Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, dit is een opvolgingsvraag aansluitend bij mijn vroegere vragen over deze materie.
De wijzigingen aan de pensioenwetgeving veranderen niet enkel de gewone pensioendatum, maar ook de datum voor het vervroegd pensioen. Voor werknemers met ‘zware beroepen’ zou het ook in de toekomst nog steeds mogelijk blijven om vroeger met pensioen te gaan dan de ‘gewone’ pensioendatum.
Op dit ogenblik bestaat voor sommige beroepen immers nog een mogelijkheid tot vervroegd pensioen, maar het is niet in alle gevallen duidelijk of die behouden blijft in de nieuwe regelgeving. Tot onlangs konden personeelsleden uit het onderwijs in veel gevallen op 60 jaar met vervroegd pensioen, omdat de jaren in een carrière als leerkracht verhoudingsgewijs meer meetelden in de berekening van de gepresteerde arbeidsjaren. In de meeste beroepen telde men arbeidsjaren met een tantième van 60, arbeidsjaren als leerkracht werden met een tantième van 55 meegeteld voor het berekenen van de vroegst mogelijke pensioendatum.
In de nieuwe regelgeving zal de omschrijving ‘zwaar beroep’ worden gebruikt om een vervroegd pensioen mogelijk te kunnen maken, maar het is nog niet duidelijk of alle beroepen die vroeger geteld werden met een voordelig tantième, ook erkend zullen worden als zwaar beroep. Met name voor beroepen in het onderwijs is dat nu niet duidelijk.
Minister, welk overleg is er tot nu toe geweest tussen u en uw federale collega van Pensioenen over de specifieke regels voor pensioendata in het onderwijs? Wat zijn de resultaten?
Hoever staat men met het uitwerken van de criteria voor zware beroepen? Wordt het criterium ‘mentale of emotionele belasting’ meegenomen in de voorwaarden? Welke onderwijsberoepen worden op basis van dat criterium meegenomen in de lijst zware beroepen? Welk standpunt wordt hierin beleidsmatig verdedigd door u en de Vlaamse Regering?
Op dit ogenblik bestaan er regelingen rond vervroegde uitstap die gebaseerd zijn op vroegere sectorakkoorden. Zal men de voorwaarden uit die bestaande regelingen garanderen voor personeelsleden die er op dit ogenblik recht op hebben? Wordt er ook in andere overgangsmaatregelen voorzien?
Worden de jaren in onderwijs als tijdelijke ook in de toekomst beschouwd als ‘onderwijs’ of zullen ze enkel meetellen alsof ze vallen onder het werknemersstatuut?
Wanneer verwacht u dat de gesprekken over de pensioenhervorming afgerond zullen zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, wat uw laatste vraag betreft, ik heb geen glazen bol. Het zou mijn job en de uitdagingen waarvoor ik sta, vergemakkelijken mocht er al volledige duidelijkheid zijn over die zware beroepen.
Het dossier van de ‘zware beroepen’ werd uitvoerig besproken in de Commissie voor Pensioenen van de Publieke Sector, waarin ook de Vlaamse Regering is vertegenwoordigd. Bij deze bespreking heeft de Vlaamse Regering onder meer volgende standpunten ingenomen. Ik zal ze nog eens toelichten voor het verslag en voor de duidelijkheid.
De Vlaamse Regering meent dat de vier categorieën van criteria die zijn opgenomen in het ontwerp van rapport over de problematiek van de belastende beroepen een goede basis vormen om af te bakenen welke taken als belastend kunnen worden beschouwd. Eventuele budgettaire opbrengsten naar aanleiding van de hervorming inzake zware beroepen in de publieke sector moeten integraal worden geherinvesteerd in de toekomstige regeling voor de publieke sector. De bedragen mogen niet wegvloeien. Eventuele budgettaire opbrengsten – door de afschaffing van de voordelige tantièmes – bij beroepsgroepen van een gefedereerde entiteit, bijvoorbeeld de Vlaamse Gemeenschap, moeten in de toekomstige regeling worden geherinvesteerd in beroepsgroepen van diezelfde gefedereerde entiteit. Tantièmes wegnemen heeft natuurlijk een enorme impact op leerkrachten. Dat geld mag niet naar een federale groep gaan, maar moet terug worden geherinvesteerd. Bij de uitwerking van de overgangsmaatregelen in het kader van de afschaffing van de preferentiële tantièmes moet rekening worden gehouden met de bepaling in het regeerakkoord waarin wordt gesteld dat de pensioenrechten die opgebouwd zijn ingevolge voordelige tantièmes, behouden blijven.
