Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over het dossier Uplace na de vernietiging van het GRUP door de Raad van State
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, ik heb het vermoeden dat dit nog niet van de baan is, dat de saga van Uplace, of het blunderparcours, zoals collega Rzoska het noemt, maar doorgaat.
Even recapituleren. Op 17 augustus werd in de pers bekend dat de Vlaamse Regering in alle stilte een bemiddelaar, met name Wim Van Asschot, zou hebben aangesteld om te onderhandelen met zowel de initiatiefnemers als tegenstanders van het Uplacebelevingscomplex. Minister, over de precieze invulling van die bemiddelingsopdracht wou u niet uitweiden, doch de berichtgeving dat men wou komen tot een Uplacelightcompromis, werd toen ook niet weerlegd. We hebben dat kunnen lezen in De Tijd van 17 augustus.
Minister, in de commissie Economie hebt u op 28 september in uw antwoord op een vraag van mezelf en collega Rzoska letterlijk het volgende gesteld: “Er zijn gesprekken gevoerd. Er is geen officiële, formele of speciale bemiddelingsopdracht in naam van de Vlaamse Regering uitgevoerd. Het gevolgde traject valt binnen de normale brownfieldprocedure, die decretaal is vastgelegd. Zoals reeds gesteld, heeft de Vlaamse Regering geen formele bemiddelingsopdracht gestart. De onderhandelaar of voorzitter heeft gesprekken gevoerd met de betrokken partijen om als nieuwe voorzitter of nieuwe onderhandelaar inzicht te krijgen in hun standpunten en in hun visie ten opzichte van dit project. (…) De onderhandelaar of voorzitter moet (…) instaan voor een neutraal en vertrouwenwekkend kader waarin het convenant kan worden gerealiseerd. Het is altijd de bedoeling dat het convenant wordt gerealiseerd. Indien er in of buiten de stuurgroep conflicten zijn, kan hij ook bemiddelend optreden.”
Inderdaad, de procedure schrijft voor dat na de totstandkoming van een brownfieldconvenant een stuurgroep wordt opgericht waarin elke actor en regisseur is vertegenwoordigd, alsook de Vlaamse Regering. De stuurgroep wordt voorgezeten door een onderhandelaar aangeduid door de Vlaamse Regering. Die stuurgroep staat in voor de opvolging van de realisatie van het brownfieldproject na het afsluiten ervan. Bij de uitvoering kunnen knelpunten worden voorgelegd ter bespreking, zodat alle partijen worden betrokken om tot een aanpak en oplossing te komen. Minister, ik zeg dat zelf maar, want ik weet dat u me dat anders straks ook gewoon gaat antwoorden.
U hebt er in de commissievergadering van 28 september op gehamerd dat er geen formele bemiddelingsopdracht was. U was heel stellig. U zei: “Ik weet niks van een Uplace light. Ik heb de gesprekken niet gevoerd. Ik heb (…) geen verslag gekregen van de voorzitter-onderhandelaar. Hij moet dat (…) aan de stuurgroep doen, en niet aan mij.
Ondertussen weten we dat er ook vier vertegenwoordigers van vier ministers aanwezig waren, dus op zich klinkt dat al bizar, maar daar gaan we straks op in.
Dat verslag is er ondertussen. Wij hebben dat opgevraagd, via het parlementair inzagerecht. We hebben het kunnen inkijken. Dat is nog steeds vertrouwelijk in te kijken. We hebben echter ook de verslagen van de vergaderingen gekregen, en die zijn ondertussen publiek.
Ondanks uw eerdere stellige beweringen is de uitkomst wel degelijk een compromis in de vorm van een Uplace light: de totale oppervlakte wordt met een derde ingeperkt, de winkelruimte zou met 10 procent verminderen, een gepland hotel werd helemaal geschrapt en de kantoorruimte met 70 procent gereduceerd.
Tijdens de behandeling van mijn interpellatie over dit rapport achter gesloten deuren tijdens de commissievergadering van 14 december benadrukte u dat het om een informeel verslag gaat en er geen engagement is om met de geformuleerde voorstellen aan de slag te gaan. U herhaalde dat u eind september geen weet had van een piste Uplace light en dat de Vlaamse Regering enkel de geijkte procedures volgt. Het rapport van Van Asschot werd aan u overgemaakt op 13 oktober en u hebt het op uw beurt overgemaakt aan de Vlaamse Regering, iets dat we niet hebben kunnen terugvinden in de notulen van die regering.
Uit de opgevraagde verslagen van de stuurgroep van het brownfieldconvenant blijkt nu dat de Vlaamse Regering inderdaad dus ruim vertegenwoordigd is, via een vertegenwoordiger van de kabinetten van de ministers Muyters, Schauvliege, Weyts en Bourgeois. De stuurgroep kwam tien keer bijeen tussen mei en november. Ondertussen is dat elf keer, want er is in de kerstvakantie nog een verslag toegevoegd. Uit de verslagen blijkt dat uw kabinet op diverse manieren actief heeft meegewerkt aan het realiseren van het brownfieldconvenant. Zo heeft uw kabinet een nieuw addendum geschreven. In de verslagen blijkt dat niet duidelijk, maar als ik die zo lees, zou het eigenlijk Uplace zelf zijn geweest dat een aanzet heeft gemaakt voor het addendum. Dat zou op 21 november zijn besproken in de brownfieldcel. U hebt tevens een oplossing gezocht om het aandeel van Uplace voor de heraanleg van een deel van de Woluwelaan te prefinancieren, zo hebben we ook kunnen lezen. Uit de verslagen blijkt dat Uplace diverse keren stelt niet de prefinanciering te zullen doen dat het moet doen van dat stuk van de Woluwelaan zolang men niet zeker is dat het wordt gerealiseerd. Dan lezen we dat het kabinet-Muyters bevestigt dat er in de begroting in een prefinanciering is voorzien.
