Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de invoering van het concept van woon- en leefkosten
Vraag om uitleg over de woon- en leefkosten in voorzieningen voor personen met een beperking
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, 25 procent van de personen met een handicap leeft in armoede, zo blijkt uit een survey die de FOD Economie heeft opgesteld. 10 procent geeft aan te maken te hebben met ernstige materiële tekorten – u moet zich dat zeer praktisch voorstellen: ze ontberen fundamentele zaken om een waardig leven te leiden. In de vierde of vijfde meest welvarende regio van de wereld is dit onaanvaardbaar.
Uiteraard is een deel van het probleem terug te vinden op het federale niveau, maar dat neemt niet weg dat Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid in dezen zou kunnen verstoppen achter een ander beleidsniveau. In de sector van personen met een handicap is de transitie naar de persoonsvolgende financiering (PVF) van start gegaan op 1 januari 2017. Dit kent verschillende groeipijnen en leidt tot een aantal problemen op het terrein.
Het is niet moeilijk om de link te zien: een belangrijk probleem is de toekenning van de budgetten. Via een inschaling kregen personen met een handicap een budget toegekend dat ervoor moet zorgen dat ze zelf hun zorg gaan organiseren en betalen. Dat geldt echter enkel op papier, want het is niet duidelijk wanneer ze over dit budget zullen beschikken. Tot dan moeten zij het doen met een basisondersteuningsbudget (BOB). Dit wordt door veel mensen gepercipieerd als wachtgeld dat slechts een deel van de vaak heel complexe en duurdere zorgvraag dekt.
Een andere belangrijke factor is de bepaling van de woon- en leefkosten. Het is voor personen met een handicap vandaag helemaal niet duidelijk welke kosten al dan niet kunnen worden ondergebracht in deze categorie. Nochtans is dit in grote mate bepalend voor het vrij te besteden budget en dus ook voor hun positie ten aanzien van het armoederisico.
Minister, kunt u aangeven of en hoe u samen met uw federale collega een oplossing kunt aanreiken in de strijd tegen armoede bij personen met een handicap? Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet in het kader van de verdeling van de woon- en leefkosten binnen de persoonsvolgende financiering? Bent u bereid – het is niet de eerste keer dat we u die vraag stellen – om een bijkomende armoedetoets te organiseren, gezien de ernst van de problematiek enerzijds en het feit dat u met een nieuw gegeven zit anderzijds, namelijk de nodige omzichtigheid ten opzichte van het armoederisico van personen met een handicap?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijn vraag gaat specifiek over het feit dat de woon- en leefkosten worden opgesplitst, een proces dat nu volop bezig is. De meeste voorzieningen hebben het nog niet, maar zijn wel stappen aan het zetten om tegen 2020 overgeschakeld te zijn naar het nieuwe systeem van woon- en leefkosten.
We hebben er al een paar keer vragen over gesteld, en als antwoord kregen we steeds: ‘We zullen proberen geen verhoging van de dagprijzen op te leggen, we gaan dat monitoren.’ Het feit dat de gebruikersraad daar zijn toestemming over moet geven, zorgt ervoor dat de gebruikers zelf daar een soort hefboom in hebben.
Langzaamaan krijgen we uit die gebruikersraden echter signalen dat de gebruikers wel stijgingen zien, en het zijn stijgingen van reële kosten. Ze krijgen dus effectief een aantal facturen voorgeschoteld over energie, verbruik, onderhoud enzovoort. Als dat in woon- en leefkosten wordt uitgesplitst, betekent dat voor hen in hun totaalfactuur soms een stijging met 40 procent.
Vervoerskosten en zakgeld zijn mee opgenomen in de rugzakjes waardoor er best wel wat onrust is bij mensen die ervan uitgingen dat het persoonsvolgend budget enkel voor zorggebonden kosten was. Ze zien de factuur erg stijgen en het budget is beperkt.
Een groot deel van de mensen met een handicap leeft onder de armoedegrens of heeft een groot armoederisico. Het is dus belangrijk om dit nauw op te volgen.
