Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Wie vaak in deze commissie komt, weet wat er achter de cryptische omschrijving ‘garanderen van zorg 7 op 7’ schuilgaat. Deze vraag is jammer genoeg niet nieuw.
Het ontbreekt hier vandaag nog altijd aan structurele oplossingen, waardoor veel ouders of begeleiders van personen met een handicap in onzekerheid leven. Wanneer ouders of begeleiders een deel van de zorg van hun gehandicapt kind voor zich nemen of namen door het bijvoorbeeld in het weekend thuis op te vangen, en hun kind dus geen 7 dagen op 7 in een voorziening laten, dreigen nu gestraft te worden voor hun engagement. Want de personen met een handicap die wel recht hebben op de zorg 7 dagen op 7 maar er geen gebruik van maakten, kunnen er in de toekomst ook geen beroep meer op doen. Op die manier worden ouders of begeleiders van personen met een handicap in een onzekerheid gestort – nog altijd – die onaanvaardbaar is.
Ik hink wat op twee benen, minister, als ik het heb over de verleden en de toekomstige tijd omdat u een oplossing hebt ontworpen, die gekend is maar mijn inziens niet aan de vraag van de mensen beantwoordt. Uw oplossing bestaat erin dat wanneer ouders wensen over te schakelen naar een fulltime verzorgingssysteem in een gespecialiseerde voorziening, die twee dagen extra zorg binnen de zes maanden gefinancierd moeten worden. De absolute garantie op ruimte en ondersteuning als het – vaak even, tijdelijk – niet meer gaat, is daarmee veraf.
Maar dat is voorlopig – en dat is het punt – allemaal voer voor theoretische discussies, aangezien er nog steeds geen BVR ter zake is. Daar gaat mijn vraag over. De eerste signalen rond deze problematiek doken anderhalf jaar geleden op. Bij de bespreking van de begroting in de commissie Welzijn onlangs werden alweer geen bijkomende timing of modaliteiten meegegeven.
Minister, wanneer gaat u echt een antwoord kunnen bieden op de vraag naar zorggarantie 7 op 7? Wanneer zal de regeling op het terrein werkbaar zijn? Hoe verklaart u de trage manier om op de reeds lang voorliggende vraag een passend antwoord te bieden? Hoe rijmt u de lange doorlooptijd om tot een beslissing te komen met de veelvuldige aankondigingen dat er een oplossing zou komen? Bent u zich bewust van het feit dat u hiermee onzekerheid creëert?
Op welke manier zult u echte zorggarantie bieden, conform de concrete vragen van personen met een beperking en hun ouders of familie?
Hoe schat u de financiële consequenties in? Hoe waarborgt u dat binnen de zes maand een financiering zal worden gevonden? Dat is natuurlijk de hoeksteen van heel de oplossing die u hebt uitgewerkt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, het VAPH deelt mee dat het de communicatie aan de MFC’s deze week zal doen.
Over de 7 op 7 hebben we al verschillende keren gesproken. Ik kan alleen maar bevestigen dat dat besluit onderweg is naar de regering. Dat past binnen de andere maatregelen; er zijn nog wel wat dossiers die we naar de regering moeten brengen en die te maken hebben met de persoonsvolgende financiering. U mag ervan uitgaan dat het voor mij echt wel prioriteit heeft.
We gaan ervoor zorgen dat cliënten die voorheen nagenoeg fulltime gebruik maakten van een voorziening, maar in de weekends en vakantieperiodes nog thuis werden opgevangen bij BVR de geruststelling krijgen dat ze door hun keuze om niet werkelijk 7 op 7 naar de voorziening te gaan zolang het niet echt nodig was, op het moment dat ze de overstap wel moeten of willen maken, dat er wel degelijk zorggarantie en budget zullen zijn in een bepaalde modaliteit en die hebben we hier al vaak besproken.
Vanaf 2018 gaan we een nieuwe automatische toekenningsprocedure installeren voor voormalige zorg-in-naturagebruikers die voorheen enkel in het weekend en de vakantieperiodes nog thuis opgevangen werden, en voor wie deze informele en vrijwillige opvang op een bepaald moment niet meer haalbaar of wenselijk is, kunnen een herziening naar een PVB voor 7/7-ondersteuning aanvragen én zij kunnen onmiddellijk 7/7 in de voorziening verblijven. Na het doorlopen van de herzieningsprocedure en mits positieve beslissing van het VAPH zal het budget vanaf de zevende maand automatisch worden verhoogd. We gaan ervan uit dat niet alle budgethouders die overstap onmiddellijk zullen maken. We hebben dat recht trouwens losgemaakt van een termijn. In de eerste versie was dat beperkt tot en met 19. Nu is dat open end, en we verwachten dat de mensen dat niet onmiddellijk allemaal tegelijk gaan doen.
