Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de educatieve masters
Verslag
De heer Cordy heeft het woord.
Minister, de aanleiding voor deze vraag is het opiniestuk van een aantal historici in De Standaard. Zij uitten een bezorgde kreet over de educatieve master zoals die zal worden vormgegeven.
Die educatieve master houdt in dat we van de huidige situatie, een totaalprogramma van 120 studiepunten, overgaan naar een programma van in totaal 90 studiepunten. De vrees voor kwaliteitsverlies leeft bij hen. Zij stellen – en ik denk dat ze daarin gelijk hebben – dat we zeer goed moeten waken over de kwaliteit van de leerkrachten-historici, maar ook in andere disciplines. We moeten ervoor zorgen dat de basiscompetenties van een historicus, de basiskennis die je verwacht bij iemand die effectief voor de klas kan staan, gewaarborgd blijft. En als je beknibbelt op het aantal uren, kan dat natuurlijk problematisch worden.
Minister, wat is de drijfveer achter de beslissing om de educatieve master in de geschiedenis 90 studiepunten toe te kennen? Hoe wordt deze stelling onderbouwd?
Acht u de vrees voor kwaliteitsverlies in de basisopleiding gegrond, en zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom wel en welke maatregelen zult u nemen om te vermijden dat de basisopleiding dan aan kwaliteit zal inboeten?
Hoe zult u er specifiek op toezien dat de vakkennis van de toekomstige leraren geschiedenis gewaarborgd blijft?
De heer Rzoska heeft het woord.
Heb ik uw naam nu wel juist uitgesproken? Ik stel vast dat er binnen de fractie Groen een link is met Polen. Want Elisabeth Meuleman heeft blijkbaar ook roots in Polen.
Ja, maar daar moet u niet meer achter zoeken, voorzitter. (Gelach)
Maar u hebt mijn naam zeer goed uitgesproken, voorzitter, en dat komt ook doordat er naast u een zeer goede fluisteraar zit. Want wij hebben een geschiedenis, minister. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Niet in Polen, voor alle duidelijkheid. Maar wel degelijk in dit halfrond, met andere bevoegdheden. Ik dacht: ik stel u eens een vraag, omdat het zo lang geleden is dat we elkaar hebben gezien.
De vraag om uitleg ligt me na aan het hart. Dat zal niemand verwonderen, want je kijkt toch steeds met weemoed terug naar je studentenperiode, zeker als die goed is geweest. Ik heb nog altijd veel voldoening van de opleiding die ik daar toen heb kunnen en mogen genieten – het is echt mógen genieten. En het was af en toe echt genieten.
Minister, collega Cordy heeft de inleiding al gegeven. Mijn aanleiding was net dezelfde: het opiniestuk dat in De Standaard verschenen is. Ik heb ook heel wat mails gekregen van zowel studenten als een aantal professoren – ik vermoed dat heel wat mensen die hebben gekregen – waarbij ze zich inderdaad wel vragen stellen en waarbij ze ook meteen meegeven dat het integreren van een educatieve master wel een aantal voordelen zou opleveren, maar niet op de manier waarop het op dit moment is gebeurd. Ze geven grif mee – dat hebt u ook kunnen lezen in het opiniestuk – dat het vroeger absoluut niet zo goed was en dat die lerarenopleiding er sinds 2006 op is vooruitgegaan, sinds die masteropleiding apart werd ingericht. Zij vinden daarom ook dat het een volwaardige opleiding was om uit te groeien tot een inspirerende leerkracht. Die positieve evolutie geven zij ook mee. Dat is van belang. Ze geven ook mee dat die evolutie in 2012 ook nog eens positief is geëvalueerd.
Minister, met deze beslissing komt u hier wat op terug. Educatieve masters integreren in die lerarenopleiding, daar valt iets voor te zeggen, maar niet op de manier waarop het nu gebeurt. 90 studiepunten, waarvan je er bovendien al 15 kunt meenemen in de bachelor en nog eens 15 in de masteropleiding, de basisopleiding. Ze wijzen erop dat de opleiding daardoor wordt verkort en dat ook het volwaardig uitbouwen van een volwaardige, vervolmaakte leerkracht geschiedenis in al zijn competenties onder druk staat.
