Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, op dit ogenblik is een bevraging aan de gang over de tijdsbesteding van de leerkrachten. Dat onderzoek was al vorig jaar met de sociale partners afgesproken. Tijdens de commissievergadering van 30 maart 2017 werd gesteld dat het volledige eindrapport van het onderzoek ten laatste op 31 maart 2018 moest worden opgeleverd, zodat de onderhandelingen over het loopbaanpact op 1 mei zouden kunnen starten. Dat was volgens de minister “geen symbolische, maar wel een nuttige datum”.
Op dit ogenblik lijkt de oplevering te zijn uitgesteld tot augustus, en de start van de gesprekken zou dan het najaar van 2018 zijn. Minister, dat bleek eigenlijk al duidelijk tijdens de commissievergadering van 28 september 2017, toen u aangaf dat de timing voor het einde van het schooljaar was overeengekomen met de sociale partners. Op diezelfde vergadering stelde u echter ook dat zaken die niet met de belasting op zich te maken hebben, wel vooraf zouden kunnen worden behandeld. De starterspool of het startersplatform om niet-benoemde leraars een jaar werkzekerheid te bieden en om de scholen te helpen om vervangingen sneller te regelen, zou een van die zaken kunnen zijn.
Minister, als het startersplatform daadwerkelijk losstaat van de studie over taakbelasting, kan het dan worden ingevoerd als een apart element in voorafname op het loopbaanpact, eventueel als proefproject in overleg met de sociale partners? Voor het onderwijsveld en de betrokken mensen is dat immers toch wel van uitzonderlijke betekenis. Is een invoering hiervan voor volgend schooljaar wenselijk? Is dit realistisch? Wordt voor een mogelijke uitwerking een onderscheid gemaakt tussen basisonderwijs en secundair onderwijs? In het basisonderwijs is een pool per net en per geografische zone allicht eenvoudiger te organiseren dan in het secundair onderwijs, waar ook de bevoegdheidsbewijzen en verschillende vakken een rol kunnen spelen, maar waar men ook vaak grotere problemen heeft om vervangers te vinden. Het lijkt de vaste wil van zowel u als de sociale partners om het loopbaanpact in zijn algemeenheid nog deze legislatuur af te werken. Blijft de timing daarvoor haalbaar, en wanneer mogen we een verdere stand van zaken verwachten?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u hebt dat goed gezien: het is nog niet daadwerkelijk gebeurd, maar ik heb inderdaad gevraagd om de maatregelen voor startende leerkrachten los te koppelen van het loopbaandebat. Ik zie immers een opportuniteit om in de lopende gesprekken voor de nieuwe onderwijs-cao sneller tot resultaten te komen. Ik heb aan de sociale partners voorgesteld om in het kader van cao XI inzake leerplicht samen op zoek te gaan naar maatregelen om de werkzekerheid en de financiële zekerheid van starters op korte termijn te verbeteren en te versterken. Momenteel voeren we gesprekken over een aantal voorstellen, waarbij het streefdoel is om snel tot een resultaat te komen, met het oog op een concretisering volgend schooljaar. Of dat zal lukken, of men tot een consensus komt of niet, moet de komende weken blijken. Daarom zult u het me hopelijk vergeven dat ik nu geen concrete voorstellen op tafel leg, net omdat de gesprekken volop en zeer intensief bezig zijn. Wat uw timingvraag betreft, het zou inderdaad nog kunnen dat we volgend schooljaar tot een paar maatregelen kunnen komen.
In afwachting van de oplevering van de resultaten van het net opgestarte tijdsbestedingsonderzoek voeren we met de sociale partners nog altijd gesprekken over andere thema’s, maar we geven dus voorrang aan de thematiek van de starters en de schoolleiders. Dat zijn dus de directeurs. Voorzitter, ik heb begrepen dat u deze ochtend ook een voorstel van resolutie hebt behandeld en dat u ook initiatieven zult nemen om een paar hoorzittingen te organiseren. Dat zal wellicht allemaal sporen met de gesprekken die wij aan het voeren zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, u weet dat binnen het onderwijsveld op dit vlak de verwachtingen zeer hooggespannen zijn. Ik ben eigenlijk enthousiast als u stelt dat u hoe dan ook, als de sociale partners volgen, voorafgaandelijk toch al verder wil met het startersplatform, of hoe men dat ook noemt, en anderzijds ook met een betere invulling, waardering en eventueel verloning inzake de directiefuncties. Ik denk dat dat twee fundamentele zaken zijn voor het onderwijsveld. Het is duidelijk dat wij ons als parlement niet in de plaats moeten stellen van de sociale partners, maar ik zou u en hen toch heel sterk willen aanmoedigen om deze gesprekken met de nodige ernst, met de nodige daadkracht voort te zetten, zodat er hopelijk op korte termijn resultaten zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, ik zou hierbij nog één ding willen zeggen. Er is iets dat me grote zorgen baart. In het ziekterapport dat is verschenen, zie je op een bepaalde pagina het aantal niet-vervangingen. Als iemand twee weken ziek is, kan een school vanaf tien dagen een vervanger in de plaats stellen. Het aantal niet opgenomen dagen is fel gestegen. Scholen hebben eigenlijk recht op dat budget. Dat zit in de open-endfinanciering. Doordat dat budget niet wordt opgenomen, betekent dat dat scholen op heel veel plaatsen gedurende minstens tien dagen, gedurende twee à drie weken geen vervanging hebben. Als je regionale pools zou hebben van leerkrachten die zich beschikbaar houden om de vervangingen te doen, zoals enkelen hier al hebben voorgesteld, dan zal je er misschien in slagen om het budget dat nu wegvloeit en dus niet wordt gebruikt, daarvoor al te gebruiken. Zo kun je eigenlijk een probleem oplossen dat vandaag bestaat, door regionale samenwerking. Er zijn hier leden die zelf die ervaring hebben. Ik denk dat Vilvoorde zo’n leerkrachtenpool heeft. Ik vind dat een goede zaak, want nu laat men middelen ongebruikt. Er wordt vaak gezegd dat er een tekort aan middelen is in Onderwijs, maar nu zit ik met een aantal miljoenen die gewoon niet worden gebruikt omdat men geen vervanger vindt. Waarom vindt men geen vervanger? Omdat er natuurlijk ook geen pools klaarstaan. Daarom mijn drang, ook ten opzichte van de sociale partners, opdat ze toch minstens een manier zouden proberen te zoeken om de middelen die er zijn, ook te gebruiken. Als je er al in zou slagen om in wat regionale samenwerking te voorzien... Dat kost dan geen extra geld. Dat zijn middelen die eigenlijk ter beschikking zijn, maar die nu uit de begroting vloeien omdat ze niet worden opgebruikt. Mijnheer De Meyer, ik wou dus gewoon nog eens meegeven dat dit eigenlijk ook al een interessante piste zou zijn om, als er dan meer ziektedagen zijn, toch minstens die vervangingen georganiseerd te krijgen. U hebt gelijk: in het secundair zal dat moeilijker zijn, maar in het lager onderwijs en het kleuteronderwijs is dat eigenlijk gemakkelijker te organiseren.
En er zijn eigenlijk middelen die ongebruikt zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ben het volledig met u eens. Ik kijk met grote belangstelling uit naar het ziekterapport. U herinnert zich misschien dat u in het antwoord op een van mijn laatste schriftelijke vragen die ik elk jaar opnieuw stel, hebt beloofd dat we dit rapport zouden ontvangen zodra het klaar is. Ik heb begrepen uit de media dat het er is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.