Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Een gespecialiseerde erkende voorziening ontving voor de transitie naar de persoonsvolgende financiering FAM-middelen (Flexibel Aanbod Meerderjarigen) om haar werking en zorg te organiseren. Via de persoonsvolgende budgetten worden deze FAM-middelen verdeeld over de aanwezige personen. Maar dat is niet alles, de nu ‘vergunde’ zorgaanbieders weten tot op heden niet – en dat is de aanleiding tot mijn vraag – welke middelen ze zullen ontvangen voor het jaar 2017. We zijn nu eind december 2017 en tot op vandaag weet men niet welk bedrag men per punt zal ontvangen als voorziening. Dat is in een nutshell waar het over gaat.
De sector van personen met een handicap wordt gefinancierd op basis van punten waar een geldwaarde tegenover wordt gesteld. Die geldwaarde wordt berekend door het beschikbare budget te delen door het totaal aantal punten in de sector. Die gegevens werden begin 2017 verzameld, en inzake de indienende voorzieningen bleef het daar bij. Tot op heden weten de verschillende zorginstellingen niet welke puntwaarde zal worden toegekend.
Dat is problematisch omdat voorzieningen niet in het ijle werken, tijdens het jaar moet er van alles worden betaald, dat veronderstelt planning en budgettering. Het is als rijden met een wagen zonder meter voor de brandstoftank. Verder gebeuren de berekeningen dus op cijfers die bijna een jaar oud en dus bijna per definitie achterhaald zijn.
De leidend ambtenaar gaf bij de bespreking van de begroting aan dat hij hoopte in de tweede helft van december, dat is vandaag, met een duidelijke berekening te kunnen komen.
Minister, kunt u meer duidelijkheid geven omtrent de duur van dit hele proces? Acht u het aanvaardbaar dat voorzieningen eind december niet weten over hoeveel middelen ze beschikken voor het aflopende werkjaar? Kunt u aangeven wanneer voorzieningen eindelijk over hun puntwaarde kunnen beschikken? Hebt u rekening gehouden met de eventuele problemen die verbonden zijn aan het blindvaren van verschillende voorzieningen door het onbekende budget? Meer dan waarschijnlijk zijn verschillende aangeleverde gegevens ondertussen achterhaald. Hoe gaat u om met deze realiteit? Welke garanties kunt u voorzieningen bieden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Eerst en vooral moet toch de relativiteit van het gegeven duidelijk gesteld worden. De voorziening krijgt een subsidiëring in personeelspunten. Aan deze personeelspunten hangt een loonkostdekkende financiering. Voor zover ze dezelfde cliënten gelijke zorg en ondersteuning hebben geboden, zullen de voorzieningen over dezelfde subsidies beschikken wat het aantal personeelspunten betreft in 2017 als in 2016. Voorzieningen kunnen een deel van de organisatiegebonden personeelspunten – het gaat om volwassenen – omzetten in werkingsmiddelen. Aan de voorzieningen werd al gecommuniceerd dat die omslagsleutel voor dit jaar 894 euro per omgezet personeelspunt bedraagt.
Wat de multifunctionele centra (MFC’s) betreft, is er inderdaad nog geen puntenwaarde gecommuniceerd. Het VAPH heeft een onderzoek gedaan naar de kostendrijvers binnen het systeem, en de omzetting van personeelspunten naar werkingsmiddelen is daar één onderdeel van. Mee op basis van de inzichten van dit onderzoek kan nu op een degelijke wijze de waarde van het personeelspunt worden bepaald. Ook hier gaat het niet om de personeelspunten die worden uitgekeerd voor personeel, en ook niet om de werkingstoelagen, maar enkel over het aandeel aan personeelspunten dat mag worden omgezet naar werkingsmiddelen. Dit is binnen het totale pakket van de middelen beperkt tot maximaal 10 procent van de personeelspunten.