Men kan dus in vraag stellen of de onpartijdigheid van de Vlaamse Regering hierdoor niet in het gedrang komt.
Minister, gezien die nieuwe ontwikkelingen en het feit dat het verlossende arrest van de Raad van State dan uiteindelijk net voor de kerstvakantie kwam, zou ik graag hebben dat u klaarheid schept over een aantal zaken – over dat arrest zal vooral de heer Rzoska spreken.
Minister, op welke manier werd u in de afgelopen maanden gebrieft door uw vertegenwoordiger bij de stuurgroep brownfieldconvenant Uplace?
Klopt het dat u een addendum bij het brownfieldconvenant Uplace geschreven hebt op vraag van Uplace, al dan niet op voorzet van Uplace zelf? Zo ja, welke bepalingen zouden daarin worden opgenomen?
Welke financiële engagementen zijn concreet aangegaan voor de heraanleg van de Woluwelaan, zoals we toch menen te mogen opmaken uit de verslagen? Op welke manier verantwoordt u dat deze kosten gedekt worden door de Vlaamse overheid, terwijl de projectontwikkelaar daar zelf voor moet instaan?
Hoe zien de verdere werkzaamheden van het brownfieldconvenant Uplace eruit? Op welke manier wordt het door onderhandelaar Van Asschot afgeleverde rapport verder opgevolgd en afgetoetst met de betrokken actoren?
In het licht van de vernietiging van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) door de Raad van State op 22 december, had ik graag vernomen welke verdere stappen u en de Vlaamse Regering plannen om het brownfieldconvenant Uplace gerealiseerd te krijgen? Hebt u reeds zicht op mogelijke schadeclaims indien beslist wordt om het brownfieldconvenant niet uit te voeren?
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik ga dieper in op het arrest van de Raad van State van 22 december. Ik grijp terug naar hun motivatie. Zij schetsen in het begin van hun arrest het traject. Ik heb er de relevante passage uit gehaald, die slaat op wat er deze legislatuur gebeurd is: “In 2016 gaat de Vlaamse Regering over tot een nieuwe vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de” – ondertussen welgekende – “cluster C.3, waardoor het Uplace-project opnieuw mogelijk wordt gemaakt. De aanleg van een tramlijn wordt niet als voorafgaande voorwaarde opgelegd. In de toelichtingsnota wordt voorgehouden dat er, ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan van 2011, een substantiële reductie van de toegelaten handelsoppervlakte in de Uplace-zone is doorgevoerd om” – zo schrijft de Raad van State in zijn inleiding – “‘een antwoord te bieden op de argumenten die zij bij arrest nummer 227.723 hadden ontwikkeld om de cluster C3’ – dus Uplace – ‘te vernietigen’. De voornoemde reductie van de handelsoppervlakte is voor de Vlaamse Regering een grond om terug te grijpen naar het reeds zes jaar oude milieueffectenrapport.
In het arrest van 22 december 2017 vernietigt de Raad van State het in 2016 vastgestelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De Raad van State stelt vast dat, ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) van 2011, de stedenbouwkundige voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan van 2016 een substantiële toename – en dus geen reductie – van de toegelaten handelsoppervlakte in de Uplace-zone tot gevolg hebben. Aldus blijkt dat er een onjuiste verantwoording te zijn gegeven om geen tramlijn op te leggen en om het milieueffectrapport uit 2010 te gebruiken.”
Het recente arrest over het GRUP Uplace leest als een behoorlijk blunderboek. Minder blijkt meer te zijn, de verantwoording is onjuist en het gebruik van het milieueffectenrapport uit 2010 houdt geen stand. Meteen wordt, althans wat mij betreft, duidelijk waarom de Vlaamse Regering, bij monde van minister Muyters en gesteund door minister Schauvliege, de afgelopen maanden de voorzitter-bemiddelaar een opdracht tot bemiddeling heeft gegeven. Zoals de verslagen van de stuurgroep aantonen, werd gevreesd voor een vernietiging van het GRUP door de Raad van State en werd er – ver uit het zicht van het parlement – gewerkt aan een B-scenario.
En wat meer is: het parlement werd – en ik vraag mij soms af: bewust? – op het verkeerde been gezet toen de plannen omtrent een Uplace light uitlekten. In alle toonaarden werd de betrokkenheid van de Vlaamse Regering ontkend, terwijl maar liefst vier kabinetsvertegenwoordigers mee aan de tafel zaten waar werd beslist om in alle discretie een optie B uit te werken. De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen dat een van de vier kabinetten steevast afwezig is, evenwel zonder verontschuldiging, maar dat begrijp ik zeer goed.
Op 22 december laatstleden voltrok zich dan het gevreesde scenario. En dus is de vraag ‘wat nu?’ meer dan legitiem, gezien het plan van de Vlaamse Regering om koste wat het kost Uplace te realiseren.
Minister, wat met de door de Vlaamse Regering gegeven opdracht aan de voorzitter van de stuurgroep Uplace om een bemiddeling met alle betrokken actoren op te zetten wat resulteerde in een rapport Uplace light? Wordt dat scenario, waarbij niet langer met een GRUP, maar met lokale RUP’s wordt gewerkt, nu geactiveerd?
