Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, het moet mij even van het hart dat de titel van mijn vragen regelmatig worden veranderd, maar deze keer is dat echt niet ten goede. Mijn oorspronkelijke titel vermeldde de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het VAF. Ik snap het niet goed, want dit klopt gewoon niet.
Op vrijdag 15 december 2017 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de nieuwe beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het VAF/Mediafonds. Deze beheersovereenkomst ging in op 1 januari 2018.
Volgens de minister bevat de beheersovereenkomst met het Mediafonds nieuwe klemtonen: “Het scenario komt in de ondersteuning centraler te staan. Alles begint immers met een goed verhaal. Nieuw is ook de steun voor talentontwikkeling, beurzen, talentscouting, coaching et cetera. De kracht van de Vlaamse fictie zit immers bij de creativiteit en kwaliteit van de mensen die er hun brood mee verdienen. Daarom voorzien we ook in steun voor de acteursgilde. En het doet me ook plezier te kunnen melden dat er, zoals bij het Filmfonds, audiodescriptie voor series komt.” Dat konden we in het persbericht lezen. Daarnaast wordt er meer ingezet op documentaire en komt er een Innovatielab. Dat zijn allemaal fijne dingen om te lezen, maar graag kreeg ik van de minister bijkomende toelichting over de verschuivingen en nieuwe klemtonen in de beheersovereenkomst met het Mediafonds.
Minister, mijn eerste vraag gaat over de manier waarop de aanbevelingen van Econopolis ter harte genomen werden. Hoe werden ze concreet in de beheersovereenkomst vertaald? Welke aanbevelingen werden niet meegenomen en waarom is dit niet het geval?
Ik heb verder een vraag over de manier waarop er, met name voor talentontwikkeling en het Innovatielab, samengewerkt zal worden met andere partners. Ik denk aan de openbare omroep, MediaInvest, de MediAcademie enzovoort.
Is er sprake van een verplichting tot audiodescriptie bij door het Mediafonds gefinancierde reeksen? Zo ja, geldt dit voor alle fictieproducties of enkel voor de zogenaamde grote high-endfictiereeksen? Wat is de financiële impact hiervan op het budget van het Mediafonds? We weten dat audiodescriptie bijzonder duur is.
Er wordt terecht ruimte gecreëerd om in te spelen op nieuwe marktontwikkelingen, en dit via het Innovatielab. Is er tevens vastgelegd op welke manier deze projecten geëvalueerd kunnen worden, bijvoorbeeld om na afloop een bredere uitrol of verdere toepassingen mogelijk te maken?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Segers, begin maart 2017 werd de finale versie van de studie van Econopolis opgeleverd. Op basis van analyse werden gesprekken met de sector gevoerd, waaronder met het VAF. De aanbevelingen die prioritair zijn voor het Mediafonds, werden meegenomen. Daarnaast zijn er ook extra middelen gekomen. Onze bijdrage ten aanzien van het Mediafonds is met 2 miljoen euro gestegen.
Naast meer middelen gaat er meer aandacht naar promotie via beurzen en aanwezigheidspolitiek, talentontwikkeling, meer coaching en opleiding – ook internationaal – en dataverzameling. We zetten scenario centraler in de fictiewaardeketen, met onder meer de uitbouw van een scenarioatelier en hogere bedragen voor scenario-ontwikkeling. We zetten ook in op schaalvergroting, met een hefboom voor hoogkwaliteitsvolle producties die in aanmerking komen voor export, de zogenaamde high-endreeksen, die een hoger maximum dan momenteel voorzien, zullen krijgen.
We besteden verder ook in het Mediafonds meer aandacht aan documentaire. Het basisbedrag voor documentaire wordt opgetrokken tot meer dan 800.000 euro, wat in 2018 – gezien het VRT-excedent – kan oplopen tot 1 miljoen euro. Ik vind dat belangrijk en ik heb deze klemtoon ook al in de beheersovereenkomst met de VRT zelf gelegd.
Binnen het Mediafonds hebben we ook ruimte gecreëerd om innoverende projecten te ondersteunen. Ik kom daar zo meteen op terug.