Minister, op welke manier worden gebruikers geïnformeerd over het belang van de beslissing van de gebruikersraad? De gebruikersraad gaat beslissen wat de leef- en woonkosten zullen zijn. Mensen moeten ook beseffen dat hun factuur daar wordt beslist. Het is belangrijk dat die beslissing ook wordt teruggekoppeld naar alle gebruikers, ook naar hen die niet aanwezig zijn of zetelen in de gebruikersraad.
Wat gebeurt er indien er geen akkoord wordt gevonden binnen de gebruikersraad? Wat als gebruikers weigeren om een bepaalde dagprijs of woon- en leefkosten te aanvaarden? Welke procedure wordt in dit geval gevolgd?
Komen er richtprijzen waaraan gebruikers de dagprijs, gevraagd door een voorziening, kunnen toetsen aan redelijke dagprijzen? Wat zijn redelijke onderhoudskosten? Wat zijn redelijke energiekosten?
Hoe wordt gecontroleerd dat de dagprijzen niet toenemen? Het totaal van de kosten voor de gebruiker mag niet te snel toenemen. Het mag niet betekenen dat mensen plots 30 tot 40 procent meer per maand moeten betalen, middelen die ze vaak niet hebben.
Wat is de impact van het opnemen van vervoerskosten en zakgeld in het persoonsvolgend budget (PVB)?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, vanwege de zware agenda ga ik mij beperken tot het stellen van de vragen en geen inleiding meer doen, die collega’s al hebben gedaan.
Minister, in een aantal voorzieningen is de woon- en leefkost veel hoger dan vroeger. Zal het VAPH onderzoeken of die stijging van de eigen bijdrage verantwoord is ? Zo ja, aan de hand van welke parameters?
Blijkbaar vertonen de overeenkomsten die door voorzieningen worden gebruikt bepaalde leemtes: het recht op woonzekerheid, de afwezigheid van de omschrijving van collectieve rechten en plichten, het omschrijven van de diensteverlening en de prijs die staat op de verschillende vormen van dienstverlening. Een aantal organisaties hebben modelovereenkomsten ontworpen, maar die zijn uiteraard niet bindend. Is het niet aangewezen dat vanuit de overheid een aantal minimale bepalingen worden opgelegd waaraan die dienstverlening moet voldoen, al was het maar duidelijk aangeven wat de prijs is voor elk type van dienstverlening dat in het contract is opgenomen?
Het linken van continuering van de zorg aan het niet wijzigen van het zorggebruik lijkt nu voor voorzieningen een vrijbrief om elk gesprek over de nieuw te sluiten overeenkomst te weigeren. Daarmee bestaat het risico dat de doelstelling van de persoonsvolgende financiering waarbij we personen met een handicap en voorzieningen als evenwaardige partners wilden positioneren, wordt ondergraven. Wat is uw reactie hierop?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, het afschaffen van het systeem van ‘eigen bijdragen’ en het veralgemeend invoeren van het systeem van woon- en leefkosten, vormt de derde transitiebeweging binnen de totale omslag die de sector personen met een handicap maakt van aanbod naar vraaggestuurde zorg en ondersteuning. Het loskoppelen van ‘wonen/leven’ en ‘ondersteuning’ en het ontkoppelen van bepaalde voordelen die het kiezen voor een residentiële setting in het oude systeem met zich meebracht, is essentieel om de omslag naar een vraaggestuurd systeem te laten slagen. Aan nieuwe gebruikers worden onmiddellijk woon- en leefkosten aangerekend, huidige gebruikers mogen nog de wettelijke financiële bijdrage betalen totdat er na positief advies van het collectief overleg wordt overgeschakeld naar woon- en leefkosten.
Om de invoering van woon- en leefkosten te regelen, werden in het Kwaliteitsbesluit van 2011 de nodige bepalingen opgenomen en een omschrijving van woon- en leefkosten, een bepaling dat de voorziening de nodige transparantie moet bieden aan de gebruikersraad inzake de wijze waarop de woon- en leefkosten bepaald worden en een bepaling dat de voorziening transparant moet informeren over de woon- en leefkosten en de individueel aan te rekenen woon- en leefkosten dient op te nemen in de individuele dienstverleningsovereenkomst.