Minister, wat met het nieuwe addendum waaraan door u werd gewerkt om, naast de gemeente Machelen ook de gemeente Vilvoorde mee in het brownfieldconvenant te trekken? Op 21 december laatstleden verklaarde de parlementsvoorzitter dat het een werkdocument is dat niet wordt gefinaliseerd. Mag ik daaruit besluiten dat Uplace light geen optie meer is?
Is de Vlaamse Regering het nog altijd eens met de stelling dat een minister en zijn kabinet één zijn?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, ik zal niet ingaan op jullie insinuaties, noch op de stemmingmakerij. Ik dacht dat het jullie partijen waren die zeiden: ‘Laat het ons hebben over de inhoud.’ Wel, ik wil het alleen over de inhoud hebben. De insinuaties laat ik voor wat ze zijn.
Ik schets eerst het kader van wat een brownfieldconvenant is. Ik heb dat al eens gedaan, maar als ik de vraagstellingen hoor, is het nog niet altijd goed doorgedrongen wat dat is.
Het beleid inzake brownfieldconvenanten is erop gericht om de ontwikkeling van braakliggende of onderbenutte terreinen door investeerders en projectontwikkelaars aan te moedigen. Met het decreet van maart 2007 betreffende de brownfieldconvenanten – ik veronderstel dat jullie dat kennen – voorzag de decreetgever in een kader waarmee dergelijke projecten administratief kunnen worden gefaciliteerd, door middel van het gebruik van convenanten waarin afspraken worden opgenomen met de ontwikkelaar.
Op 2 februari 2009 heeft de Vlaamse Regering een specifiek onderhandelingskader goedgekeurd voor de brownfieldprojecten gelegen in het variabel programma van het Strategisch masterplan Vilvoorde-Machelen. Steunend op de ontwikkelingsscenario’s in het masterplan van de provincie Vlaams-Brabant, heeft de Vlaamse Regering gekozen voor een menging van verschillende functies, namelijk kantoorontwikkeling, kmo-zone, transport, distributie en logistiek, recreatie en leisure, retail, wonen en park. Omwille van de mobiliteit zijn er maximale ontwikkelingsplafonds voor elke functie.
In het variabel programma van het Strategisch masterplan Vilvoorde-Machelen zijn drie concurrerende brownfieldprojecten aan het specifiek onderhandelingskader getoetst, namelijk Rittweger Machelen, Access Park Machelen en Uplace Machelen. Een van de beoordelingscriteria betreft overigens de “omschrijving van de globale visie en feitelijke elementen die onderbouwen dat het voorgestelde brownfieldproject meerwaarden creëert op sociaal, economisch en milieuvlak.”
Op voorstel van toenmalig minister-president Peeters en de toenmalige ministers Van Brempt, Van Mechelen, Crevits en Ceysens heeft de Vlaamse Regering vervolgens het brownfieldconvenant van Uplace goedgekeurd. Hierin heeft de Vlaamse Regering zich geëngageerd om een algemeen faciliterende rol te spelen bij de uitvoering van het brownfieldproject. Dat gebeurt overigens in verband met elk brownfieldconvenant.
Ten gevolge van het convenant hebben de actoren een stuurgroep opgericht. Dat zijn Uplace, de gemeente Machelen, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en de Vlaamse Regering. Met het oog op de realisatie van het brownfieldproject moeten de actoren in de stuurgroep in onderling overleg verschillende taken uitvoeren, namelijk overleggen over de realisatie van het brownfieldproject op basis van het convenant, waar nodig invulling geven aan het brownfieldproject en inspelen op wijzigende assumpties, wijzigingen van de behoeften van de partijen, technologische evoluties en dergelijke.
Dat is de taak die toen aan de stuurgroep is gegeven. Dat is niet nu gebeurd. Ik zal nog eens herhalen dat de Vlaamse Regering de voorzitter geen specifieke taak heeft gegeven. Dat was de taak. Dat die taak wordt uitgevoerd, is de verdomde rol van de stuurgroep. Ik probeer kalm te blijven. Dat is exact wat de stuurgroep de afgelopen maanden heeft gedaan.
In uitvoering van de engagementen in het convenant heeft de stuurgroep besloten een bemiddelingsproject op te zetten. Een vertegenwoordiger van mijn kabinet neemt deel aan de werkzaamheden van de stuurgroep. Hij zit daar niet als een bloempot. Hij neemt deel aan de uitvoering van het convenant dat de Vlaamse Regering heeft afgesloten. Indien mijn vertegenwoordiger niet zou doen wat is afgesproken, zouden we in de fout gaan. In dat geval zou een van de andere kabinetten het moeten doen of zou Uplace of zelfs de gemeente Machelen dit kunnen eisen. Zoals gebruikelijk, heeft mijn vertegenwoordiger mij gebrieft in functie van de noodwendigheid.
Mevrouw Segers, dat is gebeurd op basis van de verslagen. We moeten daar eerlijk over zijn. Ik stel vast dat mijn vertegenwoordiger geen standpunten heeft ingenomen die niet stroken met het kader dat is vastgelegd en goedgekeurd door de Vlaamse Regering en dus ook door een minister van uw partij. Dat is normaal. U moet dat als normaal beschouwen. Het gebeurt elders ook.
Het addendum is een denkspoor dat de stuurgroep heeft ontwikkeld, conform de algemene faciliterende taak voor het brownfieldconvenant. Ik heb mijn vertegenwoordiger gemeld dat ik niet de intentie had dit aan de Vlaamse Regering voor te stellen. De administratieve werkzaamheden zijn dan ook gestaakt. De stuurgroep kan me voorstellen aan een nieuw addendum te werken. Ik heb echter verklaard dat ik dat niet zal doen. Ik zie niet in waarom ik aan een nieuw addendum zou werken.
