Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, u hebt in het verleden al vaker aangekondigd dat u zinnens was om jongeren te activeren richting arbeidsmarkt met behulp van sport. Dit heeft nu vorm gekregen met de goedkeuring van een nieuwe reeks werkinlevingstrajecten (WIJ! 3). Die trajecten moeten voor laaggeschoolde jongeren de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen. Concreet gaat het om veertien projecten waarbij jongeren via sport, gaande van boksen tot diepzeeduiken, bepaalde attitudes en vaardigheden aangeleerd krijgen die hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten.
De achterliggende idee is dat sport een hefboom kan zijn. Daarom krijgt dit aspect in de nieuwe reeks WIJ!-projecten een doorslaggevende rol. De minister verantwoordt de maatregel met de stelling dat sport veel meer is dan bewegen alleen, het kan leiden tot competenties als afspraken maken, verantwoordelijkheid nemen, omgaan met winnen en verliezen of functioneren in team.
Het objectief van de maatregel is de opstart van ruim drieduizend trajecten. De kostprijs bedraagt 12 miljoen euro. Minister, op basis van welke criteria werden de veertien projecten goedgekeurd?
Worden de laaggeschoolde jongeren op een bepaalde manier gerekruteerd om in aanmerking te komen voor deze maatregel?
Welke precieze rol zal sport hebben in het verbeteren van de competenties van die jongeren?
Via welke parameters zullen de drieduizend trajecten verdeeld worden over heel Vlaanderen?
Wat is de tijdspanne voor de opstart? Hoelang zullen ze lopen?
Graag wat meer verduidelijking.
Minister Muyters heeft het woord.
Ook in WIJ2 was er al een sporttraject mogelijk. We hebben dat door de VUB laten beoordelen en om suggesties gevraagd. We hebben op basis daarvan en op basis van de ervaring van WIJ2 de nieuwe tender WIJ3 uitgeschreven.
De veertien nieuwe werkinlevingstrajecten (WIJ3-trajecten) werden door het ESF en VDAB beoordeeld op basis van vier criteria: lokale verankering, engagement, aanpak en methodiek, deskundigheid en ervaring. Vroeger moest elke trajectaanbieder ook een sporttraject aanbieden. Dat wil absoluut niet zeggen dat elke jongere die een WIJ!-traject volgt, sport moet gaan doen. Dat moet duidelijk zijn. We vroegen dat een sporttraject werd aangeboden, maar het was geen verplichting voor de jongere. In de WIJ2-trajecten was het zelfs niet voor iedereen verplicht. Niet iedereen moet aan sport gaan doen, maar de werkinlevingstrajecten blijven ervan uitgaan dat we jongeren die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, dichterbij kunnen brengen, en sport is daar één instrument toe.
Om de vier criteria te kunnen beoordelen, werden een hele reeks beoordelingsvragen gesteld. Ik noem er enkele: de betrokken organisaties met wie ze gaan werken, de complementariteit met het bestaande aanbod enzovoort.
Specifiek in deze trajecten werd ook gevraagd naar de rol die sport krijgt in de begeleidingsaanpak, de methodiek, aanpak en doelstellingen en de sportexpertise die zal worden geïntegreerd in de WIJ!-trajecten. We hebben daar wel het accent op gelegd deze keer. Iedereen moest in WIJ3 die wou meedoen effectief een sporttraject kunnen aanbieden. We hebben daar duidelijke vragen naar gesteld.
Tot slot werd gepeild naar de flexibiliteit en de eventuele bijsturingsmogelijkheden van het actieaanbod, de stappen die genomen worden als jongeren dreigen uit te vallen, de evaluatiemethodiek van de trajecten, de nazorg en de betrokkenheid. Dat zijn de criteria, sport is slechts een onderdeel.
Er gelden diverse specifieke criteria om in aanmerking te komen voor de WIJ3-trajecten als jongere. De trajecten zijn gericht op laaggeschoolde niet-werkende werkzoekende jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ze moeten tussen 17 en 25 jaar zijn op het moment van toeleiding naar het traject. Afwijkingen op het leeftijds- of kwalificatiecriterium moeten worden goedgekeurd door VDAB.