Dat is niet enkel zo voor geschiedenis. Er zijn nog een aantal richtingen waarbij dit gebeurt: biologie, fysica, wiskunde, talen en lichamelijke opvoeding. Zij zullen de skills op anderhalf jaar moeten verwerven in plaats van op twee jaar tijd. Bovendien kunnen ze dat voor een stuk meenemen in hun basisopleiding.
Zoals de heer Cordy zei, hebben ze aan de alarmbel getrokken. Ze vrezen – en ik denk dat ze daarin gelijk hebben – dat er een gevaar in zit dat, als de twee niet op elkaar worden afgestemd, er aan kwaliteit zou worden ingeboet en dat het zeer moeilijk zal zijn om een volwaardige educatieve master in te richten, zeker in vergelijking met andere opleidingen, waar wél gekozen is voor de 120 studiepunten. Bij deze is dat niet gebeurd.
Minister, waarom, op basis waarvan, kiest u er eigenlijk voor om die educatieve masters in te richten in richtingen zoals geschiedenis, kunstwetenschappen enzovoort en die te herleiden tot 90 studiepunten, terwijl dat in andere vakgebieden niet het geval is?
Kunt u toelichten op welke manier het mogelijk en wenselijk is om de inhoud van twee volwaardige opleidingsjaren in één opleidingsjaar te steken?
Door de studietijd voor educatieve masters te verkorten, beknibbelt u wat mij betreft op expertise en competenties van toekomstige leerkrachten. Hoe past dat in de doelstelling om de lerarenopleidingen net te willen versterken?
Ten slotte is de belangrijkste vraag: bent u bereid om te luisteren naar het protest dat komt vanuit de universiteiten, maar ook van de studenten en van de mensen die die educatieve master voor geschiedenis, kunst-, politieke en andere wetenschappen toch liefst zouden houden op 120 studiepunten, naast een volwaardige basisopleiding?
Minister Crevits heeft het woord
Collega’s, voorafgaand wil ik zeggen dat ik, na het verschijnen van het geschiedenisstuk in een vrije tribune, de professoren onmiddellijk heb uitgenodigd en ondertussen al bij mij op bezoek heb gehad en uitgebreid heb gesproken.
Vooraleer we op de domeinmaster geschiedenis ingaan, wil ik kort schetsen vanwaar het verschil komt tussen die 90 en 120 studiepunten. Want dat is niet zo willekeurig als u misschien zou kunnen denken.
Het huidige ontwerp van decreet bepaalt dat we educatieve masteropleidingen kunnen aanbieden van 90 en 120 studiepunten. Dat vindt zijn oorsprong in het feit dat er ook domeinmasters zijn van 60 of 120 studiepunten. Je hebt eenjarige masters en tweejarige masters. Geschiedenis is zo’n eenjarige master, net zoals politieke en sociale wetenschappen. Rechten is dan weer een tweejarige master. Er zitten dus wat verschillen op.
Welke educatieve masters er komen en welke omvang zij hebben, is niet geregeld in het decreet. Enkel de mogelijkheid wordt opengelaten. Dat is stof voor een besluit van de Vlaamse Regering. Dat besluit is nog niet finaal beslecht. Het besluit is op dit ogenblik in ontwerp. Dat betekent dat uw vragen nog op tijd komen. Anders ook natuurlijk, maar dan is het misschien al beslist.
Het huidige ontwerpbesluit zit op dit ogenblik in de fase van onderhandelingen met de sociale partners. In de studiegebieden waar de domeinmasters 60 studiepunten hebben, gaan we naar 90 studiepunten. In de gebieden waar er 120 studiepunten zijn, blijft dat 120. Zo is wiskunde vijf jaar in totaal, waarvan twee masters, met 120 studiepunten om uw master te halen. En de educatieve master is ook 120 studiepunten. Dat betekent dat je bij de start van de studie al kunt kiezen of je een educatieve dan wel een domeinmaster zult doen. Bij de masters van 60 studiepunten, zoals bijvoorbeeld geschiedenis, gaan we naar 90 studiepunten. Dat betekent dus dat je ook een uitbreiding krijgt van de studieduur. Maar het is inderdaad iets korter dan vandaag als je het na elkaar moet doen.