Mevrouw Segers, wat de financiële engagementen betreft, verwijs ik naar het Realisatieconvenant Mobiliteit Uplace Machelen dat de Vlaamse Regering op 17 juli 2015 heeft goedgekeurd. Deze afspraken zijn gemaakt tijdens de heronderhandeling van het convenant. Zoals u weet, is dit een contractuele overeenkomst. Hierbij is de eigen bijdrage van Uplace in totaal verhoogd. De kosten waarvan sprake vallen niet ten laste van de Vlaamse overheid. Het betreft immers een prefinanciering. De stuurgroep heeft dit niet snel achter de schermen en in het grootste geheim vastgelegd. Dat is daar beslist.
Wat de verdere werkzaamheden betreft, zal de stuurgroep de implicaties van de uitspraak van de Raad van State voor de uitvoering van het convenant moeten vaststellen. Het is niet de taak van de stuurgroep verder iets te beslissen. De stuurgroep heeft niet de bedoeling iets te beslissen. Het is niet aan mij de vraag te beantwoorden of de Vlaamse Regering al dan niet verdere stappen zal zetten. Ik moet en zal geen initiatief nemen. Het GRUP is vernietigd. Het valt niet binnen mijn bevoegdheid te beslissen of er al dan niet een nieuw GRUP komt. Ik heb op dit vlak geen initiatief te nemen.
Ik ga er alleszins van uit dat de schadeclaims geen enkele kans maken. De Vlaamse Regering heeft immers alles in het werk gesteld om de aangegane engagementen te honoreren.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, we doen niet aan stemmingmakerij. Alle vragen die ik u heb voorgelegd, zijn gebaseerd op feiten en op de verslagen die we hebben kunnen lezen. In het verslag van de stuurgroep van 28 september 2017 wordt gewag gemaakt van de interpellaties van de heer Rzoska en mezelf. Er wordt naar onze vragen verwezen.
Ik zal nog eens voorlezen wat u hierover formeel hebt verklaard: “Ik weet niets van een Uplace-light. Ik heb die gesprekken niet gevoerd. Ik heb geen verslag gekregen van de voorzitter-onderhandelaar.” Nu hebt u geantwoord dat u natuurlijk wel een verslag hebt ontvangen van de vertegenwoordiger van uw kabinet. U was dus wel op de hoogte. U probeert ons wijs te maken dat u van niets wist. We kunnen echter in alle verslagen lezen dat uw kabinet zich zeer faciliterend opstelt.
Ik lees voor wat u zegt op 4 oktober: “Kabinet-Muyters heeft contact opgenomen met kabinet-Weyts. Er werd afgesproken dat er een brief vanuit de beide ministers zal worden verstuurd naar de NMBS met de vraag voor de vergunning van de halte Kerklaan te vernieuwen.” Die halte Kerklaan vervalt in januari. Er zou dus zelfs geen station komen.
U engageert zich wel om dat nieuw addendum op te maken. Het was eerst Uplace dat de aanzet heeft gegeven, als ik het goed begrijp. Het was op 14 november al klaar, want het werd ter sprake gebracht in het verslag van 14 november.
De prefinanciering daarvan. Ik lees opnieuw voor uit het verslag van 4 oktober: “De vraag van Uplace om een beroep te doen op de voorziene prefinanciering is toegekomen. De nodige stappen worden gezet om dit begrotingstechnisch in orde te maken zodat het financieel engagement kan worden aangegaan en worden bevestigd aan Uplace.” Dat na verschillende keren in de vorige verslagen te moeten lezen dat Uplace zegt dit niet te prefinancieren omdat er een arrest boven hun hoofd hangt.
In al die elementen lezen we dus dat u op de hoogte was, dat uw kabinet zich zeer faciliterend heeft opgesteld. U hebt dat formeel ontkend op 28 september. Wat is het nu? Ik kan alleen maar opmaken dat u actief hebt meegewerkt aan het uitdenken van een Uplace light om dit project waarop niemand in Vlaanderen zit te wachten, vooralsnog te redden.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, collega Segers heeft het ook al gezegd: ik heb u op 28 september, en ook al voordien, op basis van persartikels geïnterpelleerd. U hebt me toen een verklaring gegeven waarvan ik vond dat die verklaring, gezien de wetgeving die ter zake bestond, wat mij betreft voldoende was. Ik ben toch ook enigszins geschrokken van die verslagen van de stuurgroep om de heel eenvoudige reden dat – en ik heb er geen probleem mee dat een kabinetsmedewerker in die stuurgroep zit, wel integendeel – in mijn visie het wel zo is dat een minister en zijn kabinet een zijn. Dat is een principe dat we toch allemaal hanteren in de Wetstraat.
Op het moment dat u verklaart in een commissie dat u niets weet van Uplace light, is dat moeilijk vol te houden. Ik neem gewoon het eerste verslag – u noemt het insinuaties, maar ik ga door met het verslag – van 4 mei, het moment dat de nieuwe voorzitter van de stuurgroep start en Uplace zegt, na het voorstel van de voorzitter, dat het vijf voor twaalf is. Als je het verslag goed leest, merk je dat men aanvoelt dat er mogelijk een probleem opduikt met de Raad van State, dat er mogelijk een vernietiging van het GRUP aan komt. Men zegt zeer duidelijk in het verslag dat men met veel enthousiasme wil doorgaan, maar men vraagt om het dossier zo snel mogelijk in een rechtszekere toestand te krijgen.