Zoals u weet, bevat de studie diverse aanbevelingen inzake het audiovisueel steunbeleid die niet alleen betrekking hebben op het Mediafonds zelf, zoals het principe ‘iedereen draagt bij tot het ecosysteem’. Daaronder valt het traject van het laten bijdragen van de ‘over the top’-spelers ten bate van lokale productie. We zijn nu de optie aan het verkennen en uitwerken om de uitbreiding van de stimuleringsverplichting of het overnemen van de stimuleringsverplichting die nu al geldt voor de distributeurs, ook op te leggen aan de nieuwe spelers. Ik kom daar de komende weken en maanden zeker op terug.
De beheersovereenkomsten bevatten bepalingen over het maken van afspraken zoals de Mediacademie maar ook inzake samenwerking met vele andere mediapartners. De overeenkomsten zijn nog maar recent in werking getreden. Het is nu aan het VAF om die goed te implementeren en de geformuleerde intenties te concretiseren. Daar is nog tijd voor nodig, des te meer omdat ook de leiding van het VAF nog maar enkele dagen in handen is van een nieuwe directeur-intendant en ook de raad van bestuur wordt vernieuwd. Daar zullen ze de uitwerking van de afspraken in de beheersovereenkomst moeten verhapstukken en internaliseren. Een inwerkperiode is dan ook aangewezen. Het is om deze redenen nog te vroeg om hier nu reeds een gedetailleerd beeld van te schetsen. Ik wil daar uiteraard bij een volgende vraagstelling in deze commissie dieper op ingaan of bij een eerstvolgende gelegenheid waarbij het VAF hier wordt uitgenodigd.
U had dan nog een vraag over de verplichting tot audiodescriptie. Artikel 8.3 van de bijlage bij de beheersovereenkomst stelt: “Het VAF zal waar technisch mogelijk verplichtingen opleggen aan aanvragers voor wat betreft het toegankelijk maken van Nederlandstalige audiovisuele creaties voor slechtzienden en slechthorenden, via respectievelijk audiodescriptie en ondertiteling.” Deze zinsnede heeft wel degelijk een algemene draagwijdte, maar ik wil uitleggen waar de bewoordingen “waar technisch mogelijk” op slaan.
Er zijn bepaalde situaties waar audiodescriptie niet of zeer moeilijk haalbaar is. Als bijvoorbeeld in een film of reeks een vreemde taal of meerdere talen worden gebruikt, is audiodescriptie technisch moeilijk. De reeks zou dan eigenlijk in één taal gedubd moeten zijn om van audiodescriptie te kunnen worden voorzien. Zo niet moet de audiodescriptie simultaan worden vertaald in wat er wordt gezegd en wat er gebeurt. Dat is nogal moeilijk binnen het verloop van de filmtijd. Ook bij films of reeksen waarin non-stop gepraat wordt, is audiodescriptie moeilijk, omdat de vertelstem dan geen tijd genoeg heeft tussen de dialogen. Ik ga er wel van uit dat de algemene draagwijdte van onze bijkomende verplichting voor de meerderheid van de films en reeksen wel degelijk tot audiodescriptie zal leiden.
De organisatie en financiering van audiodescriptie worden niet door het VAF/Mediafonds gedragen. Dat is een kost die de omroepen zullen dragen. Er is dus geen financiële impact op het budget van het Mediafonds. Men kan zich bepaalde vragen stellen bij wie dat moet betalen, maar het is niet onlogisch dat, wanneer men steun krijgt van de overheid, men dit verdeelt binnen de middelen die men privaat bijeenbrengt en publiek krijgt. Ook daar zetten we een belangrijke stap voorwaarts.
Het Innovatielab zal openstaan voor augmented-realityprojecten, virtual-realityprojecten, interactief werk, webseries en crossmediale toepassingen van tv-reeksen. Het totale budget hiervoor bedraagt ongeveer 800.000 euro per jaar, voor het Filmfonds en Mediafonds samen. Er zal selectief tewerk gegaan moeten worden want de scope is reeds breed. Ik kan me inbeelden dat er in de toekomst misschien nog toepassingen kunnen komen waarvan we het bestaan nu nog niet vermoeden.