Maar we waren het hierover, denk ik, wel eens. Ik heb lang geleden het voorbeeld van de wiskunde gegeven. Iemand die vijf jaar wiskunde studeert en dan nog eens een jaar moet bijdoen vooraleer hij domeinmaster wiskunde is, moet tot soms 6,5 jaar studeren. Dan kunnen we niet verwachten dat het lerarenberoep, zeker in de wiskunde, populair is. We moesten dus daarin ingrijpen. Maar ik heb niemand hier de filosofie horen betwisten achter wat we proberen te doen. We moesten daarin ingrijpen.
Binnen de domeinmasters is er in een aantal studiegebieden ook geen volledige eenvormigheid, het is een creatief veld. Er bestaan masters van een verschillende omvang naast elkaar. Ik geef het voorbeeld economie: er is een master toegepaste economische wetenschappen van 60 studiepunten en een master toegepaste economische wetenschappen – handelsingenieur van 120 studiepunten. Voor de educatieve master in de talen voorziet het ontwerpbesluit nu al in een uitzondering. Daar wordt een educatieve masteropleiding van 120 studiepunten voorzien in een studiegebied met overwegend domeinmasters van 60 studiepunten, omdat de studenten in hun masteropleiding twee talen volgen en enkel in een opleiding van 120 studiepunten de twee vakdidactieken kunnen opnemen.
Ongeacht de studieomvang van de educatieve masteropleiding bedraagt het luik leraarschap altijd 60 studiepunten. Van deze 60 studiepunten worden er ten minste 45 studiepunten opgenomen in de masteropleiding zelf. De overblijvende 15 studiepunten leraarschap kan de student opnemen in de bacheloropleiding voorafgaand aan de masteropleiding, of, als hij dat niet gedaan heeft, in een voorbereidingsprogramma voorafgaand aan de educatieve masteropleiding, of eventueel via een keuzepakket in de educatieve masteropleiding. Het gaat dus steeds om 60 studiepunten, maar studenten kunnen op flexibele wijze kiezen hoe ze die opnemen. Wie bijvoorbeeld al van bij aanvang weet dat hij of zij voor het leraarschap kiest, kan via dat keuzevak al tijdens de bacheloropleiding het traject kiezen om leraar te worden.
De educatieve masters zijn dus nieuwe opleidingen, waarin een bepaald vakgebied gecombineerd wordt met het leraarschap en waarbij ook de voorafgaande bachelor van belang is om te weten hoelang de student er nog over moet doen in de masteropleiding. De hervorming is geen ‘studiepuntenslag’ maar een inhoudelijke hervorming die de ‘oude’ specifieke lerarenopleidingen loslaat en de kaart trekt van een geïntegreerd pakket waarin vakinhoud en leraarschap eindelijk op hetzelfde niveau worden getild.
Een van de vraagstellers zei al dat vroeger niet zo’n goede keuze was gemaakt. Een aantal jaar geleden zijn de opleidingen gewijzigd. Het aantal jongeren dat voor het leraarschap kiest, is drastisch gedaald. Bijna iedereen volgde de opleiding dan via de CVO’s. Daar heb ik geen problemen mee, maar persoonlijk vind ik het een goede zaak dat als je een opleiding volgt, je geïntegreerd het leraarschap en de vakdidactiek kunt volgen.
Studenten die na de bachelor kiezen voor de ‘domeinmaster’ en pas later een keuze maken voor het leraarschap, zullen kunnen instromen in een verkorte educatieve master van 60 studiepunten. Met andere woorden: de educatieve master sluit de domeinmaster niet uit. Na de bachelor zal de student kunnen kiezen tussen een domeinmaster of een educatieve master.
Dan kom ik tot de vragen rond de kwaliteitswaarborgen. De bacheloropleiding blijft bestaan. Daarin wordt de mogelijkheid voorzien om 15 studiepunten leraarschap als keuzevak op te nemen, nog voor de start van de educatieve master. Voor de educatieve masteropleidingen erkend worden door de Vlaamse Regering, moeten zij de toets nieuwe opleiding bij de NVAO met positief gevolg doorlopen. Er zijn dus voldoende kwaliteitswaarborgen ingebouwd. Daarenboven geeft het voorliggende ontwerp van decreet de Vlaamse Regering de mogelijkheid om alle educatieve opleidingen aan een bijkomende kwaliteitscontrole te onderwerpen. Het doel van deze bijkomende kwaliteitscontrole is te oordelen of de inhoudelijke versterking met betrekking tot de vakinhoud wel degelijk geïmplementeerd is in alle lerarenopleidingen.