Ik kan er toch niet aan doen dat ik lees wat ik lees. Ik heb ook geen indicatie dat die verslagen niet zijn goedgekeurd, want ze worden telkens goedgekeurd op de volgende vergadering. Ik lees wat er staat onder kop 4 ‘Voorstelling tot verkenning tot bemiddeling’: “Kabinet Muyters pikt hierop in” – op de litanie van Uplace dus – “door het voorstel op tafel te leggen om de onderhandelaar verkennende gesprekken te laten aangaan met de andere partijen. Dit zal uiteraard geen makkelijke taak zijn. Het kabinet Schauvliege geeft aan dat zij dit voorstel volledig ondersteunen. Ondertussen worden uiteraard de juridische procedures verder opgevolgd en wordt alles in het werk gesteld om alsnog tot een positief resultaat te komen bij de Raad van State.” En dan staat eronder: “De onderhandelaar geeft aan dat hij ingaat op de vraag. Uplace ondersteunt deze poging.” Ik heb er geen probleem mee als u de vorige keer in de commissie had gezegd dat u het voorstel hebt gedaan om aan een bemiddeling te beginnen, om na te gaan wat er kan en om dan eventueel richting het eindrapport te gaan rond Uplace Light. Ik kan alleen maar ingaan en afgaan op de verslagen die we hebben opgevraagd en wat daar op tafel ligt.
Nogmaals, minister, in mijn ogen zijn kabinet en minister een. Ik had er evengoed mee kunnen leven als u een paar maanden geleden tegen mij had gezegd dat u volledig op de hoogte was en dat het zelf op tafel hebt gelegd en dat u op de hoogte bent via uw medewerker van wat er gebeurt in die stuurgroep.
Uit uw antwoord heb ik goed begrepen dat er van een addendum geen sprake meer is. Ik denk dus ook dat Uplace light definitief van de baan is.
Ik heb nog een bijkomende vraag. U zegt dat u geen initiatief gaat nemen omdat het niet binnen uw bevoegdheid valt, wat het GRUP betreft. Dat klopt, maar u zit hier wel namens de Vlaamse Regering. U zit hier namens de Vlaamse Regering en ik heb ook de vraag gesteld richting de Vlaamse Regering. Ik vermoed toch dat u contact hebt met uw collega die daar dan wel verantwoordelijk voor is. Mijn vraag blijft dus: u niet binnen uw bevoegdheid, maar gaat de Vlaamse Regering nog een initiatief nemen om het GRUP al dan niet vast te stellen en dus een remediëringspiste op tafel te leggen? Die vraag blijft open.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u publiekelijk nog eens heel duidelijk zegt dat de Vlaamse Regering alles heeft gedaan binnen haar wettelijke taak en haar contractuele verplichtingen en dat we er als Vlaamse overheid dus van mogen uitgaan – en ik vermoed ook dat u zich baseert op juridisch advies – dat schadeclaims in onze richting weinig kans maken, zeker na de laatste afspraken, bij de vorige regeringsbeslissing, die gemaakt zijn met het bedrijf Uplace.
Collega's, ik stel een paar dingen vast. Ik ben al blij dat de oppositie hier vandaag zegt dat het voor hen best oké is dat er kabinetten zitten. Het tegendeel had maar moeten zijn. Zolang er brownfieldconvenanten gaan bestaan, zullen er vertegenwoordigers van de regering in moeten zitten. We kunnen er vertegenwoordigers zetten die van de administratie komen, maar in zulke dossiers vind ik het wel belangrijk dat ook de Vlaamse Regering haar botten vuil maakt en zelf ook mee actief zoekt om brownfields te realiseren.
Iedereen weet dat ik van dit project niet moet hebben, maar brownfieldconvenanten staan los van de taak die door de Vlaamse overheid moet worden opgenomen. Brownfieldconvenanten zijn er gekomen om gronden en terreinen in steden en gemeenten waar in de jaren 40, 50, 60 industrie heeft gebloeid die nadien is doodgebloed en waar vervuilde terreinen zijn achtergebleven, opnieuw economisch rendabel te maken en zo een push te geven aan de economie van Vlaanderen en van die regio’s.
Ik vind het heel belangrijk dat Vlaanderen dat doet en ik hoop, ondanks alle miserie van dit dossier, dat er nog nieuwe zullen worden afgesloten, want er zijn nog heel wat gronden waar lokale besturen en bedrijven te klein zijn om er iets mee te doen dat economisch rendabel is. Daar als overheid mee aan duwen, is voor onze fractie absoluut belangrijk.
Collega Segers, ik verbaas mij een beetje over uw teneur – ik ben dat van u niet gewoon – dat er steeds in een richting blijft gekeken worden. Met een aantal collega's hebben we al die documenten bekeken, zowel de vertrouwelijke als de andere. Ik lees daar toch ook andere dingen in. Ik lees daar niet in, zoals in De Tijd – wie dat destijds heeft gelekt aan De Tijd, is nog altijd een goed bewaard geheim, maar het wordt me nu wel duidelijk dat het niet vanuit regeringspartijen kwam, maar veeleer vanuit de oppositie –, dat van het grote nieuws dat de Vlaamse Regering een Uplace light had uitgedokterd, geschreven en gepromoot, weinig fundament overblijft.