Deze week komt de taskforce PVF meerderjarigen samen om het punt woon- en leefkosten te bespreken. Het staat geagendeerd. De taskforce zou eigenlijk vorige week bijeenkomen, maar dat is verplaatst door de weersomstandigheden. Ik verwacht dus snel een advies ten gronde van de taskforce over deze materie. Het is mijn intentie en die van de administratie om ook in het nieuwe systeem de nodige beschermingsmaatregelen in te bouwen voor financieel zwakkere cliënten, echter zonder opnieuw selectieve maatregelen te introduceren die een gedetermineerde keuze voor ondersteuning binnen een residentiële setting zouden aanmoedigen. We moeten dus zoeken naar een mechanisme dat dat correct doet, gelet ook op de filosofie dat we echt vraaggestuurd gaan financieren.
Op dit moment is nog geen sprake van het introduceren van een prijssetting voor de woon- en leefkosten. Ook voor andere burgers kunnen woon- en leefkosten immers sterk verschillen, naargelang men woont in een kleine kamer of een ruim appartement, op het platteland of in de stad. Die elementen bepalen mee de hoogte van de effectieve woon- en leefkosten. Er wordt wel onder meer gedacht aan het herbevestigen van het principe van onderlinge solidariteit van cliënten die gebruikmaken van het collectief aanbod, van het inbouwen van bescherming inzake het huren of het gebruik van woonruimte en de kost die hieraan verbonden is, aan het sensibiliseren over en het faciliteren van het gebruik van tegemoetkomingen en tussenkomsten die door andere overheden beschikbaar worden gesteld voor personen met een handicap.
De overgang van het systeem van ‘eigen bijdragen’ naar het systeem van woon- en leefkosten is bepaald in het Transitiebesluit van 24 juni 2016: er moet een positief advies zijn van het collectieve overlegorgaan binnen de voorziening; de overstap mag pas worden gerealiseerd als de voorziening de personeelskosten die vroeger betaald werden vanuit de ‘eigen bijdragen’ op een andere manier kan realiseren; de overgang moet uiterlijk 2021 gemaakt zijn; het VAPH zal tussendoor een stand van zaken opmaken en eventueel een plan van aanpak opvragen en de uitvoering ervan opvolgen. Het VAPH zal de omschakeling van het systeem van eigen bijdragen naar het systeem van woon- en leefkosten zorgvuldig opvolgen, en zorgaanbieders die niet tijdig de omschakeling starten, hierin aansturen. Alle vergunde zorgaanbieders moeten de overstap tegen uiterlijk 1 januari 2021 maken. Het VAPH zal tussendoor een stand van zaken opmaken en eventueel een plan van aanpak opvragen en de uitvoering ervan opvolgen.
Vanaf 2018 wordt in een grondige evaluatie van de persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap voorzien. Hierbij zal ook de nodige aandacht worden besteed aan de impact van het nieuwe systeem op de financiële situatie van kwetsbare personen met een handicap en op personen met een handicap voor wie het omgaan met een eigen persoonsvolgend budget, in het bijzonder in cash, minder voor de hand ligt. Bij deze evaluatie zal ook worden gefocust op de specifieke problematiek van personen in armoede of personen waarbij het risico bestaat dat ze in een armoedesituatie terechtkomen. Dit onderzoek moet ook nagaan of de verschillen in prijsaanrekeningen die tussen zorgaanbieders ontstaan, al dan niet te rechtvaardigen zijn.
Voormalige meerderjarige budgethouders persoonlijkeassistentiebudget (PAB) en persoonsgebonden budget (PGB), en gebruikers van de nieuwere ondersteuningsvormen, zoals Diensten voor Inclusieve Ondersteuning en Beschermd Wonen, zijn reeds langer vertrouwd met het systeem van woon- en leefkosten. Zij staan al langer in voor hun eigen woon- en leefkosten. Een onderzoek dat in 2009 door het HIVA werd uitgevoerd toont aan dat, als dit in kleine groepswoningen gebeurt, de financiële situatie van betrokken personen met een handicap niet direct als problematisch moet worden beschouwd, zeker niet in vergelijking met andere kansengroepen, dit door de samenvoeging van de inkomens. De andere meerderjarige cliënten betaalden tot voor kort echter een vaste ‘eigen bijdrage’ waarmee de voorziening de belangrijkste woon- en leefkosten kon betalen én waarmee vaak ook geïnvesteerd werd in extra personeel. Bovendien werd bij het aanrekenen van de eigen bijdrage rekening gehouden met de inkomenspositie van cliënten: gebruikers in een financieel zwakkere positie hielden sowieso nog een deel ‘gewaarborgd zakgeld’ over.
