat ook.
Ik denk dus dat de fundamentele vraag is: moeten we een nationaal voetbalstadion hebben, met daaraan gekoppeld een atletiekpiste? Ik vind, wij vinden van wel. Wie moet er dan aan de kar trekken? Ik vind dat we daarin als Vlaamse Gemeenschap wél een rol te spelen hebben. Dat dit aan een ruimere visie moet worden gekoppeld, dat is nogal evident. In het kader van het EK had die ruimere visie onder andere kunnen zijn: Brussel en Vlaanderen in de markt zetten als het hart van de Europese Unie. Dat had men wel kunnen koppelen aan het voetbaltoernooi dat nu in diverse Europese speelsteden zou worden georganiseerd.
Het is voor ons ook duidelijk dat het huidige stadion niet mag worden afgebroken zolang er niet onmiddellijk een alternatief is voor de Memorial Van Damme. De kwestie van een nationaal stadion en de toekomst van de Memorial Van Damme is niet van tafel. Die zal hier blijven rondhangen. Dat zal het monster van Loch Ness zijn. Minister, daarom blijf ik er toch bij dat u zeer voluntaristisch kunt zijn. Ik zou zeggen: neem eens de lead om de mensen ter zake samen te brengen. Ik zeg niet dat u dingen moet tekenen om u tot 200 miljoen euro te engageren, maar men moet gewoon eens samenzitten over de vraag waar men eigenlijk nu naartoe wil, of men het nodig vindt om een nationaal sportstadion te hebben voor voetbal en atletiek en welke partners men daarbij kan hebben. Dan kun je inderdaad werken met de sportfederaties, die mee een dynamiserende rol kunnen spelen.
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik wil ook even inspelen op uw vragen, want het gaat niet alleen over money. Het gaat natuurlijk altijd over geld, maar het belangrijkste aspect is dat de UEFA zo enorm veel eisen stelt. Voor de halve finales of de finale moet je een stadion van 70.000 toeschouwers hebben. De UEFA vraagt dat. Voor de kwartfinales zijn dat 60.000 toeschouwers, voor de achtste finales en de groepswedstrijden 50.000 toeschouwers. Nu, dit jaar zijn er dus twee uitzonderingen toegestaan, twee stadions die maar een capaciteit van 30.000 toeschouwers hebben, maar die mogen dan alleen groepswedstrijden doen. Er is er ook één in Kopenhagen dat mag meedoen, omdat België heeft afgehaakt, en dat is er ook maar een van 30.000 à 35.000 toeschouwers.
Nemen we dan de eerste 5 stadions die er op dit moment in België zijn, dus die van Brugge, Standard, Genk, Anderlecht en Gent. Brugge heeft de grootste capaciteit, van 29.000 toeschouwers, Standard 27.000 toeschouwers, Genk 23.000 toeschouwers, Anderlecht 21.000 toeschouwers. Dan spreek ik nog niet over Mechelen, Charleroi, Sint-Truiden, Lier: die hebben er maar 14.000. Als je dus een stadion wil oprichten waarin men Europese wedstrijden kan spelen, dan moet Anderlecht in een stadion voor 60.000 toeschouwers gaan spelen. Dat wil dus zeggen dat Anderlecht zijn toeschouwersaantal moet verdriedubbelen. Ik denk dat dat niet meer realistisch is. Ik heb daar mijn vragen bij, al ben ik er natuurlijk voorstander van dat we ook internationale wedstrijden zouden kunnen spelen. Dat is echter een bijkomend groot gevaar dat de UEFA heeft ingesteld. Wat de voetbalinfrastructuur in ons land betreft, moeten we nu eigenlijk terugvallen op individuele investeerders, en die zijn er op dit moment. We kunnen bovengemeentelijk 1,250 miljoen euro aan subsidies hebben, maar dat is een ander geval.
Als we naar die investeerders gaan, dan heeft men op dit moment een ploeg die opnieuw bezig is, namelijk Brugge. Maar daar gaat het dan ook maar over een nieuw stadion van 40.000 toeschouwers, dat kan ook niet worden gecombineerd met Europese wedstrijden. Dat is een bijkomend, zeer moeilijk aspect. We moeten daar zeer bescheiden in blijven.