Op een overleg in mei 2017 met de minister van Pensioenen en de onderwijsministers van de drie gemeenschappen heb ik het standpunt van de Vlaamse Regering nog eens meegedeeld. Ik heb erop aangedrongen dat er bovendien aandacht moet zijn voor de gendereffecten van de hervormingen, en die zijn niet te onderschatten omdat in het onderwijs het vooral vrouwen zijn die hun loopbaan niet volledig hebben kunnen uitbouwen. We zijn uniek omdat het onderwijs zo vrouwelijk is.
Belangrijk is ook dat minister Bacquelaine op dat overleg duidelijk heeft bevestigd dat er een onlosmakelijke band bestaat tussen de toekomstige aanpassing van de preferentiële tantièmes en de invulling van het nieuwe begrip ‘zware beroepen’. Dat is van belang omdat wij vragen dat de opbrengsten van de tantièmes opnieuw zouden worden geïnvesteerd in de groep waar ze van weggaan. Je kunt dat door de criteria die je aanneemt om al of niet een zwaar beroep te zijn. Als we die redenering toepassen, is dat niet zo slecht voor onderwijs.
In september 2016 heeft het Nationaal Pensioencomité (NPC) het rapport goedgekeurd over de erkenning van zware beroepen wat betreft het pensioen. Hierover hadden de sociale partners eind augustus een akkoord bereikt. De commissie zware beroepen had akte genomen van vier categorieën die werden gedefinieerd in het kader van de discussies met betrekking tot de publieke sector. Die categorieën zijn: belastende arbeidsomstandigheden door fysieke inconveniënten verbonden aan de werkomgeving of door lichamelijke belasting; belastende werkorganisatie; belastend vanwege verhoogde veiligheidsrisico’s; belasting van mentale of emotionele aard.
Op 26 oktober 2017 heeft de minister van Pensioenen een oriëntatienota zware beroepen voorgesteld in de bijzondere pensioencommissie. De Federale Regering moet nu in een wetsontwerp verder vorm geven aan de uitwerking van de principes. Dat moet vervolgens in de schoot van het Comité A, waarin alle overheden vertegenwoordigd zijn, onderhandeld worden.
Collega De Meyer, hoe graag ik het ook zou willen, ik kan op dit ogenblik niet ingaan op uw vraag naar overgangsmaatregelen omdat we nog totaal zover niet zijn. Ik verwijs wel naar mijn eerdere interventies in deze commissie, waarbij ik altijd heb gepleit voor goede overgangsmaatregelen, zeker als je dergelijke ingrijpende hervormingen hebt.
Het wetsontwerp van 19 oktober 2017 met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als niet-vastbenoemd personeelslid, voorziet in een aparte regeling voor het onderwijspersoneel, omdat tijdelijke prestaties in het onderwijs statutaire prestaties zijn die als een proefperiode moeten worden beschouwd. Dat is daarmee opgelost.
Uw laatste vraag heb ik helemaal in het begin vermeld. De gesprekken rond de hervorming kunnen maar starten nadat het voorontwerp van wet in de ministerraad wordt goedgekeurd. Het is dus nu met spanning afwachten wanneer dat wel of niet zal gebeuren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, u stelt terecht dat we reeds een lang proces achter de rug hebben, maar een oplossing en een volledige uitwerking is jammer genoeg nog niet voor morgen en u kunt nog geen einddatum in het vooruitzicht stellen. Belangrijk is wel de aandacht die u hebt gevraagd voor de gendereffecten. Ook belangrijk vind ik dat u wijst op de relatie tussen de huidige tantièmes en de nieuwe bepaling van zware beroepen in de toekomst. Ik denk dat u nog heel wat werk zult hebben, waarbij de sector op u rekent in het Comité A. Minister, ik hoef u er niet van te overtuigen dat dit dossier ook relaties heeft met andere dossiers, zijnde de besprekingen over het loopbaanpact.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik wil pleiten voor enige voorzichtigheid met die zware taken. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat door de hervorming uiteindelijk te weinig mensen langer aan de slag blijven. Dan blijven we met een immens probleem zitten. Eigenlijk is het misschien nog niet zo’n probleem dat u nog geen zicht hebt op die finale pensioenhervorming, want de sleutel, de oplossing zit in een ambitieus loopbaanpact en niet in de pensioenhervorming. Als u van de lerarenloopbaan een meer aantrekkelijke loopbaan maakt, dan staat men echt niet te springen om vervroegd op pensioen te gaan. Dan heb je nodig: heroriëntering eventueel binnen de sector, het doorbreken van de vlakke loopbaan, je kunnen specialiseren, teamwerk, een bepaalde rol gaan spelen in een schoolteam waardoor je niet meer fulltime voor de klas moet staan. Met een nieuw loopbaanpact kun je ook een flexibel personeelsbeleid aanmoedigen, waardoor je een divers team kunt maken met een aantal mensen die wat jonger zijn, die door wat ouderen begeleid worden. Er is zoveel mogelijk.