Deze laaggeschoolde jongeren worden via een infosessie of tijdens een persoonlijk gesprek geïnformeerd over het WIJ!-project en aangemoedigd om deel te nemen. Indien de jongere geschikt is, wordt er meteen een afspraak geboekt bij de promotor en kan de dienstverlening worden opgestart, met of zonder de sportmodule.
Organisaties moesten in de projectvoorstellen verduidelijken welke rol ze aan sport zullen toekennen met het oog op het verbeteren van de competenties.
De organisaties konden uit drie rollen kiezen. Die drie rollen zijn gebaseerd op het onderzoek van de VUB.
Sport kan worden gebruikt als een sociaal middel. Sport wordt dan beschouwd als een manier om relaties op te bouwen of verder te ontwikkelen. Ik vind dat belangrijk. Een jongere die in een sportorganisatie terechtkomt waar hij vroeger niet kwam, kan door die aanwezigheid in de sportorganisatie een totaal nieuw netwerk uitbouwen. Sport kan worden gebruikt als een toepassingsmiddel om competenties als fair play, respect, discipline, doorzettingsvermogen, teamwork, assertiviteit en dergelijke in een andere context te leren toepassen. Sport kan ook worden ingezet als een leermiddel om nieuwe leerervaringen te ontwikkelen en om te werken aan individuele competenties en vaardigheden die in een actieplan worden vastgelegd. Ik denk dat iedereen zich wel voorbeelden van die drie rollen kan voorstellen.
Bij de verdeling van de trajecten wordt rekening gehouden met het toeleidingspotentieel van de WIJ!-partners, met de beschikbare arbeidsreserve en met het aanbod van de andere projecten of acties die zich tot dezelfde doelgroep richten. Het is belangrijk dat we de totale context zien en niet hier of daar een overaanbod creëren. We moeten al onze instrumenten maximaal inzetten.
Tot slot zijn de WIJ3-projecten op 1 oktober 2017 gestart, met uitzondering van het project in Limburg, dat op 1 januari 2018 is gestart. De projecten lopen af op 31 december 2020. In Limburg is het project later gestart omdat daar tot en met 31 december 2017 een tender liep die zich tot dezelfde doelgroep richtte. Dat was effectief een overlapping geweest.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het verduidelijkende antwoord. Volgens mij hebt u bijna al mijn vragen beantwoord. Sport kan geen verplichting zijn. Persoonlijk zou ik passen voor boksen of diepzeeduiken, maar ik geloof wel dat sport een grote meerwaarde kan hebben. De studie heeft het aangetoond. Dit geldt zowel voor persoonlijke relaties als voor teamwork, respect en het najagen van doelen. Sport geeft energie en een positieve kijk op de samenleving. Het geeft zin in de toekomst.
Ik kom even terug op de vraag om uitleg over deze idee en de toepassing ervan die ik in 2017 heb gesteld naar aanleiding van de studie van de VUB. Een van de conclusies in de studie is dat het beleid wel inzet op het gebruik van sport met betrekking tot tewerkstelling, maar dat dit best zou worden uitgebreid voor de beleidsdomeinen Werk, Onderwijs, Welzijn en Jeugd. U hebt die uitbreiding toen niet uitgesloten, maar u wilde zich eerst op sport focussen. Ik weet niet hoe het nu zit. Worden al uitbreidingsmogelijkheden besproken? Kunt u dit verder toelichten?
Verder heb ik nog een vraag over de monitoring. Het is belangrijk dat we dit kunnen evalueren en eventueel bijsturen. We moeten hieruit leren in functie van toekomstige projecten.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, het is een goede zaak dat u nog eens duidelijk hebt gesteld waarvoor de WIJ-trajecten staan. Sport lijkt me een zeer sterke aanvulling om jongeren te vormen met competenties die handig zijn op de arbeidsmarkt. Het hoeft niet te gaan om een weerspiegeling van een concrete arbeidsplaats, maar er kunnen wel degelijk aanvullingen zijn die nuttig zijn voor het verdere verloop van de loopbaan. Bepaalde competenties, zoals het tonen van discipline, samenwerken en in team werken om resultaten te bereiken of de omgang met leiderschap, lijken me zeer handig voor latere functies. Op die manier wordt een goede attitude verworven.