Met de overgang naar woon- en leefkosten worden voor alle gebruikers, dus ongeacht de wijze waarop ze hun ondersteuning organiseren - thuis of in een residentiële setting - de kosten voor zorg en ondersteuning betaald vanuit het VAPH, terwijl de persoon zelf instaat voor zijn eigen leefkosten en het gebruik van zijn woning. Hiervoor kan de betrokkene onder meer gebruikmaken van de tegemoetkomingen die vanuit de federale overheid ter beschikking gesteld worden. Daar waar er nood is aan aangepaste en gespecialiseerde infrastructuur en uitrusting, kan dit gedragen worden door het VIPA. De vervoerskosten en het zakgeld zijn niet als dusdanig opgenomen in het PVB.
Het element vervoer dient zeker aan bod te komen binnen de bespreking die op de taskforce zal plaatsvinden. Alle middelen voor vervoer die vroeger gesubsidieerd werden, zijn, net als alle andere middelen, opnieuw ingebracht in de sector, via de voucher en de organisatiegebonden kosten. De regelgeving stelt nu dat vervoer behoort tot de woon- en leefkosten. We dienen te evalueren of dit in alle situaties billijk is.
We hebben de administratie gevraagd kort op de bal te spelen als er signalen zijn dat er op het terrein voorbereidingen worden getroffen die niet echt stroken met onze inschatting. Er is ook gevraagd om desnoods samen met de Zorginspectie onderzoek te verrichten zodat kan worden ingegrepen waar en wanneer dat nodig is. Het VAPH bereidt in dat kader ook de uitbouw van een vernieuwd toezichtskader voor, dat het mogelijk moet maken om gericht in te grijpen indien de rechten van de persoon met een handicap in het gedrang komen. Dit toezichtskader moet worden ondersteund door een reglementair kader dat een voldoende evenwicht bewaakt tussen ruimte voor sociaal ondernemerschap enerzijds en voldoende garanties voor budgethouders anderzijds.
Zoals eerder aangehaald, heb ik voorlopig nog niet de intentie om richtprijzen op te leggen. We kijken wel met veel belangstelling uit naar het advies dat de taskforce op korte termijn zal geven.
Er vond in de eerste plaats alvast contact plaats met het kabinet van federale collega Demir. Ook de administratie VAPH en FOD Sociale Zaken zijn bij dit overleg betrokken. Mijn federale collega is zich ten zeerste bewust van de impact van de invoering van het systeem van persoonsvolgende financiering en van de consequenties die dit heeft voor het eigen beleid inzake tegemoetkomingen voor personen met een handicap. Ik ervaar een bereidheid om stappen te zetten inzake het evolueren naar een systeem van tegemoetkomingen, dat rekening houdt met de nieuwe context van de persoonsvolgende financiering. Denk bijvoorbeeld aan meer inclusieve, kleinschalige woonvormen.
Het Kwaliteitsbesluit bepaalt in artikel 21: “De gebruiker heeft recht op volledige, nauwkeurige en tijdige informatie over alle aangelegenheden in verband met zijn zorg en ondersteuning die hem rechtstreeks en persoonlijk aanbelangen.” Het is dus de plicht van de vergunde zorgaanbieders al zijn gebruikers hierover tijdig en volledig te informeren. "Het toezicht hierop door de Zorginspectie zit vervat in het toezicht op de algemene toepassing van het Besluit van de Vlaamse Regering. Als er geen akkoord wordt gevonden binnen de gebruikersraad, en de gebruikersraad dus niet akkoord gaat, kan er voorlopig niet overgegaan worden tot de overstap naar woon- en leefkosten." Dat betekent dat er op dat moment nagegaan moet worden of er moet worden bemiddeld. Aan de taskforce is gevraagd om daarover ook een voorstel te formuleren.
