Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, in eerste instantie ben ik ook verrast door het feit dat het mogelijk is om over materiële toegankelijkheid te spreken met de minister van Cultuur, verantwoordelijk voor het Vlaams filmwezen. De inspiratie komt van uzelf.
De aanleiding voor mijn vraag is de actie – als ik dat zo mag uitdrukken – maar toch de uitlatingen van regisseur Nathalie Basteyns die gaat spreken in zalen over haar films. Ze stelde als rolstoelpatiënt herhaalde keren vast dat ze er niet in slaagde om op eigen krachten in de juiste zaal te geraken. Ondertussen zag ze ook hoe sommige mensen iemand helpen en anderen totaal niet.
Ze heeft een noodkreet geslaakt en opmerkingen gemaakt. Die zijn bij u nooit in dovemansoren gevallen, minister. U hebt haar trouwens ooit uitgenodigd om bij architecten te gaan praten over toegankelijkheid.
Toen u gevraagd werd wat u daarvan vond, was ik verrast door uw antwoord. U verwees de vraag niet door naar een andere minister, u wou u dit aantrekken en zelfs het woord Filmfonds viel in deze context. Het was voor mij een zeer boeiende gedachte om de toegankelijkheid en promotie van de Vlaamse film bij manier van spreken heel letterlijk te nemen en niet zomaar af te schuiven en na te denken om daar zelf iets aan te doen. U zou gaan praten met de mensen van het Filmfonds om te zien wat men hieraan kan doen.
We zijn meer dan een maand later. Hoe zit het met het gesprek met Erwin Provoost en zijn team?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik draag toegankelijkheid van Cultuur, waaronder ook film, hoog in het vaandel. In het verleden heb ik samen met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) reeds werk gemaakt van een beleid rond ondertiteling en audiodescriptie van Vlaamse films bedoeld voor de bioscoop. Maar met het oog op een volwaardige participatie van iedereen, is het ook nodig om in te zetten op toegankelijkheid van de fysieke omgevingen waarin films worden vertoond.
Het bioscooplandschap is zeer divers. Naast de grote multiplexen, bestaat er in Vlaanderen een kleine arthousesector en we kennen het tweedevertonerscircuit met de culturele centra.
Ik kan de problematiek in zijn geheel inzake de toegankelijkheid van bioscopen momenteel moeilijk inschatten, ik heb nog onvoldoende gegevens. Mogelijk nemen bepaalde multiplexen reeds hun verantwoordelijkheid op dit vlak, vanuit commercieel oogpunt zou dat ook logisch zijn. Ik heb echter nog geen zicht op de exacte situatie. Hetzelfde geldt voor de arthousesector, al is die minder omvangrijk.
We zijn het erover eens: ik was ook wel verrast, niet door de demarche van Basteyns, ik vond dat wel goed, ik was verrast dat zij dat nog altijd moest doen. De infrastructuur blijkt verre van optimaal te zijn.
Ik moet het werk nog doen, dat geef ik toe. De kerstvakantie zit daar tussen, de nieuwe intendant is nu aan de slag gegaan, we zijn van plan in de komende weken samen met het VAF te bekijken hoe we de situatie kunnen verbeteren. Ik wil een overleg met zowel rolstoelgebruikers als bioscoopexploitanten – in de brede zin van het woord – om verdere stappen te zetten.
De investeringssubsidies voor culturele infrastructuur van bovenlokaal belang, dat zijn de FoCI-middelen (Fonds voor Culturele Infrastructuur), kunnen een deel van de oplossing bieden voor bepaalde spelers. Ik vind dat we dat in verhouding moeten doen, mijnheer Landuyt. Toen ik het gesprek met de radio had, ging ik er eerder van uit dat die investeringssubsidies toegankelijk zijn voor organisaties die een bioscoopfunctie op zich nemen, die van openbaar belang zijn of publiek zijn, zoals de culturele centra, al dan niet gesubsidieerd en soms ook arthouses. Dat blijkt niet waar te zijn: ons huidig reglement staat wel degelijk voor iedereen open. U begrijpt dat ik niet de meest kapitaalkrachtige multiplexen het bescheiden FoCI ga laten leegeten. Als we de eigenlijke situatie beter in kaart kunnen brengen en een stappenplan kunnen maken – ik vind het jammer dat we dat in 2017 nog altijd moeten doen, maar als het moet dan moet het – met de gebruikers en exploitanten, dan kunnen we wel een uitrol doen.
Los van de opening die ik gemaakt heb, moeten andere collega’s ook hun verantwoordelijkheid nemen. Het kan niet zijn dat Cultuur hier alleen de oplossing biedt. We moeten met Gelijke Kansen en Welzijn bekijken wat er samen mogelijk is. Het kan niet dat vandaag nog een persoon in een rolstoel naar boven moet worden gedragen; met de beste bedoelingen, maar dat is niet meer van deze tijd.
Geef ons nog even tijd. Ik beloof u ook niet de hemel, maar laten we zeggen dat de anekdote die een en ander aan het licht bracht toch wel een wake-upcall was dat dit nog altijd bestaat, en dat we dat eigenlijk niet kunnen tolereren.
