Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, deze vraag gaat over een bijzonder gevoelig thema. Ik probeer wat zicht te krijgen op de manier waarop een en ander gaat en waar we naartoe zouden kunnen gaan. Laat het duidelijk zijn: een gedwongen opname is zowel voor de omgeving als voor de persoon met een handicap zelf een bijzonder ingrijpende gebeurtenis. Eigenlijk gaat het om een beschermingsmaatregel, maar het is evenzeer een vorm van vrijheidsbeperking, vandaar ook de grote gevoeligheid.
De wet op de bescherming van de persoon van de geesteszieke vormt een kader voor de vrijheidsberoving van personen die de eigen gezondheid en veiligheid ernstig in gevaar brengen of een ernstige bedreiging vormen voor andermans leven of integriteit. De wet regelt de gedwongen opname van geesteszieken, en dus ook van geesteszieke minderjarigen. Daarnaast heb je de nieuwe Jeugdwet van 2006, die de vrederechter bevoegd maakt om te beslissen over gedwongen opname van minderjarigen. Voor die wet was het de vrederechter, nadien is het de jeugdrechter geworden die een gedwongen opname kon bevelen. De wet van 1990 werd in die zin aangepast om dat juridisch mogelijk te maken.
Nu bereiken er mij signalen die aangeven dat in de praktijk gebruik wordt gemaakt van geüniformeerde politiediensten, die in samenwerking met ambulanciers – ik citeer – ‘manu militari’ overgaan tot de gedwongen opname. Men vertelt mij ook dat dat als bijzonder traumatiserend ervaren wordt, niet alleen door de persoon die wordt opgenomen, maar evenzeer door familie, ouders of andere kinderen of personen die in het gezin aanwezig zijn.
Minister, beschikt u over cijfers die duidelijk maken hoeveel keer een persoon met een handicap gedwongen wordt opgenomen in een VAPH-voorziening? Hoe ligt de verhouding tussen meerder- en minderjarigen? Op welke manier monitort u de gedwongen opnames binnen VAPH-voorzieningen?
Zijn er bepaalde protocollen uitgewerkt in verband met de samenwerking tussen justitie, politiediensten en VAPH-voorzieningen? Zo ja, hoe verloopt de samenwerking tussen die verschillende diensten? Is er in ondersteuning voorzien voor het netwerk rond de persoon met een handicap? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de mogelijke impact van het gebeuren op de persoon met een handicap zo beperkt mogelijk wordt gehouden, in casu door bijvoorbeeld te voorzien in agenten in burger of anonieme wagens?
Op welke manier zult u er in de toekomst voor zorgen dat dergelijke ingrijpende gedwongen opnames maximaal vermeden worden? Ziet u een rol voor meer vraaggestuurde zorg als hefboom in het vermijden ervan? Welke concrete maatregelen zult u nemen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de gedwongen opnames op basis van de wet van 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke gebeuren binnen de daartoe aangewezen psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen in algemene ziekenhuizen. Er zijn ons geen gevallen bekend van opnames op basis van deze wet van 1990 binnen de sector van personen met een handicap. Het VAPH hanteert zelf geen enkele procedure waarbij personen met een handicap gedwongen worden opgenomen. Binnen de VAPH-regelgeving staat het iedere gebruiker vrij om al dan niet zijn verblijf in de VAPH-voorziening te beëindigen.
Voor de meerderjarigen zou het eventueel kunnen dat, op basis van externe beslissingen van een rechtbank, personen verplicht worden om in een bepaalde voorziening te verblijven, bijvoorbeeld op basis van een voorwaardelijke invrijheidstelling in het kader van de Interneringswet. Wel kan het gebeuren dat de opvang, wegens zwaar grensoverschrijdend gedrag van de gebruiker, niet langer gehandhaafd kan blijven of tijdelijk onderbroken moet worden. Op dat ogenblik kan het zijn dat politie moet worden ingeschakeld om een veilige transfer naar een psychiatrische voorziening mogelijk te maken. Voorzieningen meldden wel gevallen van grensoverschrijdend gedrag, zoals u weet. Ze meldden niet in hoeveel gevallen er wordt overgegaan tot een crisisopname in de psychiatrie, al dan niet met begeleiding van politie. Het VAPH heeft dus geen cijfers ter beschikking.