Ik zou zelfs nog een stap verder durven te gaan. Dit kan ook in andere sectoren, zoals de jeugdsector. Zo doet een leider bij de scouts of de Chiro heel wat ervaring op in het leiden van groepen. Ze moeten een team aansturen. Bovendien zijn dit vaak jonge mensen met een sociaal engagement, wat zeker niet te onderschatten valt. In het strategisch personeelsmanagement spelen sociale vaardigheden steeds meer een rol. Ook daar kunnen attitudes worden bijgebracht.
Minister, de WIJ-trajecten hebben zeker en vast een positieve meerwaarde en kunnen een hefboomfunctie vervullen. Ik heb echter nog een technische vraag. De projecten lopen tot december 2020. Hoe zullen die projecten later worden opgevolgd? Hoe zullen we de projecten evalueren? Dit sluit aan bij de vraag om uitleg van mevrouw Talpe.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, de grote meerwaarde van sport voor iedereen, niet enkel werkzoekenden, is me al lang duidelijk. Dit kan zeker een interessante aanvulling op het aanbod zijn. Een tijdje geleden heb ik u een vraag om uitleg gesteld over de resultaten van de WIJ2-trajecten. Het viel me op dat de uitstroom naar werk in de groep waarvoor het traject een sportcomponent omvatte 5 procentpunten lager lag dan de globale uitstroom naar werk van de WIJ2-trajecten. Dat is een significant verschil. Zijn daar verklaringen voor? Vormen diegenen die een sportcomponent in hun traject hebben ingebouwd een zwakkere doelgroep? Is de sportcomponent nog onvoldoende uitgebouwd en geïntegreerd in wat een goed WIJ-traject zou moeten zijn?
Tijdens de vorige ronde werd de sportcomponent vanuit het budget van het beleidsdomein Sport gefinancierd. Is dit nu opnieuw het geval? Wordt uw bevoegdheid inzake sport nu gedopeerd met middelen uit het budget voor het beleidsdomein Werk?
Ik heb nog een laatste vraag. Hoe verloopt de selectie van de clubs en sportverenigingen? Moeten de aanbieders dat zelf doen of wordt op een of andere manier een kwaliteitscriterium gehanteerd?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik denk dat ik alle aanvullende vragen samen kan beantwoorden. In mijn ogen is sport in het verleden niet op de juiste manier in het aanbod opgenomen. Dit heeft ook geleid tot het verschil van 5 procentpunten. Er was voorzien in vijf rollen, waaronder het werken in een sportclub. Dat is misschien heel nuttig en zinvol, maar uit de evaluatie door de VUB is gebleken dat het eigenlijk weinig bijbrengt.
De drie andere aspecten waarop we nu de focus leggen, zijn iets heel anders. We focussen nu op het sporten zelf. In het verleden werden die trajecten meegefinancierd vanuit het beleidsdomein Sport. De mensen speelden een actieve rol in de sportclubs en -federaties. Nu dat niet het geval is, is niet meer voorzien in een financiering vanuit de sportclubs. De selectie van de clubs berust bij de aanbieders. Tijdens de evaluatie van de aanbieders wordt rekening gehouden met de elementen die ik daarstraks naar voren heb gebracht.
Mevrouw Van Eetvelde, mevrouw Talpe, ik ben het ermee eens dat dit ook in andere beleidsdomeinen zou kunnen. Aangezien sport nog niet eens op punt stond, vond ik het beter eerst sport goed op punt te stellen. Ik vond zelf dat het project te ruim was en niet de oorspronkelijk geplande doelstelling had. Nu stellen we de focus duidelijker. Volgens mij zitten we nu in de juiste richting. Het resultaat en de meerwaarde binnen het proces zullen echter uit de praktijk moeten blijken. We hebben hiermee geen internationale ervaring, we proberen iets. Dat gebeurt altijd met trial-and-error. We leren hiervan en we gaan vooruit. Ik verklaar in deze commissie altijd dat falen geen probleem is als we eruit leren. Ik durf gerust te stellen dat de WIJ2-trajecten nog niet in orde waren. We hebben daaruit geleerd en we gaan nu naar de WIJ3-trajecten.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik denk niet dat ik daar nog veel aan moet toevoegen. Ik ben zeer blij met de evaluatie en de bijsturing. We mogen ons niet blindstaren op de resultaten. Sport kan ook op langere termijn resultaten boeken. Voor die jongeren is dit sowieso een boost. We moeten hier verder op inzetten en we zullen dit blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.