Een educatieve master geschiedenis wordt steeds voorafgegaan door een bachelor van 180 studiepunten in een bepaald domein of vakgebied. De educatieve masteropleiding wordt een geïntegreerde opleiding met zowel een luik vakkennis als een luik leraarschap. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de afgestudeerden zowel ‘domeinexpert’ zijn als ‘expert in het leraarschap’. Om dit te realiseren zal in een educatieve masteropleiding van 90 studiepunten – dus ook deze voor de toekomstige leraren geschiedenis – de component vakkennis nog steeds 45 studiepunten bedragen.
Dat was ook de zorg van de professoren die ik ontmoet heb: dat je sowieso die 45 studiepunten domeincomponent moet behouden.
Wat is voor mij een reden waarom ik bereid ben anders te kijken naar de opleiding geschiedenis? De mensen die ik hierover gesproken heb, wezen mij op het grote belang van de masterproef en de studiepunten die daaraan vasthangen. De masterproef zal eveneens domeinelementen met elementen uit het leraarschap kunnen combineren. De vakkennis van de toekomstige studenten in de educatieve masteropleiding blijft dan ook gewaarborgd. Ik heb aan de professoren gevraagd om mij argumenten te geven waarom ze onderscheiden moeten worden van de rest. Ze hebben aangevoerd dat het bij politieke wetenschappen anders zit. Men heeft het verschil proberen te duiden tussen geschiedenis en de andere opleidingen. In de rechten gaat het om een master van 120 studiepunten, terwijl het leraarschap 90 studiepunten omvat. Daar maken we zelfs een omgekeerde beweging. Dat heeft te maken met de keuzes die je kunt maken, en de opleiding rechten is heel specifiek.
Wat geschiedenis betreft, werd mij dus een brief bezorgd met argumenten, waar ik positief naar kijk, zeker als het enkel om geschiedenis gaat. Geschiedenis is een vakgebied waarbij studenten bij uitstek doorstromen naar het onderwijs, al zitten hier in deze commissie wel voorbeelden van het tegendeel.
Gisteren was er in de VLIR overleg met de rectoren van onze universiteiten. In dat overleg heb ik benadrukt dat ik bereid ben om met een positieve instelling te kijken naar de gehele lijst van educatieve masters. Wat voor mij onbespreekbaar is, is dat alles zou evolueren naar 120 studiepunten. Er zijn tweejarige masters, waarin je het leraarschap in kunt integreren, wat niemand betwist, maar het lijkt mij voor een aantal richtingen ook wel haalbaar om het te doen met 90 studiepunten. Voor de talen hadden we, zoals gezegd, goede redenen om te voorzien in een uitzondering. Voor geschiedenis ben ik bereid om het te bekijken. Voor het overige zou ik de lijst beperkt willen houden. Ik ben in het verleden ook al aangesproken om echte studieduurverleningen te doen, niet alleen voor de educatieve, maar ook voor de domeinmasters. We moeten daar wat soberheid in proberen te houden.
Kortom, ik heb geluisterd naar uw vragen. Ik heb overleg gepleegd. De beslissing moet nog door de regering worden genomen, maar ik ben het idee niet ongenegen om te voorzien in twee uitzonderingen: één voor de talen en één voor de geschiedenis.
De heer Cordy heeft het woord.
Geschiedenis is een opleiding die vaak naar het onderwijs leidt, en we moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit, zowel wat betreft het leraarschap als de domeinkennis, gewaarborgd wordt. Het is goed dat we er op die manier naar kijken. Zelf heb ik nog de oude opleiding gevolgd en qua leraarschap was dat inderdaad van nul en generlei waarde. Ik ben blij dat we daar nu meer aandacht aan besteden, ook met de educatieve masters.