Bovendien is het een misvatting bij vele mensen, ook in het onderwijs, dat mensen die al een hele carrière in het onderwijs staan, niet veel andere dingen kunnen dan voor de klas staan. Dat is niet waar. Het is zo een veelzijdige job dat je eigenlijk heel veel kunt.
Ik zat er daarnet aan te denken toen u het had over de campagne die men zou kunnen voeren om 18-jarigen aan te moedigen om leraar te worden. In het hoofd van veel mensen is het een beperking om als jongere te kiezen voor onderwijs, omdat je met bepaalde diploma's alleen in het onderwijs terechtkunt. Ik heb dat veel moeten horen als classica. Maar eigenlijk leer je heel veel in het onderwijs en kan je heel veel. Ik denk dat die vijftigers niet mogen worden bestempeld als degenen die snel uitgeblust zijn en snel het label ‘zwaar beroep’ moeten krijgen, maar dat er maatregelen moeten zijn in het loopbaanpact die ervoor zorgen dat die mensen hun ervaringen kunnen doorgeven. Het is zeer nuttig dat zij wel in een schoolteam of ergens in het onderwijs blijven.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Brusseel, ik begrijp wel wat u zegt, maar anderzijds weet u ook dat, als het gaat over het loon van de leraar, het pensioen en de hoogte ervan altijd deel heeft uitgemaakt van het totale pakket. Daarom kun je het ene niet los van het andere zien. U hebt natuurlijk gelijk dat hoe aantrekkelijker de loopbaan is, hoe minder geneigd mensen zullen zijn om met pensioen te gaan. Maar we hebben al een beslissing genomen om leraren langer te laten werken. Ik geef er een concreet voorbeeld van: door de afschaffing van de diplomabonificatie moeten leraren op dit ogenblik langer werken.
Je kunt niet alle oudere leraren heroriënteren. Ik heb vanmorgen de ziektecijfers gegeven. U moet die cijfers eens goed analyseren. In de oudere groep, de groep die nu al langer moet werken, zien we een stijging van het aantal ziektedagen. Er zijn ook voordelen aan. Als mensen langdurig ziek zijn en ze kunnen toch deeltijds terug naar het werk komen, dan is dat een goede zaak. Mijn moeder heeft nooit meegemaakt dat dit kon. Het zou voor haar zalig zijn geweest. We moeten voor die oudere groep die langer moet werken en die de prikkels en drukte niet meer aankunnen, aandacht hebben en kijken hoe we de loopbaan gevarieerder kunnen maken. Maar je kunt ze niet allemaal heroriënteren. (Opmerkingen van Ann Brusseel)
Ik probeer alleen maar te zeggen dat het pensioendossier sowieso zeker ook naar verloning toe impact heeft. Stel dat je plots tot een heel slechte kwalificatie van onderwijs inzake de zware beroepen komt – wat ik niet hoop –, dan zal dat een enorme impact hebben op de instroom in het beroep. Dat mag je niet onderschatten. We moeten aandachtig zijn, want die twee hebben een link, zonder dat ik mij daarachter wil verstoppen. Je kunt perfect een loopbaanpact sluiten zonder dat je weet wat daar gebeurt, maar er is dus wel een impact.
Collega De Meyer, het zou goed zijn mocht er beslist worden. Dan is er duidelijkheid. Ik vind het beter dat het nog een beetje duurt en dat het een goede regeling wordt voor onderwijs dan dat het snel gaat en het een slechte regeling wordt. Ik hoop dat men in grote wijsheid en rekening houdende met de zware aspecten die het lerarenberoep in zich draagt, verstandig zal beslissen. Wij zullen er vanuit Vlaanderen op toezien dat onze voorwaarden en het kader gerespecteerd blijven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik heb vier elementen. Ten eerste: mijn betoog was zeker geen pleidooi om zo vroeg mogelijk met pensioen te gaan. Ik ben persoonlijk een voorbeeld van het tegendeel. Ten tweede: meer werkbaar werk, zeker voor mensen op minder jonge leeftijd, is overal belangrijk, ook in het onderwijsveld. Ten derde: het is duidelijk dat op minder jonge leeftijd werken als kleuterleidster toch nog iets anders is dan als master werken in een derde graad aso. Ten vierde: ik onderschrijf volledig uw pleidooi van liefst een goede oplossing en duidelijkheid, die beide samen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.