Het VAF geeft deze nieuwe subsidielijn momenteel vorm en voorziet in een eerste deadline in juni. Een nog bredere uitrol en het voorzien van verdere toepassingen is nu niet aan de orde. Ik vind dat we het VAF nu eerst aan het werk moeten laten gaan om dit te implementeren en de komende periode aan de praktijk te toetsen.
Er is niet in een afzonderlijke evaluatie van dit initiatief voorzien. Het zal uiteraard wel worden meegenomen en de nodige aandacht krijgen in de globale rapportering door het VAF, wat aanleiding kan geven tot bijsturingen.
We zullen het VAF een aantal maanden de tijd moeten geven om dit allemaal aan te pakken. Voor de zomer zullen we al heel wat weten. De impact in de praktijk zullen we pas vanaf het najaar echt kunnen zien en wellicht pas vanaf 2019. Dat is op zichzelf niet erg, zolang het maar gebeurt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik sta altijd te popelen. Misschien kunnen we binnen een aantal maanden, wanneer de nieuwe directie zich gesetteld heeft, eens kijken hoe de concrete uitrol zal verlopen. Dank alvast voor de verdere toelichtingen. Die zijn zeker relevant.
U vermoedde misschien al dat mijn vraag is ingediend om u nog eens te wijzen op de aanbevelingen van Econopolis met betrekking tot het budgettaire verhaal. U weet dat ik een amendement had ingediend bij de begrotingsbesprekingen in verband met het excedent van de VRT, waar momenteel 6,2 miljoen euro op een wachtrekening staat. Als je dat bedrag spreidt over de vijfjarige beheersovereenkomst van het VAF die nu gestart is, dan zou je dat kunnen aanwenden om jaarlijks 1,2 miljoen euro toe te voegen aan het budget van het VAF. Daardoor zitten we nog niet in het ideale scenario en zelfs niet in het minimumscenario dat Econopolis had vooropgesteld om echt een boost te geven aan onze audiovisuele sector. Ik blijf dat herhalen in de hoop dat u daar op een gegeven moment oor naar zult hebben en met uw collega’s zult overeenkomen om dat excedent daar verder voor aan te wenden.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, ik wil u van tevoren zeggen dat ik een vraag om uitleg wilde indienen die aansluit bij de nieuwe klemtonen die in de beheersovereenkomst zijn gelegd. Ik dacht om me hiermee nu aan te sluiten bij de vraag van mevrouw Segers.
Eind vorig jaar hoorden we dat de bioscoopcijfers erg tegenvallen. U hebt daarover gesproken op de radio en gezegd dat u in overleg zou gaan met de sector. Redenen voor dat tegenvallende bioscoopbezoek zijn: mensen kijken op een andere manier, kijken minder, kijken naar andere dingen. Nieuwe klemtonen in de beheersovereenkomst zijn meer aandacht voor scenario en ontwikkeling en vooral de nood aan internationaliseren. Internationalisering is prima, maar intussen hebben we blijkbaar wel een probleem op het thuisfront, wat duidelijk blijkt uit die bezoekcijfers.
Publiekswerking begint met de kennis van het publiek. Ik vraag me dan af of we het Vlaamse publiek wel goed genoeg kennen. Wat maakt dat de Vlaming naar de bioscoop gaat? Je moet daar toch wel een aardig bedrag voor neertellen, zeker als je met een gezin gaat. Ik vraag me dan ook af of je de scenario's van de mogelijke projecten misschien aan andere criteria zou moeten toetsen dan nu het geval is. Wat bijvoorbeeld met anderstalige films die door het VAF gemaakt worden? Is die anderstaligheid misschien een factor die het bioscoopbezoek beïnvloedt? Is dat ook zo voor de keuze van het onderwerp? Ik heb op 7 januari 2016 een schriftelijke vraag gesteld over de steun van het VAF aan anderstalige filmproducties. U antwoordde: “Het is duidelijk dat onze Vlaamse cultuurgemeenschap niet langer monocultureel ‘Vlaams’ is maar wordt verrijkt met makers van een andere etnische of culturele achtergrond. Respect voor deze makers gebiedt dat ze ook hun eigen verhalen kunnen vertellen in de taal die daar het best bij past.”