We moeten voor de domeinmasters niet noodzakelijk naar studieduurverlenging gaan kijken. Wat al heel lang gelukt is om in vier jaar tijd te doen, namelijk een volledige opleiding geschiedenis, kan volgens mij nog altijd. Er zijn wel specifieke kenmerken. Het gewicht van de thesis brengt de noodzaak met zich mee om ook de leerkrachten voldoende vaardigheden bij te brengen om zelf wetenschappelijk onderzoek te kunnen uitvoeren. Dat blijft heel belangrijk, ook voor een leerkracht, en dat mogen we zeker niet onderschatten. Ik vind het interessant te horen dat specifiek voor deze opleiding een aantal zaken herbekeken kunnen worden. Een suggestie die ik in dit verband wil doen, is te onderzoeken of het mogelijk zou zijn om een deel van het leraarschap als ‘leraar in opleiding’ uit te oefenen en om na de opleiding een stukje praktijkopleiding in te bouwen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik vind het zeer positief dat u die ongeruste mensen op uw kabinet hebt ontvangen en dat u met hen in dialoog bent getreden. Ik vind het altijd interessant dat dat gebeurt. U geeft ook duidelijk aan dat u het nog kunt herbekijken. Dat vind ik belangrijk. Ik neem u niets kwalijk. U hebt rechten gedaan, dat heb ik ook geprobeerd. Na een jaar ben ik tot de vaststelling gekomen dat dat niets voor mij was. (Opmerkingen van minister Crevits)
Ja, dat mag in het verslag. Ik ben dan naar geschiedenis overgegaan. (Opmerkingen van minister Crevits)
Ja, gelukkig mogen we af en toe eens mislukken in het leven, en ook daarbuiten – hoop ik toch.
Minister, die masterproef, of wat wij vroeger de licentiaatsverhandeling noemden, is in geschiedenis het koninginnenstuk waar je naartoe werkt. Daar komen heel wat vaardigheden samen. Van mensen die de richting van het onderwijs uitgaan, wordt toch ook verwacht dat je eventueel lokaal onderzoek gaat doen. Dat wordt van alle leerkrachten verwacht. Ik heb gelukkig ook zeer goede leerkrachten gehad die in andere domeinen waren opgeleid. Gelukkig leiden masterproeven in de geschiedenis ook vaak tot publicaties in boekvorm of ergens anders. Het is een heel specifiek gegeven. Het is in mijn middelbareschoolcarrière ook mijn ervaring geweest dat ik iemand voor mij had staan die de leerlingen aanleerde om op een heel kritische manier te kijken naar informatie. Dat zijn zeer belangrijke levenslessen.
Minister, bij dezen mijn waardering voor het feit dat u openstaat voor die bezorgdheden en dat u daarop wilt ingaan. Daar maakt u veel mensen binnen geschiedenis gelukkig mee.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik denk dat wij allemaal hierover heel wat mails krijgen van studenten en professoren. Ik ben blij dat er met die bezorgdheden rekening wordt gehouden en dat de opening wordt gecreëerd om eventueel bij de educatieve master aanpassingen te doen.
Er werd gesproken over de thesis, maar een andere bezorgdheid was de internationalisering. Bij de Universiteit Gent zit de Erasmusuitwisseling bij de derde bachelor. Als je die 15 studiepunten van de educatieve master eerder opneemt in de bachelor, vreest men dat jongeren misschien minder geneigd zouden zijn om tijdens hun derde bachelor op Erasmus te gaan.
Minister, u verwees naar de educatieve master bij de rechten. Maar in het voorontwerp van besluit over de educatieve masters dat reeds door de regering werd besproken, zie ik nergens het domein rechten staan – tenzij ik daar heel hard heb over gekeken, maar ik heb het toch een paar keer nagelezen. Hoe wordt dat daar precies geregeld?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mijn fractie vindt het ook belangrijk dat de kwaliteit van de master geschiedenis wordt bewaakt. Er wordt eigenlijk al te veel geschrapt in het domein zelf en eigenlijk ook al in de bachelor, waar elke studiepunt telt. Dat is zo in een opleiding van vier jaar. Zeker wat de masterproef betreft, is dat essentieel.
Dat kan niet de bedoeling zijn. Maar, minister, ik ben blij met uw antwoord. De historici in ons land leveren kwaliteit aan. Ik zie er in mijn kantoor twee zitten: dat zijn zeer minutieus werkende en kritische medewerkers. Maar dit terzijde.
