Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over het actieplan 'Werkbaar Werk' van de SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen)
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Eigenlijk gaan alle vragen vandaag, zoals bijna altijd in deze commissie, over hetzelfde thema, dat ook gisteren in de plenaire vergadering aan bod kwam: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de vele openstaande vacatures in Vlaanderen, waar de medewerkers en ondernemers op hun tandvlees zitten, aanpakken? Een sanctioneringsbeleid zit daarin, een activeringsbeleid, en noem maar op. We moeten er ook voor zorgen dat werknemers met meer goesting en enthousiasme aan de slag kunnen, zodat ze liever en langer kunnen werken. Dat is een van de meest cruciale ingrepen die we op onze arbeidsmarkt kunnen doen.
Groot was mijn enthousiasme toen ik las dat de sociale partners een plan hadden uitgewerkt om dat te doen. Dat plan zet in op leren, op enthousiasmeren, op met zijn allen aan de slag gaan. We hebben dat plan gisteren per e-mail van de commissiesecretaris gekregen. Dit plan is vrij ambitieus.
Mijn vraag is heel simpel. Minister, wat vindt u van dat plan? Hoe wordt daar verder gevolg aan gegeven?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik ga dit toch wat meer verduidelijken, zeker ook omdat we zoveel werk in de vraag hebben gestoken.
Dit is een heel belangrijk thema. Het werd gisteren ook aangehaald en ik heb mij daarbij aangesloten. Wat betreft de krapte op de arbeidsmarkt heb ik gevraagd om de focus niet alleen op activering te leggen maar ook op werkbaar werk. Daarom willen we vandaag dat actieplan ‘Werkbaar werk’ wat nader met u bespreken, minister, want er waren toch tegenvallende werkbaarheidscijfers voor werknemers en zelfstandige ondernemers.
Er zijn 32 acties en engagementen om te komen tot een maximaal aantal kwaliteitsvolle jobs in Vlaanderen. Het plan bevat enkele basisprincipes, zoals de gedeelde verantwoordelijkheid, een prioritaire focus op de werkplaats en ingrijpen op zowel het organisatieniveau als het versterken van het individu. Drie concrete doelstellingen staan voorop: kennis blijvend opbouwen en maximaal ontsluiten, iedereen enthousiasmeren en iedereen aanzetten tot actie.
Enkele maatregelen springen in het oog. Er wordt een werkbaarheidsscan voorgesteld voor een laagdrempelige doorlichting op maat van de ondernemingen. De resultaten kunnen bedrijven en organisaties op weg helpen bij het opstarten van een traject en het uitwerken van werkbaarheidsacties. Een op te richten werkbaarheidsfonds moet voor een financieel duwtje in de rug zorgen. Verder geloven de sociale partners in kwaliteitsvol leiderschap en willen ze meer aandacht voor een coachende en waarderende leiderschapsstijl.
Ook voor het flankerend beleid was er heel wat aandacht. Terecht wordt daarbij aan werknemers met kinderen gedacht, onder meer door te pleiten voor een behoeftedekkend en kwaliteitsvol aanbod van kinderopvang. Anderzijds is er dat heel belangrijke aspect in onze samenleving: het stijgende aantal alleenstaanden, ook alleenstaanden zonder kinderen, die dan ook ouders hebben waarvoor ze moeten zorgen. Daar is een mentaliteitsverandering nodig in hoofde van een aantal ondernemers of HR-verantwoordelijken, om meer resultaatgericht te werken en meer vrijheid te geven inzake de tijdstippen waarop gewerkt moet worden en de plaatsen waar dat gebeurt.
Minister, hoe schat u het actieplan in? Welke initiatieven plant u op korte en eventueel middellange termijn om dit actieplan ingang te laten vinden?
Hoe ziet u de implementatie en werking van het werkbaarheidsfonds?
Zult u ook aandacht besteden aan de behoeften van kinderloze alleenstaanden en werknemers die geconfronteerd worden met hulpbehoevende ouderen in hun directe omgeving?
Zult u ook specifieke aandacht vragen voor inspanningen ten aanzien van oudere bedrijfsleiders die minder vertrouwd zijn met of aarzelend staan tegenover nieuwe arbeidsorganisatievormen, zoals resultaatsgericht werken, telewerken of glijdende arbeidsuren?
Zult u overleg plegen met uw federale collega van Werk om dit actieplan optimaal te laten aansluiten bij de federale maatregelen en bevoegdheden rond deze thematiek?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil met het laatste beginnen. De Vlaamse sociale partners hebben zich vooral gefocust op maatregelen die mogelijk zijn binnen de Vlaamse bevoegdheden. Als er toch een aantal federaal zouden zijn, zal ik hun suggereren dat ze dat via de federale sociale partners doen en dan zal ik dat overmaken aan mijn collega. We moeten daar niet echt in overleg treden. We moeten werken met de competenties en mogelijkheden die wij hebben binnen de Vlaamse bevoegdheden.
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft over werkbaar werk een gedegen werkstuk afgeleverd. Ik ben blij dat ze zien dat de diverse actoren een gedeelde verantwoordelijkheid hebben: werkgevers, werknemers, sectoren, wij als overheid … Ik vind het ook belangrijk dat zij zich niet alleen richten op werk. Men heeft het ruimer gemaakt. Er zijn ook acties voor mijn collega’s voorgesteld. Ik denk aan mobiliteit, onderwijs, kinderopvang, enzovoort.