In het verslag van 19 juli staat letterlijk – vorige keer moest ik nog in de vertrouwelijkheid citeren, nu mag ik dat openbaar doen: “Er is overleg geweest met de burgemeesters van Vilvoorde en Machelen. De bekommernissen aangaande mobiliteit en handel in de stadscentra blijft bestaan. Bij het bestuur van Vilvoorde wordt de bereidheid nagegaan om als regisseur in het convenant te stappen zodat Vilvoorde eveneens een stem heeft bij de verdere invulling van het project. Bij positief gevolg kan een addendum aan een brownfieldconvenant worden voorbereid.”
Dat is ook logisch, want in een brownfield over dat stuk van Uplace zit de stad Vilvoorde niet in. Wil ze mee worden betrokken, dan zal er een addendum moeten komen.
Ik citeer verder: “Mogelijkheid is indien Vilvoorde toetreedt tot het brownfieldconvenant dat het planningsinitiatief aan de lokale overheden Vilvoorde en Machelen wordt overgelaten.”
In het verslag van 30 augustus lees ik letterlijk: “Uplace brengt verslag uit van de gesprekken die de afgelopen weken hebben plaatsgevonden met burgemeester De Groef en Bonte. De eerste ronden die door de onderhandelaars werden gedaan en de gesprekken die hebben plaatsgevonden met de burgemeesters van Machelen en Vilvoorde, hebben interessante elementen opgeleverd die een voortzetting van deze oefening rechtvaardigen.”
Deze letterlijke citaten sluiten aan bij het vertrouwelijke stuk waaruit ik niet zal citeren, maar waar nog veel meer in detail wordt beschreven wat hier kort en bondig in het verslag staat. Voor onze fractie is het dan ook duidelijk: de Vlaamse Regering heeft haar taak waargenomen. Zijn er problemen binnen het brownfieldconvenant, dan wordt er gekeken met welke partner binnen de Vlaamse Regering of op andere niveaus – provincie, agentschappen of federale structuren – er contacten moeten worden gelegd. Er wordt naar de lokale overheden en de initiatiefnemer, de commerciële partner Uplace, gekeken om alternatieven uit te werken in vertrouwelijke gesprekken die hebben plaatsgevonden. Die gesprekken zijn zo interessant dat ze een voorstel opleveren, waarvan heel duidelijk is dat die voorstellen niet de voorstellen van de Vlaamse Regering zijn, maar het resultaat van gesprekken tussen de drie partners, de burgemeesters van die twee gemeenten en Uplace.
In andere documenten staat heel duidelijk dat minstens twee van de drie partners daarachter staan, en dat de derde partner bereid is om verder te praten. Ik heb het dan niet over de ingedektheid van een aantal van die partners. Ik ga ervan uit dat de aandeelhouders van Uplace er wel van op de hoogte waren, maar de aandeelhouders van die twee gemeenten – als ik ze nu even zo mag benoemen – waren daar in ieder geval niet van op de hoogte. Ik betreur dus dat we blijven zitten in de atmosfeer van: het is vooral de Vlaamse Regering die hier de motor is van een proces, het is vooral de Vlaamse Regering die koste wat het kost als college – het gaat dan niet over die vier mensen of die vier kabinetten – dit dossier wil rechttrekken, terwijl – ik ben voor initiatiefrecht – andere mensen initiatief hebben genomen en uit die gesprekken het bekende Uplace light is voortgekomen.
Ik sluit me dan aan bij de vragen die nog voorliggen. Nu we weten wat we weten, nu de Raad van State dit project opnieuw een belangrijke slag heeft toegebracht, is het moment gekomen, niet om er een bos te planten, zoals sommigen voorstellen, maar wel om na te gaan wat die regio, wat de Vlaamse economie en wat zowel de publieke als de private partners met die terreinen kunnen doen. Ondertussen is er inderdaad al heel wat geïnvesteerd, zowel in het legistieke, het juridische als in het praktische van die terreinen.
Die terreinen liggen op een goede plaats. Net als een aantal collega's in de fractie en lokaal, vind ik dat ze niet geschikt zijn voor grote projecten die heel veel verkeer opleveren. Ze zijn wel zeer geschikt om economische, wetenschappelijke, innovatieve initiatieven te ontplooien. Minister, daarvoor kijk ik wel naar u als speler in Economie, Wetenschap en Innovatie. Bijvoorbeeld in samenwerking met de universiteit van Brussel en van Leuven, kunnen op die terreinen perfect spin-offs worden gelanceerd, kan er perfect een bedrijventerrein komen om bijvoorbeeld rond media, bijvoorbeeld rond innovatie in de gezondheidszorg, dingen te ontwikkelen.
Er moeten in Vlaanderen inderdaad bossen bij komen. Ik denk niet dat daar de meest geschikte plaats is om aan boscultuur te doen en nadien aan recreatie in een groen domein. Het is zeker niet vanuit rancune voor een buurgemeente over dit project dat ik daar geen enkele economische ontwikkeling wil. Ik gun dat onze buren absoluut en ik gun het ook de economie van onze regio, de noordrand.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik kan me helemaal aansluiten bij wat collega De Ro net heeft gezegd. De manier waarop dit dossier vanuit de oppositie wordt aangepakt, is om moedeloos van te worden. We hebben het de laatste maanden al genoeg gemerkt dat in onze branche, in ons beroep de boemerangs in het rond vliegen, maar de manier waarop er hier wordt geprobeerd om via verdachtmakingen en insinuaties toch maar foute ideeën de wereld in te sturen, is eigenlijk om triest van te worden. In mijn ogen is dat geen correcte manier om aan politiek te doen.