Ik wil nog even terugkeren naar de doelstelling van de geïntegreerde master. Het was eigenlijk de bedoeling om tijd te winnen voor de studenten. We gaan ervan uit, maar niet met 100 procent zekerheid, dat men minder voor het leraarschap kiest omdat dat te lang studeren is voor de sector waar men dan naartoe trekt. En misschien ook wel vanwege het loon en de vlakke loopbaan et cetera. We hebben dus gedacht dat als we die tijd inkorten, we meer studenten zullen hebben in de lerarenopleiding. Maar dat probleem rees niet voor geschiedenis, wel voor wiskunde, wetenschappen en Frans. Mijn fractie wil dus zeker niet focussen op die geïntegreerde versie, want wij denken niet dat daar het probleem zit. We hebben daar geen tekort aan leerkrachten. We hebben geen signaal dat dit een probleem is.
Ten derde, wie zegt: ‘Neen, niet naar 120’ is misschien wat bang voor het hellend vlak. Ik denk dat dat niet nodig is, dat we elke keer objectief kunnen aantonen of er meer of minder tijd nodig is. We zien dat bijvoorbeeld niet in maatschappelijke wetenschappen, economie of levensbeschouwing. Minister, u mag er gerust op zijn, mijn fractie zal daar niet pleiten voor een studieduurverlenging. Dat gaan we niet doen. Zeker niet. Niet! Formeel: niet! Ook al komt er hier nog iemand binnenwandelen die dat wel doet: niet!
Waarom is het aantal studenten lerarenopleiding gedaald? We gaan ervan uit dat dat te maken heeft met studieduur, zoals ik daarnet zei, maar dat is niet zeker. Als we nu de geïntegreerde formule een maximale kans geven, zullen we daardoor de komende jaren zien of er meer studenten zullen zijn. Maar voor geschiedenis is het toch ook belangrijk om de kwaliteit te bewaken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, uw antwoord leert mij dat u luistert naar valabele argumenten en dat u uiteindelijk op basis van objectieve criteria wenst te oordelen en te beslissen. Het is ook duidelijk dat verschillende trajecten mogelijk blijven. Dat is belangrijk.
Minister, ik wil ook nog even uw aandacht vragen voor de verkorte educatieve masteropleiding. U hebt daarnaar verwezen in uw antwoord. Gezien het tekort aan leerkrachten is het belangrijk en moeten we er blijven voor zorgen dat het op een flexibele manier kan worden ingevuld, ook door mensen die dit wensen te combineren met een arbeidssituatie en een gezinsleven. Dit is noodzakelijk.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, het belangrijkste argument om te integreren was voor mij niet de tijd. Dat was een argument, maar niet het belangrijkste. Ik heb altijd gezegd dat het belangrijkste voor mij is dat ik het een schande vind dat geen enkele school in Vlaanderen in de klassenraad en het zesde middelbaar aan leerlingen die naar de universiteit gaan zegt: ‘Word leraar!’ Ik vind dat je moet kunnen zeggen dat er een traject is, een domeinmaster, dat je leraar geschiedenis kunt worden of leraar Frans. Hoe wordt dat vandaag aangeboden? Je doet je studie, en daarna kies je of je er nog een jaartje bij doet of niet. Tijd speelt een rol, maar ik vind het tweede argument van belang. Ik hoop – en we zullen er een campagne over voeren, als we door alles heen zijn en alles goedgekeurd is – dat scholen opnieuw gaan zeggen: ‘Ga naar de universiteit en word leraar.’ Als dat mooi als een geïntegreerd pakket wordt aangeboden, waarbij je de vakkennis en het leraarschap samen leert, dan is dat fantastisch. Misschien ben ik naïef, en denk ik dat dat zal helpen, maar ik hoop dat het opnieuw iets zal worden waar leerlingen actief en positief zullen voor kiezen. Men wordt wel onderwijzer als eerste keuze, of men gaat naar de professionele bachelor, maar naar de universiteit gaan met als doel leraar te worden, zo ken ik er weinig. In de loop van de rit zegt men: ‘Ik ga dat er nog bij doen.’ Maar het is altijd ‘bij doen’, nooit: ‘Ik wil dat worden.’ Dit is een nuance. Mevrouw Brusseel, ik zou u niet willen tegenspreken, zeker wanneer u geen stem hebt. Het is een nuance, en ik zou dat wat in evenwicht willen brengen. Tijd speelt een rol, maar ook de evenwaardigheid, die opnieuw moest ontstaan.