Wat het Koning Boudewijnstadion betreft, is daar misschien ook wat te veel politiek mee gemoeid. Besix was daar blijkbaar mee bezig en wilde, volgens wat ik uit de pers heb vernomen, 200 miljoen euro investeren. Het zou over een combinatie met een atletiekstadion gaan en dergelijke. Het Koning Boudewijnstadion heeft momenteel 50.000 zitplaatsen. Die zijn er dus al. Dat had misschien een boost kunnen geven met een bijkomende investering van 200 miljoen euro. Maar achter die bedragen staat ook een groot vraagteken. En dan nog moet daar een ploeg, en dat is er in Brussel maar één, in dat stadion gaan spelen, maar dan met driemaal zoveel toeschouwers. Ik denk niet dat Anderlecht daar om de twee weken zoveel volk bijeen krijgt. Het is dan ook mogelijk dat ze nog bepaalde huren moeten betalen zoals bij het Heizelproject.
We moeten een beetje bescheiden blijven. Men moet zich bovendien ook houden aan de UEFA-wetgeving. PSV en Madrid hebben al een proces aan hun been. Ik hoop echter dan er nog investeerders onder onze eigen mensen zijn die een stadion kunnen neerpoten voor 30.000 à 40.000 toeschouwers.
Er moet altijd een balans zijn tussen uitgaven en inkomsten. De vraag is of investeringen voor één wedstrijd van een Europees kampioenschap te verdedigen zijn. De graad van investering is daarvoor veel te hoog. Het afhaken van Anderlecht onderstreept eigenlijk de onmogelijkheid van een dergelijk verhaal.
Ik vind wel dat wij topmanifestaties mogen hebben in eigen land, maar misschien moeten we het geweer wat van schouder veranderen en kiezen voor die zaken die we infrastructureel wel aankunnen en waarin we excelleren. Ik zou kunnen verwijzen naar het grapje van een andere Brusselse schepen van Sport die met evenveel verve dat nieuwe voetbalstadion verdedigde en die nu zegt dat voor het WK wielrennen de straat het stadion is en dat het dus makkelijk is om dat binnen te halen. U weet wat ik bedoel.
We moeten investeren in zaken die haalbaar zijn maar waarin we ook excelleren, liefst iets meer dan de cyclocross. En dan gooien we ook onze diamanten niet weg. We hebben een topatletiekmeeting waar de wereldtop naartoe komt en die plaatsvindt in een stadion dat nog altijd gekeurd is. Het is niet meer het meest frisse gebouw van de wereld, maar er komt wel veel volk naartoe en het is een topmeeting. Voorts heeft die deal over een nieuw of bestaand stadion ook te maken met allerlei commerciële transacties die daarachter zitten. Mijnheer Poschet, een van de problemen is ook wel dat het Koning Boudewijnstadion eigendom is van een overheid, van de stad Brussel. Als u zegt dat de minister initiatieven moet nemen, dan moeten er ook wel andere afspraken worden gemaakt. Ik pleit ervoor te behouden wat we hebben maar ook geen zotte dingen te doen. We moeten geen 100 miljoen euro investeren in een voetbalstadion voor één wedstrijd per jaar. Kies dan voor multifunctionaliteit waar dat kan. We horen elk jaar verhalen dat wanneer men een toptennistornooi of een topbaskettornooi wil houden, het moeilijk is in dit land en er allerlei trucs uit de kast moeten worden gehaald.
Minister, u hebt gelijk wanneer u het hebt over bottom-up. U bent het verschil tussen octaan 95 en octaan 98, u moet dat extra duwtje geven om die basisspelers bij wijze van spreken aan de tafel te krijgen om bottom-up mee na te denken over wat zij kunnen. En als er geen interesse is, dan moeten we het ook niet doen, op dat vlak ben ik het met u eens. Ik voel ook heel sterk dat dat niet leeft. De kosten en de baten moeten in balans zijn.