Daarmee ga ik volledig akkoord, dat zijn dingen die vanzelfsprekend zijn. Een film als ‘Black’ bijvoorbeeld speelt zich af in de Brusselse straten. Het is logisch dat daar Frans wordt gesproken. Idem dito voor documentaires die vaak onderwerpen uit het buitenland hebben. Ik focus nu op de fictie, de langspeelfilms, want daar stelt het probleem zich. Het gaat tenslotte over veel belastinggeld. Moeten we ons bij sommige fictieprojecten niet durven afvragen of de lage publieksopkomst te voorspellen was door de keuze van het onderwerp of van de taal? Hiermee zeg ik niets over de kwaliteit van die producties. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag zegt u ook nog: “De Nederlands gesproken taal is, samen met andere factoren, een onderdeel van het Vlaams cultureel karakter van een productie maar is geen conditio sine qua non om steun te krijgen van het VAF.”
Maar – en nu ben ik me er heel goed van bewust dat ik er één film uitpik en dat het zeker geen tendens is – voor wie maken we bijvoorbeeld een film als ‘Blue Silence’? Dat is een langspeelfilm, fictie, over de Koerdische kwestie, volledig in het Turks, gemaakt door een Belgische filmmaker met Turkse roots met meer dan een half miljoen euro steun van het VAF. De film kreeg 2000 bioscoopbezoekers. Dat vind ik wel bijzonder weinig.
Daarom mijn vraag: hoe interpreteert u de ambitie van het VAF om meer aandacht te besteden aan de ontwikkelingsfase van langspeelfilms in het kader van de discussie over bezoekerscijfers? Dat u niet kunt ingrijpen in de interne werking van het VAF, begrijp ik uiteraard, maar mijn vraag blijft of we die scenario's niet aan andere criteria moeten toetsen. Denkt u dat de nieuw afgesloten beheersovereenkomst het VAF meer slagkracht geeft op het vlak van publiekswerving? De promotie- en marketinginspanningen van het VAF van de afdeling Flanders Image waren grotendeels op het buitenland gericht. Denkt u dat daarin moet worden bijgestuurd ten voordele van promotie in het binnenland?
Mevrouw Van Werde, dat is in alle eerlijkheid een vraag die het verdient om op zich te worden gesteld. Het is een thema dat veel breder is en zeer interessant is om als dusdanig te noteren.
Minister Gatz heeft het woord.
Over de financiële alimentatie van het Mediafonds weet u dat ik een andere redenering volg waarbij ik de rechtstreekse steun van de Vlaamse Regering aan het Mediafonds samen neem met het ene miljoen euro excedent dat naar het Mediafonds kan gaan en de stimuleringsverplichting. Maar goed, dat debat zullen we nog verder hebben. We moeten het ook niet altijd op dezelfde manier voeren.
Mevrouw Van Werde, uw vraag is toch wel interessant om als aparte vraag in te dienen. Het is een apart debat waarbij ik u nu al enkele elementen kan geven. Ik zal overleg hebben met de unie van de regisseurs. Ik vermoed dat de nieuwe intendant van het Filmfonds zich diezelfde vragen zal stellen en zal moeten stellen. Maar de bredere antwoorden op bijvoorbeeld taal of welk soort films er worden goedgekeurd voor ondersteuning, stel ik voor te geven in een apart debat. Het is te belangrijk om dat nu snel in een korte repliek te doen. Het is een vraag die velen zich stellen. Het is enerzijds zinvol om hier weldra een politieke discussie over te hebben, en anderzijds zal het een van de zaken zijn die zal worden bekeken, los van mijn gesprek met de regisseurs maar ook met de nieuwe intendant en zijn ploeg. Wat is de analyse en wat is de remedie? We moeten niet meteen in paniek slaan, want het VAF geeft ook subsidies aan de projecten die ingediend worden. Het ene jaar worden er al meer projecten ingediend van een bepaald type dan het andere jaar.
Laten we dat debat wat opentrekken en verbreden. Ik denk dat het dat wel verdient. In elk geval dank voor de aanzet.
U dient de vraag maar in en dan kunnen we erop ingaan met zijn allen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik heb ook een vraag over de bioscoop klaarliggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.