Het actieplan is een goed startpunt om in gesprek te gaan met de sociale partners, en om kennis te nemen van de inzichten die aan de grondslag van het actieplan liggen. Het proces dat zij hebben doorlopen om tot dit actieplan te komen, is heel degelijk. We kunnen ook allemaal de concrete voorstellen beluisteren, en bekijken hoe we acties waar mogelijk kunnen koppelen aan het beleid en het gevoerde beleid versterken.
Diegenen die bij de bespreking van de beleidsbrief aanwezig waren, zullen zich herinneren dat ik toen zei dat ik die voormiddag een telefoon van de toenmalige voorzitter had gekregen, maar nog niet met hem het gesprek had kunnen voeren. Op 13 december is een delegatie van de SERV het actieplan komen voorstellen. Tijdens dat gesprek hebben de sociale partners heel sterk de nadruk gelegd op het proces dat zij hebben gevolgd bij het tot stand komen van het plan en op de acties die zij daaraan hebben gekoppeld. Ik heb hun gezegd dat ik appreciatie heb zowel voor het gelopen proces als voor het resultaat.
Ik heb een aantal vragen en bezorgdheden geuit bij het actieplan. Een ervan was de conformiteit met de markt. Je kunt als overheid van alles doen, maar je moet ervoor zorgen dat je de markt niet verstoort. Bij een aantal maatregelen zou je daar vragen bij kunnen hebben. Ik heb ook gevraagd naar hoe je een aantal van hun voorstellen moet bekijken in vergelijking met bestaande maatregelen. Ik geef u het voorbeeld van het werkbaarheidsfonds. Hoe rijm je dat met de kmo-portefeuille, of met de oproepen van het Europees Sociaal Fonds (ESF), of met de sectorconvenanten?
Ik heb mijn opmerkingen bezorgd aan de sociale partners. Aangezien ook andere beleidsdomeinen worden gevat, vond ik het belangrijk dat mijn collega’s daarbij zouden worden betrokken. Daarom heb ik voorgesteld om een informeel Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) bijeen te roepen. Morgen, 12 januari, is er op mijn voorstel een informele VESOC-vergadering met de sociale partners, waarbij buiten de VESOC-ministers, dat zijn de kern en ikzelf, ook de andere betrokken ministers, de minister Weyts en Vandeurzen, worden uitgenodigd. In die vergadering krijgen de sociale partners de kans om een grondige toelichting van hun voorstellen te doen, en om de inzichten die daaraan ten grondslag liggen uiteen te zetten. Het is daarom te vroeg om uw detailvragen reeds te beantwoorden.
Ik kan u wel al meegeven welke de volgende stappen zijn. Ten eerste zullen de sociale partners met de betrokken ministers een bilaterale dialoog voeren. Ik zal de maatregelen inzake werk uitklaren, bijvoorbeeld hoe we dat zien in verband met de kmo-portefeuille, hoe we daardoor de markt niet gaan verstoren … We moeten daar een goed inzicht in hebben. Op die andere domeinen is dat ook nuttig en noodzakelijk. De ministers Crevits, Weyts en Vandeurzen en ikzelf moeten deze bilaterale contacten doen. Nadien wordt de uitkomst van deze bilaterale gesprekken samengebracht in een werkgroep, bestaande uit de betrokken kabinetten en de sociale partners. Zo kunnen wij een gedragen en gemeenschappelijk voorstel rond werkbaar werk hebben. De uitkomst van deze werkgroep moeten we dan finaliseren op een nieuwe uitgebreide VESOC, met de bedoeling de overeengekomen acties te bekrachtigen en daarna te operationaliseren.
De heer Ronse heeft het woord.
Het is nu wat vroeg om zwaar inhoudelijk te reageren op uw antwoord, minister. Het is een procedureel antwoord, waarin u een stappenplan meegeeft. Zo’n voorstel waarin verschillende disciplines betrokken zijn, is goed. Het is goed dat je de verantwoordelijke ministers daarbij betrekt. Ik zal mij nu onthouden van vragen en commentaar. Ik zal het boeiende proces afwachten.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
We zijn heel blij met dat plan ‘Werkbaar werk’. Als we mensen langer aan de slag willen houden, zal dat inderdaad op een comfortabelere manier moeten gebeuren dan nu. Dan zal maatwerk inderdaad een sleutelbegrip zijn. U stelt dat het federale niveau apart staat en dat er niet meteen overleg nodig is. Ik zie dat een beetje anders.
We hebben op meerdere domeinen, zoals tijdelijke werkervaring en loonlastenverlaging, vooral de nadruk gelegd op vereenvoudiging. Het menu van maatregelen is goed, maar een kat moet er uiteraard nog haar jongen in terugvinden. Op dat vlak hoop ik dan toch dat u proactief zult praten met uw federale collega van Werk, om de federale en Vlaamse maatregelen voor werkbaar werk maximaal te stroomlijnen.
De informele VESOC is inderdaad heel goed nieuws. Er zijn nog een aantal zaken uit te klaren. Ik ondersteun ook het betrekken van de andere domeinen, want dat flankerende beleid is ook enorm belangrijk.
Ik had nog een vraag over de sectorconvenanten, maar op dat vlak zullen we dus nog wat geduld oefenen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.