Vandaag hebben we van de minister nog maar eens opnieuw dezelfde juiste antwoorden gehoord die we in het verleden hebben gehoord. De Vlaamse Regering heeft wel degelijk haar rol gespeeld zoals het hoort. Dat is nog maar eens bevestigd.
Ook de meerwaarde van brownfieldconvenanten staat hier helemaal niet ter discussie. Die procedure is wat ze is. De manier waarop dat aangepakt wordt, daar zijn we allemaal voor. Als er mensen zijn die daar toch een probleem mee hebben, dan moet men maar een voorstel van decreet of wat dan ook indienen om die procedure te wijzigen. Maar dat doet niemand, dus daar zijn we het allemaal over eens.
Men blijft proberen om via verdachtmakingen en insinuaties aan te tonen dat er iets mis is, terwijl ondertussen al heel lang duidelijk is dat dat niet het geval is, althans niet van de kant van de Vlaamse Regering. Dat er andere mensen betrokken waren bij dat gesprek, zoals ook collega De Ro heeft aangetoond, is ondertussen al meer dan duidelijk.
De enige vraag die wel overeind blijft, is de laatste vraag van collega Rzoska: wordt er al dan niet een nieuw GRUP gedaan? De minister is daar zeer duidelijk in geweest. Dat is zijn bevoegdheid niet, en het is in dezen ook niet aan hem om dat te beantwoorden. Dit is ook niet de plaats om dat te beantwoorden. De vraag is terecht, maar die moet niet hier beantwoord worden. En voor zover ik weet, is daar ook nog geen beslissing in genomen. Maar er zijn in elk geval andere ministers die daarop moeten antwoorden.
Het zou goed zijn voor ons beroep dat we op basis van feiten aan politiek proberen te doen, en niet met gerichte vragen insinuaties proberen te doen die niet op de feiten gebaseerd zijn, maar dit dossier op een ernstige manier benaderen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik dank de collega’s De Ro en Diependaele. Zij hebben een aantal zaken op een juiste manier weergegeven. Want, mevrouw Segers, op 28 september wist ik niets van Uplace light. Dat blijkt ook. Als je alles leest, weet je dat ook. Het is niet met het kabinet, zoals collega De Ro ook heeft gezegd, dat de bespreking is gebeurd. Niet in de stuurgroep, maar erbuiten. Als je de verslagen leest en eerlijk zou zijn, zie je dat dat na 28 september aan bod is gekomen in de stuurgroep, en niet ervoor. En dus zijn het wél insinuaties, en is het wél stemmingmakerij wat u doet.
De brief van de NMBS is er niet. Er is geen brief gestuurd naar de NMBS. En dus kunnen we hem ook niet geven. Hij is er niet. En dat er in de stuurgroep wordt gezegd ‘we gaan kijken of we dat gaan doen’, wil niet zeggen dat de ministers het daarom doen. Hetzelfde geldt voor het addendum. Collega De Ro heeft het juist geschetst. Er is natuurlijk sprake van geweest in de stuurgroep, want als er sprake van is om Vilvoorde mee te nemen in de stuurgroep, terwijl die er oorspronkelijk niet bij waren, en er zouden afspraken komen ten gevolge van de gesprekken, dan was het misschien nuttig geweest om een addendum te maken. Maar op het moment dat het addendum ter sprake komt, en mijn vertegenwoordiger mij zegt dat er sprake van is om toch nog een addendum te maken, heb ik gezegd dat mij dat totaal onzinnig leek. Dus neen, we gaan niet verder met een addendum.
Wat betreft de voorziene prefinanciering: u hebt het juist gezegd, maar u insinueert iets anders. Die prefinanciering was voorzien, en ja, we hebben er dan in de stuurgroep over gesproken. Ik heb het in mijn eerste antwoord al gezegd, maar het is goed om het nog eens te herhalen: de prefinanciering was voorzien op 17 juli 2015. En daar wordt naar verwezen in die stuurgroep. U zei het juist: de voorziene prefinanciering. Want ze was voorzien, in 2015, in de afspraken die toen gemaakt zijn met Uplace. Zo was het. Dat zijn de feiten. De rest zijn insinuaties en stemmingmakerij. En dat ben ik eigenlijk echt wel beu.
Collega Rzoska, u zegt dat het op 4 mei vijf voor twaalf was. Dat is juist. En ja, mijn vertegenwoordiger heeft de plicht om te doen wat in het brownfieldconvenant staat. Ik moest op 28 september niets anders zeggen, want er was geen sprake van een Uplace light. Ook op dat moment hebben wij niet naar voren geschoven, zoals blijkt uit alle verslagen die u hebt kunnen zien, meer dan wat publiek is, dat het initiatief niet van de Vlaamse Regering kwam. Wat mijn vertegenwoordiger zegt, dat de voorzitter na zijn pleidooi misschien eens een ronde kan doen, dat is een juist en goed voorstel. Mijn mensen moeten zulke voorstellen doen. In elk brownfield is het de bedoeling dat die gerealiseerd wordt. Daar verbinden wij ons contractueel toe, binnen de wettelijke bepalingen, om inspanningsverbintenissen te doen. Het is dus nogal logisch dat mijn medewerker dat heeft gedaan. Ik heb op 28 september niets anders gezegd. Ik heb niet gezegd dat er in die stuurgroep geen initiatief is genomen. Maar dat is iets anders dan dat de Vlaamse Regering een formele opdracht aan die voorzitter geeft, want het is de stuurgroep die dat beslist, met mensen vanuit de kabinetten. Het is geen formele opdracht. Dat was wat op 28 september was gevraagd. Dat is een duidelijk verschil, en dat weet u goed genoeg. Als u doet alsof dat allemaal hetzelfde is, dan is dat stemmingmakerij.