Manchester City en Manchester United hebben elk een stadion met 75.000 zitplaatsen. Als ik kijk naar Match of the Day, dan krijg je daar telkens het toeschouwersaantal te zien waaruit blijkt dat die stadions vol zitten. Dan is een andere schaal, een ander niveau. Men kan daar jaloers op zijn, maar het is wat het is. Wij moeten dat niet ambiëren. Wij zullen trouwens in de voetballerij nooit de Champions League winnen, misschien wel het WK voetbal omdat we een uitzonderlijke lichting hebben. Nog een geluk dat sport nog door talent en inzet wordt doorkruist en niet alleen wordt bepaald door geld. Laat ons gewoon zijn wie we zijn, het heeft geen zin om boven onze stand te leven. Ik denk dat we bij voorkeur kunnen investeren in het Koning Boudewijnstadion. Als er heel slimme architecten zijn die ervoor kunnen zorgen dat men daar ook andere sporten kan beoefenen op topniveau, why not? Dat soort zaken zou moeten kunnen, maar toch ook geen te gekke avonturen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan me nogal vinden in wat u naar voren brengt, voorzitter. Mijnheer Poschet, u vroeg of we een nationaal voetbalstadion nodig hebben. Ik denk dat er nog twee zijn in heel Europa, in Engeland en in Frankrijk. Maar ik draai de zaken liever om: wat kunnen we dankzij een nationaal voetbalstadion bereiken dat we vandaag niet bereiken voor de visie op sport? Dat is de vraag voor mij. Dat is bottom-up. Wat kunnen we met een WK wielrennen bereiken dat we zonder WK wielrennen niet kunnen bereiken, in de sport en buiten de sport?
We gaan Vlaanderen als fietsregio nog beter kunnen positioneren in de wereld als we hier het WK wielrennen organiseren. We gaan nog meer mensen op de fiets krijgen als we dat WK wielrennen krijgen. We gaan mensen naar hier lokken, niet alleen die vijf dagen dat een WK wielrennen wordt georganiseerd, maar ook daarbuiten.
Ik heb daarnet al gezegd dat Platini volgens mij dik fout is geweest. Wat kun je doen met het organiseren van één voetbalmatch? Niets. Je kunt daar geen beleid aan koppelen. Dat is dus al verkeerd. Als u mij vraagt of we daarvoor een stadion moeten bouwen, is mijn antwoord heel duidelijk neen. Moeten we dan een nationaal stadion bouwen voor onze nationale ploeg, om onze Rode Duivels daar tien keer per jaar te laten spelen? Als het dat alleen is, is mijn antwoord dat ik niet inzie hoe dat in een beleidsvisie past rond meer breedtesport, rond ons attractief maken in het buitenland. Ik zie dat niet.
Heeft een overheid een rol? Ja. Ik volg daarin wat collega Caron naar voren brengt. Als je het gevoel hebt dat er iets is dat zou kunnen, maar nog niet iedereen weet het, dan heb ik er geen probleem mee om iedereen rond de tafel te brengen. Als er bijvoorbeeld voor de Heizel een voorstel is om met een relatief kleine investering een overdekte hal te realiseren voor bepaalde sporten, wil ik de rol opnemen om aan die federaties te vragen of ze interesse hebben en of ze bereid zijn om mee te investeren. Dat is een rol die ik kan opnemen. Ik zal het ook niet laten om dat te doen. Ik heb dat in het verleden ook al gedaan.
Voor het WK wielrennen was het de Wielerbond die een eerste keer bij mij is komen toetsen wat ik ervan dacht. Wij zijn dan gaan kijken wat we eraan kunnen koppelen, in alle stilte – de meesten weten al dat ik pas naar buiten kom als we iets beslist hebben. We hebben ook gekeken naar de kostprijs. Zo’n WK kost ongeveer 18 miljoen euro, met alles erop en eraan. Als we heel eenvoudig de opbrengsten op lange termijn bekijken, zitten we aan 30 miljoen euro opbrengsten. In Bergen, Noorwegen, heeft dat een enorme put achtergelaten. Maar als je het juist aanpakt, en er een beleidsvisie en private partners aan koppelt, kun je dat wel realiseren. Ik blijf vinden dat we dat moeten doen.