Binnen de regeling, zoals hierboven uiteengezet, wordt er ook een buffer ingebouwd. Het VAPH zal monitoren hoeveel personen effectief een vraag indienen om het budget, en dus ook het verblijf, blijvend te verhogen naar 7 dagen op 7. Binnen het uitbreidingsbeleid zal dus een deel van de middelen moeten worden voorbehouden voor deze budgetuitbreidingen.
Nu, de voorwaarden zijn u bekend. De voorzieningen geven de garantie dat zij de stijging van de zorgvraag honoreren zonder enige discussie. Wij engageren ons om, zodra zou blijken dat dat onafgebroken zes maanden voltijds verblijf zal zijn, dat budget ter beschikking te stellen voor de voorzieningen, en vanuit de voorzieningen uiteraard een persoonsvolgende financiering.
Ik concludeer. Er is nog altijd geen besluit van de Vlaamse Regering. Dat brengt me tot de vraag: wanneer zal dat dan op het terrein ingaan? Dat is een bijkomende vraag.
Minister, ik heb grote twijfels bij een van uw veronderstellingen, namelijk dat niet iedereen daar tegelijk gebruik van gaat maken. Welke verhouding denkt u dan in uw budgettering op te nemen? De contacten die ik heb, spreken van een grote bezorgdheid, dat er eigenlijk een soort inflatoir effect uitgaat van deze manier van werken, omdat men ten eerste gedwongen is om ver vooruit te kijken, en ten tweede omdat de doorlooptijd van deze beslissing enorm groot is.
Dit is al bijna twee jaar gekend. Er is al verschillende keren een oplossing aangekondigd. Die komt er dan niet. De vrees is dat net meer mensen dan degenen die het nodig hebben, van het systeem gaan gebruikmaken, in de hoop een antwoord te krijgen als ze het écht nodig hebben. Ik weet echt niet of die veronderstelling klopt: dat niet iedereen er gebruik van gaat maken. Ik krijg andere signalen van voorzieningen.
Ten slotte blijf ik bij mijn basisopmerking dat wat is uitgewerkt, geen antwoord biedt op de vraag van de mensen die in het weekend gerust willen instaan voor de zorg voor hun kind, maar die, als het niet meer gaat, of tijdelijk niet meer gaat, een oplossing willen. Dit is daar geen antwoord op. Dit is niet het flexibele antwoord dat de mensen vragen.
Ik kijk er echt naar uit dat dit op het terrein ingaat. Dit wordt nu voor de zoveelste keer in het vooruitzicht gesteld.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik spreek voor collega van der Vloet, die hier al herhaaldelijk vragen over heeft gesteld, recent nog een schriftelijke vraag waarin ze ook de geruststelling van de minister vraagt. Wij delen dus de bezorgdheid van die ouders die al die jaren hun best hebben gedaan en die nu met de handen in het haar zitten. Ze vragen zich af hoelang ze nog moeten wachten als de nood zich aandient.
Minister, u biedt daar een antwoord op. Wij zijn er gerust in dat er een oplossing komt op redelijk korte termijn. Wij danken u daarvoor, minister.
Zoals u zegt, dat besluit is onderweg naar de regering. Het zit dus in de laatste fase.
Men kan daar natuurlijk vanuit elk perspectief naar kijken. Eerlijk gezegd, als ik uitgenodigd word door de gebruikersraden om daarover te spreken, en ik leg het uit, dan heb ik niet de indruk dat de mensen daar allemaal zo erg tegen zijn. Het is gewoon belangrijk dat we inderdaad zorgen dat het besluit er is, en dat het VAPH dat in alle klaarheid met een juridische onderbouw kan communiceren.
De idee zelf is een combinatie van het respect voor de verwachtingen van ouders en voor de bereidheid van de voorzieningen. Er bestaat natuurlijk wel al een besluit rond de occasionele meeropvang. Het is niet zo dat er nog geen besluit over is. Dat bestaat natuurlijk al sinds februari 2017 – nog vroeger zelfs, denk ik. Het is niet zo dat als er iemand occasioneel meer moet worden opgevangen, dat er geen regeling bestaat. Er is wel degelijk een regeling voor.
Het is een combinatie van het engagement dat de voorzieningen willen opbrengen en het feit dat wij dat in ons financieringssysteem inpassen. Ik kan uw ongerustheid of bezorgdheid rond een bepaalde mechaniek wel begrijpen, maar de hele operatie naar zorggarantie is er juist op gericht om de mensen gerust te stellen: als er zorgnoden zijn, zal er een budget zijn. Hoe meer we de gewone vraag van gewone mensen niet kunnen waarmaken omdat we altijd maar prioriteringen doen naar anderen, hoe moeilijker dat wordt.
We moeten dit met een juridische onderbouw duidelijk maken. Ik ben ervan overtuigd dat we daarmee een antwoord geven.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik zal het houden bij mijn eerder gemaakte opmerkingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.