Collega’s, de leraar in opleiding (LIO) bestaat. Als je al een domeinmaster hebt, en je wordt aanvaard in de school om les te geven, maar je hebt je leraardiploma nog niet, dan kun je LIO zijn. Maar dat moet altijd afgesproken worden met de school. Als alles in de steigers staat, kunnen we dit alles wat meer in het spotlicht plaatsen.
Collega Soens, rechten zit bij maatschappijwetenschappen. We hebben dus niet voor elke domeinmaster een aparte educatieve master. Dat zou niet haalbaar zijn. We hebben geclusterd en de rechten zijn bij de maatschappijwetenschappen terechtgekomen, waardoor het over 90 studiepunten gaat. Uiteraard – en daarvoor moet ik wel waarschuwen –, als je een bachelor rechten doet en dan een educatieve master maatschappijwetenschappen, dan kun je daarna niet gaan pleiten aan de balie. Je bent geen master in de rechten, maar het is een spoor dat je kunt volgen.
Collega De Meyer, bedankt, we proberen altijd te luisteren naar argumenten. Ik luister ook naar uw vraag om die verkorte opleidingen voor zijinstromers flexibel te houden. Dat is absoluut de bedoeling. Wie een domeinmaster heeft en na enkele jaren wil instromen in het beroep, kan dat. U weet dat er nog een probleem is wat de verloning en de anciënniteit betreft, en dat is nog altijd niet opgelost omdat er enorme budgettaire componenten aan zijn. Het is wel zo dat met de inkanteling van de specifieke lerarenopleiding in het hoger onderwijs een van de voorwaarden is dat de flexibiliteit blijft bestaan. We willen wel een nauwere verweving tussen vakexpertise en de pedagogische bekwaamheid. Dat is een van de motiveringen waarom we het zo hebben gedaan.
Het is ook zo dat als je aan de universiteit het leraarschap neemt, er van de 60 studiepunten 30 studiepunten praktijk zijn. Ook daar wordt meer aandacht besteed aan de praktijkervaring die men moet kunnen opdoen in scholen.
Het is dus echt een inhoudelijke en kwalitatieve hervorming. Ik hoop dat we er binnenkort door geraken. Ik heb wat meer tijd genomen vooraleer we het besluit naar de regering brengen omdat ik de gesprekken goed wilde voeren. Als er gegronde argumenten zijn die in het belang zijn van de opleiding, zie ik geen enkele reden om daar niet op in te gaan.
De heer Cordy heeft het woord.
Minister, ik heb er vertrouwen in dat de opmerkingen die hier zijn gemaakt en de suggesties die zijn gegeven, worden meegenomen.
Ik wou nog één ding zeggen over de opleiding rechten. Ik heb de bacheloropleiding zelf gedaan, als werkstudent en daarna moeten afhaken. Wat me in die opleiding is opgevallen, is de volgens mij veel te sterke focus op pleiten, op de heel specifieke juridische beroepen. Men zou veel meer moeten inzetten op de mogelijkheid om binnen de master voor andere oriëntaties te kiezen zoals het onderwijs, bedrijfsjuristen enzovoort. Misschien moet ik een ‘stout’ woord gebruiken: iets doen aan het ‘conservatisme’ van de faculteit rechten en meer inzetten om diversiteit in de masteropleiding rechten te brengen. Maar goed, dit is misschien een zijsprongetje.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, het belangrijkste is dat u openstaat voor de suggesties en de valabele argumenten en dat u daarmee aan de slag gaat. Ik dank u ook voor de tip voor wat na dit leven als politicus. Misschien keer ik dan wel terug naar de oude liefde. Ik weet wel dat iedereen dat van zijn opleiding zegt, maar de moeder van alle wetenschappen is geschiedenis, want zonder geschiedenis zou er geen voortdurend en voortbouwend inzicht zijn. Ik denk dat uw antwoord vandaag ook mijn hart doet opspringen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.