Hier zijn de zaken omgedraaid. Er was iemand die dat tof vond en die dacht ‘laat ons dat doen’. En ik snap dat wel. Mijn supportershart zegt ook ‘laat ons dat doen’. Maar dat is beleid: trek je even terug, bekijk het met een bredere blik en probeer dan alles op elkaar aan te sluiten. Ik wil niet initiëren, maar wel faciliteren. Dat is voor mijn het meest belangrijke dat er is.
Ik ben het uiteraard ook eens met de heer Wynants. De UEFA vraagt veel. Het feit dat Anderlecht de hele tijd warm en koud heeft geblazen, bewijst ook hoe goed alles is voorbereid, als ik dat mag zeggen. Ik denk dat een Europese match binnenhalen, gekund had, als het helemaal anders was aangepakt. Maar zoals het nu is, kan het niet. Dat is de conclusie. En kan het in de toekomst wel of niet? Voor mij is het heel duidelijk: als het past in een totale beleidsvisie, als het een middel is om iets anders te bereiken, zeg ik ja. En anders denk ik neen.
De heer Poschet heeft het woord.
Ik denk dat ik qua voorbereiding van het dossier voldoende heb gezegd in de inleiding bij mijn vraag. Ik denk dat dat door de meesten wel gedeeld wordt. Maar ik kom nog eens terug op de noodzaak van een nationaal stadion. We hebben nu het Koning Boudewijnstadion. Iedereen die daar af en toe komt, weet dat dat een uitgeleefd en verouderd – ik zeg niet onveilig, want het is nog altijd gekeurd – stadion is, waar je niet op een moderne manier aan voetbal kunt doen. Het voetbalveld is natuurlijk hetzelfde, maar wat daarrond gebeurt, de catering, business class enzovoort, is helemaal anders.
De KBVB is wel vragende partij om daar naar een renovatie te gaan. Qua bottom-up zou daar dus wel al iemand kunnen worden gevonden die daar een partner van is. Als ik het goed begrepen heb, zijn zij geen voorstander van een stadion van zestigduizend plaatsen. Maar dat was eigenlijk niemand. Dat was gewoon een cijfer dat we nodig hadden om bepaalde matchen te kunnen binnenhalen. Ik ben het eens met wat hier gezegd is: voor één match tien- of twintigduizend plaatsen bijbouwen, dat is waanzin. Maar met veertigduizend plaatsen kunnen we ook wel internationale matchen binnenhalen. Dat is dan geen kwartfinale of halve finale, laat staan finales, want voor de finale van de Champions League heb je zelfs tachtigduizend plaatsen nodig. Dat is nergens in de lage landen het geval. Maar voor die gewone groepsmatchen is dat wel mogelijk.
Minister, u zegt dat u niet wilt initiëren, maar faciliteren. Ik denk dat je voor bepaalde grote investeringsdossiers niet enkel bottom-up kunt werken, zoals infrastructuurprojecten. Je kunt wel een aantal actiegroepen hebben die vinden dat er een Spartacusproject en een Noord-Zuidverbinding in Limburg en dergelijke meer moet komen, maar op een bepaald moment moet je als overheid ook de lead nemen en naar voren treden. Ik blijf bij de vraag om daar toch voluntaristischer in te zijn en daar mee de lead te nemen.
Ik noteer ook dat collega Caron vraagt om te investeren in het Koning Boudewijnstadion. De vraag blijft: wie? Want het is eigendom van de stad Brussel. Vinden wij werkelijk dat een van de 580 Belgische gemeenten – het is wel een grotere, met 170.000 inwoners – volledig financieel verantwoordelijk moet zijn, en er dus ook de baas van zijn, voor het stadion waar de grote evenementen inzake voetbal en atletiek in ons land plaatsvinden?
Ik wil ten slotte nog een bedenking maken. De KVBV heeft een aantal try-outs gedaan met wedstrijden van de Rode Duivels in Brugge en Luik. Ik denk niet dat het een onverdeeld succes was. Ze zijn geschrokken van het verschil in organisatie, opkomst en sfeer.
Het zal een nieuwe etappe zijn in een lang verhaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.