Minister, uiteraard gun ik u de nodige tijd, vooral omdat ik het initiatief toejuich. Ik denk dat er nood is aan het in kaart brengen; alleen al via Google kunnen we zien dat sommige cinema-uitbaters erop wijzen waar en hoe ze toegankelijk zijn. Er is dus een zeker wil en beweging in de sector. Maar zelfs in de nieuwste etablissementen zijn niet alle zalen toegankelijk, ze moeten dat toegeven.
Dat brengt mij erop, ik volg u daar zeker in, dat u de schaarse middelen zeker niet moet inzetten bij mensen die op een rendabele wijze hun exploitatie kunnen doen, wat we hun gunnen, maar in het gunnen en het voorwaarden stellen zal er creativiteit nodig zijn. Waar kunnen we de voorwaarden van toegankelijkheid vertalen? Als we promotie doen voor de film, waar kunnen we de bijkomende voorwaarden van de letterlijke toegankelijkheid dan stellen? Subsidiëren is zeker niet het eerste middel, ik zou eerder zeggen, het is dermate evident dat toegankelijkheid letterlijk wordt genomen, dat we daar niet hoeven voor te subsidiëren.
Ik voel wel wat voor het in kaart brengen van het probleem, en voor het uitzoeken van de manier waarop we deze evidente voorwaarde kunnen opleggen.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Dank u, mijnheer Landuyt, om dit aan te kaarten. Ik denk dat we ons niet kunnen indenken hoe frustrerend het geweest moet zijn voor regisseur Basteyns. Ik zou dit willen opentrekken en uitbreiden voor alle rolstoelgebruikers.
Ik heb een korte search gedaan op Gopress, en het probleem is al meermaals aangekaart. Het is niet zo dat de sector niet op de hoogte is. Ik denk dat er meer partijen bij betrokken moeten worden: de brandweer, het FoCI en zo.
Basteyns zegt in Het Belang van Limburg over ons land: België is op het vlak van rolstoeltoegankelijkheid een apenland. Ze wijst dan ook op een mentaliteitsprobleem.
Ik herinner mij dat ik jaren geleden voor VRT een reportage heb gemaakt. We hebben toen met iemand in een rolstoel door de straten gelopen. Dat was ontluisterend: dat ging heel slecht en moeilijk. We gingen ook iets drinken in een café en met de rolstoel naar het toilet. Er stonden gewoon volle bierbakken voor het toilet voor rolstoelgebruikers. Het is precies een niche in de maatschappij. Er is niet genoeg aandacht voor.
Op 8 mei 2014 is het Agentschap Toegankelijk Vlaanderen opgericht, een extern verzelfstandigd agentschap om de toegenomen vraag naar gespecialiseerde begeleiding en advisering op het vlak van toegankelijkheid te stroomlijnen. De site van het agentschap geeft betrouwbare informatie over de mate van toegankelijkheid van gebouwen. Die informatie kan vooraf worden geraadpleegd. Het is een database. Het is volgens mij ook een hefboom om acties te ondernemen.
Het Filmfonds, zoals het nu werkt, dient om filmproducties te ondersteunen. Dynamisch vertoonbeleid is een aandachtspunt voor het VAF. Er wordt inderdaad al veel gedaan, zoals u zegt, onder meer audiodescriptie voor mensen die visueel gehandicapt zijn of doof. Mijn pleidooi is er één voor overleg met de verschillende sectoren, overleg dat uw bevoegdheid waarschijnlijk overschrijdt, maar ik merk dat u er toch veel belangstelling voor hebt.
Minister, ik denk dat, ik durf dat wel zeggen, er in de gesubsidieerde sector wel meer aandacht voor is. Ik kom veel in culturele centra en concertzalen in Vlaanderen. Bijna overal zijn er adaptaties of aparte plekken. Er zijn zelfs delen of rijen stoelen uitgebroken voor rolstoelgebruikers. Er zijn hellende vlakken, ringleidingen, trilstoelen; er zijn allerlei systemen die wel in onze officiële gebouwen aanwezig zijn. Dat is trouwens een van de acties die een aantal jaren geleden door het FoCI in het begin meegenomen is voor cultuur- en gemeenschapscentra. Ik zeg niet dat het perfect is, maar ik denk dat men daar een acht op tien kan geven.
Niets belet een overheidscampagne, minister, dus ik steun de bekommernissen van de collega’s, om er ook de commerciële cinema op te wijzen. Het is ongelooflijk dat dit nog bestaat.
In de stad en binnen Toerisme wordt er altijd gewaakt, als we gebouwen subsidiëren, over de toegankelijkheid. Ik volg u, minister, in de gedachte dat u vanuit Cultuur niet alles moet oplossen. Het is goed dat per sector, per bevoegdheid, duidelijk wordt gemaakt wat de pijnpunten zijn, wat we aankunnen en wat we verwachten vanuit de collegiale bevoegdheden van anderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.