Het initiatief kwam dus niet van de Vlaamse Regering. Dit is nota bene ook geen interpellatie, dit is een vraag om uitleg. U sprak daarnet over een interpellatie. Er is geen interpellatie, het is een vraag om uitleg. (Opmerkingen)
U hebt een interpellatieverzoek ingediend, maar dat is niet goedgekeurd. Het is een vraag om uitleg.
Collega De Ro, we gaan een bijkomend brownfieldconvenant maken. Het kader en het decreet zijn duidelijk over hoe dat moet gebeuren. Het is ook duidelijk dat de betrokken partijen ook kabinetten zijn. Het is ook duidelijk dat het goed is dat dat zo gebeurt. Voor mij is dat een manier van werken die in het verleden, tot grote tevredenheid van alle partijen, altijd heeft gewerkt, en nu wat misbruikt wordt om te doen alsof er hier iets mis is gebeurd of dat er, zoals sommigen zeggen, in alle stilte in de coulissen van alles achter de rug van iedereen gebeurt.
Hoe het dossier verdergaat, daar ga ik niets over zeggen. Het is niet aan mij om initiatief te nemen. Ik ga echt niet in de plaats treden of woordvoerder worden van collega Schauvliege. Zij zal binnen de Vlaamse Regering allicht het gesprek initiëren. Dat is haar prerogatief. Ik ga niet in haar plaats treden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, opnieuw: ik baseer mij niet op insinuaties. Ik baseer mij op de feiten en de verslagen, zoals ik ze gelezen heb. En ik heb ze ook volledig gelezen.
Ik ga het nog eens herhalen. Toen ik u op 28 september daarover heb geïnterpelleerd, hebt u echt gezegd dat u van niks wist. U zei: “Ik heb de gesprekken niet gevoerd.” Minister, uw vertegenwoordiger is echter op elke vergadering aanwezig geweest. Ik ga er dus van uit dat uw kabinetsmedewerker u op de hoogte houdt.
Kijk dan naar die verslagen. Voorzitter, sorry, maar dit ben ik nu beu! Toon me aan dat er voor 28 september een verslag is van die stuurgroep waarin staat dat Uplace light er is. Dat is er niet! Stop met die insinuaties! Op 28 september wist ik niks van Uplace light en mijn vertegenwoordiger en de stuurgroep ook niet, want toen was het nog niet aan bod geweest. Stop er nu mee! Of toon het aan!
Laten we proberen deze zaak in alle sereniteit verder af te handelen. De standpunten zijn zeer duidelijk. We gaan niet in herhaling vallen.
Het allerbelangrijkste is uw laatste antwoord: u zegt niet te zullen antwoorden wat het nieuwe GRUP betreft. Dat maakt me zeer ongerust. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
U kent ons standpunt: een Uplace, een Uplace light mag en kan er niet komen. Dat er moet worden gezorgd voor een goede invulling van dat gebied, in functie van de noden van de regio, dat is absoluut nodig. U hebt me echter met uw antwoord niet gerustgesteld dat Uplace light er niet zal komen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik weet dat dat zeer gevoelig ligt, maar als ik de verslagen lees, is het enige dat ik eigenlijk vind, dat u van bij het begin openheid had moeten geven aan het parlement. Ik weet wel dat die gesprekken ook buiten de stuurgroep hebben plaatsgevonden, maar er wordt ook teruggekoppeld in de stuurgroep. In een verslag van 28 juni staat zelfs letterlijk: “Indien de gesprekken een positieve evolutie kennen, zal ook moeten nagedacht worden over de communicatie die gevoerd wordt.” In het eerste verslag waaruit ik heb geciteerd, staat zelfs helemaal op het einde: “Het is de bedoeling dat de onderhandelaar zijn werk low profile kan doen, in een zekere medialuwte kan werken. Proactieve communicatie lijkt geen goed idee.” Er zijn diverse keren terugkoppelingen in de stuurgroep. Ik ga er toch ook van uit dat die voorzitter niet helemaal in een vacuüm handelt en wel degelijk met een mandaat werkt, en ook terugkoppelt. Wat dat betreft, hebben we toch een andere lezing van de feiten, denk ik.
Ik neem het u niet kwalijk, u kunt ook niet alles weten, maar ik had wel degelijk een actuele interpellatie ingediend. Die is niet aanvaard, dus ik heb die opgesplitst in twee vragen om uitleg. Ik heb dus ook de vraag aan minister Schauvliege voorgelegd. Voorzitter, gelukkig hebt u mijn vraag wél gehonoreerd. Bij de voorzitter van de andere commissie hangt dat voorlopig ergens in het ijle. Ik hoop dat mijn vraag daar wordt aanvaard. Minister, het is echter ook logisch, en ik zeg dat in alle rust, dat ik die vraag over wat nu gebeurt, met dat vernietigde GRUP, ook hier stel. De reden is heel eenvoudig. Oké, er is een bevoegdheidsverdeling, maar een regering zou toch ook een en ondeelbaar moeten zijn en u zou ook namens de Vlaamse Regering daar een antwoord op moeten kunnen geven. Maar goed, geen enkel probleem, ik zal mijn vraag herhalen bij minister Schauvliege.
Collega Rzoska, dat laatste had ik u inderdaad wel willen adviseren. U zult begrijpen dat de minister daar niet op antwoordt. We proberen hier in alle openheid alle vragen door te laten indien dat kan, en ik kan alleen maar voor mijn eigen winkel spreken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.