De puntwaarde wordt berekend door de totale personeelskost te delen door de overeenkomstige ingezette/gepresteerde personeelspunten, en dus niet door het beschikbare budget te delen door het aantal punten. Voor vergunde zorgaanbieders bedraagt de puntwaarde voor het jaar 2017 894,87 euro. De voorzieningen werden hiervan reeds op de hoogte gebracht tijdens de infosessies begin 2017. Wat de MFC’s betreft, zal er op korte termijn een communicatie gebeuren.
Rekening houdend met het feit dat de vergunde zorgaanbieders zelf perfect op de hoogte zijn van het budget dat ze in 2016 beschikbaar hadden, én dat ze zelf uiteraard goed weten welke cliënten bij hen ondersteund worden en welk personeel ze daarvoor inzetten, is – denken wij – het toch wel mogelijk om dat budget te beheren, en is de uitspraak ‘blind varen’ enigszins overdreven.
Ik heb echter begrip voor het feit dat de hele omslag van een systeem van financiering op basis van erkende capaciteit naar een systeem van financiering op basis van inzet van persoonsvolgende middelen, bij voorzieningen de nodige onzekerheid en onwennigheid veroorzaakt. Ik wil dat nu zeker niet minimaliseren, maar misschien is het toch beter om dat in zijn globale context te zien.
Wat de berekening van de puntwaarde betreft, beschikt het VAPH over alle gegevens. Hoe recenter deze gegevens zijn die gebruikt worden, des te accurater de berekening zal zijn van de globale loonkost binnen de sector. Als het gaat om de totaliteit aan subsidieerbare personeelspunten, kan ik meedelen dat de gegevens van de transitie zorg in natura verwerkt zijn en dat de gegevens van de vergunde zorgaanbieders en hun cliënten zichtbaar zijn in de geïntegreerde registratietool.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, dat dit aanleiding geeft tot onwennigheid en onzekerheid, is evident. We moeten trouwens de cumul van een aantal factoren zien. Deze onzekerheid komt bijvoorbeeld bovenop het feit dat men al een hele tijd werkingsmiddelen – andere dan personeel – niet indexeert. Natuurlijk, op het moment dat het budget van een voorziening moet kloppen, is dat het resultaat van alle puzzelstukken die bij elkaar worden gelegd. Als er daar een paar van ontbreken, heeft dat repercussies. U spreekt over 10 procent, dat lijkt me vrij veel. Als u onzeker zou zijn over 10 procent van uw huishoudbudget, zou u zich ook onwennig voelen.
Ik heb twee bijkomende vragen. Wat de MFC’s betreft, werd ernaar gekeken – ik probeer u letterlijk te citeren – “in het kader van het onderzoek van de kostendrijvers”. In mensentaal betekent dat: waar kunnen we besparen? Is dit onderdeel van een besparingsoperatie?
U zegt nu en dat is een variant op de leidend ambtenaar die hier in november is komen zeggen dat hij midden december een antwoord zou proberen te bieden – dat het ‘op korte termijn’ komt. Minister, gaan voorzieningen dit jaar nog een antwoord krijgen op de vraag op hoeveel werkingsmiddelen ze dit jaar recht hebben? Gaan we het jaar uitdoen zonder dat ze dat weten?
Wat dat laatste betreft: wanneer het VAPH dat gaat communiceren, moet ik aan het VAPH vragen, dat kan ik niet zomaar uit het hoofd zeggen.
Uiteraard is het belangrijk om te weten waar de kostendrijvers zitten. Daar zullen we uiteraard naar kijken. Als dan blijkt dat dat systeem voor gevolg heeft dat er echt inderdaad gemaximaliseerd wordt op iets dat de werking niet helemaal moet onderbouwen, dan is dat natuurlijk iets dat we mee gaan bekijken. Maar dat heb ik u, eerlijk gezegd vroeger al eens gezegd.
Dus, ik mag die vraag aan het VAPH stellen? (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
De vraag om uitleg is afgehandeld.