Ook wat minderjarigen betreft, gebeuren de gedwongen opnames op basis van de wet van 1990 betreffende de persoon van de geesteszieke binnen de daartoe aangewezen psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen. Ook hier zijn er geen situaties gekend waarbij een minderjarige op basis van de wet van 1990 in een VAPH-voorziening is opgenomen. Bij minderjarigen is er evenwel sprake van gedwongen hulpverlening, wanneer een minderjarige onder toezicht staat van de jeugdrechtbank. Er kan ook geplaatst worden in een voorziening van het VAPH. Daarbij is er geen akkoord nodig van de minderjarige of wettelijke vertegenwoordiger. De toegang tot de minderjarigenvoorzieningen loopt via de intersectorale toegangspoort. Meestal gebeurt de plaatsing via de jeugdrechter in een sfeer van wederzijds overleg en afstemming. Transport naar de voorziening gebeurt doorgaans niet door de politie, maar door de voorziening, de ouders of de consulent. Wanneer het parket echter inschat dat, voor de veiligheid van de minderjarige en/of zijn context, politiebegeleiding nodig is, dan kan het daartoe autonoom beslissen.
Een opname in het kader van gedwongen hulpverlening voor minderjarigen wordt geregistreerd door de intersectorale toegangspoort. In het jaarverslag van 2016 staat dat er 450 minderjarigen opstartten in een VAPH-voorziening op vraag van de jeugdrechter. Er is geen registratie van transport door de politie door het agentschap Jongerenwelzijn. Bij volwassenen is er geen VAPH-procedure voor verplichte opname, en dus ook geen monitoring.
Er zijn geen specifieke protocollen voor samenwerking tussen justitie, politiediensten en VAPH-voorzieningen. De voorzieningen hebben voortdurend de opdracht om ervoor te zorgen dat ze ondersteuning bieden op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Ze hebben uiteraard geen impact op de wijze waarop de politie haar taken uitvoert.
Zoals al gesteld, liggen gedwongen opnames buiten mijn bevoegdheid. Het is de rechter of de jeugdrechter die kan beslissen of iemand verplicht wordt opgenomen in een voorziening. Meer vraaggestuurde zorg kan er wel voor zorgen dat acute problemen vermeden worden en dat er minder politie-interventies nodig zijn. Zo wordt in de persoonsvolgende financiering voor de groep van zwaar gedragsgestoorden voorzien in een wezenlijk hoger budget dan vroeger. Een hogere en meer gespecialiseerde omkadering zal inderdaad in dezen preventief werken, zoals we dat kennen bij de GES+-voorzieningen (gedrags- en emotionele stoornis) voor minderjarigen. Het aanbod GES+ zal vanaf 2018 worden versterkt en uitgebreid.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik meen het oprecht. In een aantal van uw antwoorden, waar u zegt ‘wij hebben dat niet’, zouden we een pleidooi kunnen ontwaren om dat misschien toch wel eens te bekijken. Als er vanuit de jeugdrechtbank 450 plaatsingen zijn, zou het aanbeveling verdienen om eens te bekijken hoe het transport en de werkelijke opname gebeuren. Ik kan u gerust een aantal voorbeelden geven, ook uit de zeer recente actualiteit, van waar het mijns inziens grondig is fout gelopen. Wij kunnen niet in de plaats treden van de jeugdrechtbank, maar het uitwerken van een aantal afspraken tussen Jongerenwelzijn, het VAPH, jeugdrechtbanken en politie, waarbij men bijvoorbeeld zou werken met anonieme wagens en met mensen in burger, en waarbij men dus niet met sirenes en zwaailichten zou aankomen – dat zou al minder intimiderend en traumatiserend kunnen zijn voor de betrokken personen. Ik wil daarvoor pleiten.
We kunnen af en toe van mening verschillen over de persoonsvolgende financiering, maar het lijkt mij toch dat meer vraaggestuurde zorg crisissituaties kan helpen vermijden. Alleen moeten we dan wel diegenen die oordelen over een opname afdoende briefen over het feit dat het aanbod er is. Dat is niet nieuw: tijdens de hoorzittingen over de evaluatie van de integrale jeugdzorg en een aantal zaken in verband met autisme is gebleken dat men niet altijd op de hoogte is van wat daarover op het terrein bestaat. We moeten informeren en proberen afspraken te maken om op een zo weinig mogelijk intense manier macht in te zetten. We hebben daar marge om te verbeteren.
Minister, ik raad u toch vriendelijk aan om volgende zaken eens te bekijken: registratie, concrete afspraakprotocollen met alle stakeholders, het informeren van jeugdrechters over de stappen die u zet, bijvoorbeeld met betrekking tot GES.
De vraag om uitleg is afgehandeld.