Conform het gedachtegoed van sociaal ondernemen worden er in eerste instantie nog geen stappen gezet inzake het opleggen van bepaalde sjablonen van individuele dienstverleningsovereenkomsten
De oorspronkelijke timing rond het opmaken van nieuwe individuele dienstverleningsovereenkomsten was gepland voor het einde van dit jaar en is opgenomen in het besluit. Tijdens de besprekingen op de taskforce rond de in- en uitstroom is aangegeven dat dit praktisch niet haalbaar was. De vergunde zorgaanbieders hadden geen zicht op de effectieve budgetten. Ook gebruikers en bijstandsorganisaties begrepen dat dit in vele gevallen tot moeilijke situaties zou leiden. Daarom werd geadviseerd om de datum te verschuiven naar 31 maart 2018. Deze wijziging wordt nog reglementair verankerd. De gebruikers zelf worden binnenkort geïnformeerd over de eventuele wijzigingen aan hun persoonsvolgende budgetten. Dit betekent dus dat zowel aanbieders als gebruikers over de nodige informatie zullen beschikken om de nieuwe individuele dienstverleningsovereenkomsten af te sluiten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide informatie. Het moet me van het hart dat het mij niet heel duidelijk is waar we nu staan. Het zou nuttig zijn om de lijst met vragen die u aan de taskforce hebt gesteld, over te maken. U hebt er verschillende keren uit geciteerd, ik vind er trouwens goede elementen in. Het zou nuttig zijn om dat volledig vragenlijstje te krijgen.
Ik heb ook een vraag naar timing. U hebt gezegd dat het einde van dit jaar niet haalbaar is. Het is natuurlijk wel opmerkelijk. Op 1 januari 2017 is de persoonsvolgende financiering gestart. Debatten lopen vandaag in voorzieningen. U zegt dat u mikt op 31 maart en dat het reglementair moet worden verankerd. Het beleid 'zal' reglementair worden verankerd. Ik vraag me af hoe u dit ziet. Wat is er nog nodig? Wat is de timing, ook van de werkzaamheden van de taskforce? Ik begrijp dat ze normaal vorige week moesten samenkomen maar dat het nu deze week zal zijn. Wat is het vervolgtraject? Hoe verhoudt een en ander zich?
Hoe verhoudt zich dit ten aanzien van de evaluatie die u plant? In 2018 zal de persoonsvolgende financiering worden geëvalueerd. Ik leid uit uw antwoord af dat de uitrol van woon- en leefkosten pas tegen 2021 worden opgestart. De nieuwe deadline voor overeenkomsten zoals ze bestaan, is 31 maart. Wat gaat u eigenlijk evalueren? Wat zou u dat kunnen leren? Ik apprecieer trouwens wel dat u de intentie hebt om de neutraliteit wat woonvorm betreft, in te bouwen, dat u een aantal sociale correcties - zo heb ik dat toch verstaan - wenst in te voeren, dat er ideeën rond solidarisering zijn.
Mijn vraag is heel concreet: bent u bereid om een armoedetoets uit te voeren op de besluiten die hierrond nog moeten worden genomen? Daarop heb ik, denk ik, tenzij ik het heb gemist, geen antwoord gehoord.
U hebt uw administratie gevraagd om 'kort op de bal te spelen', om 'desnoods onderzoek te doen'. Er moet een toezichtskader en een regelgevend kader worden gemaakt. Alweer, wanneer is dat te verwachten? Betekent dat dat er vandaag al een actieve monitoring is van wat er op het terrein gebeurt? Het is niet zo dat er nu op het terrein geen evolutie is. De besluitvorming loopt eigenlijk achter op de evolutie op het terrein. Er wordt geschoven met deadlines en 'desnoods' zal men onderzoeken en kort op de bal spelen, maar eigenlijk vraag ik om een armoedetoets te doen. Het lijkt me de basis voor een armoedetoets te zijn dat men goed monitort.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik heb dezelfde vraag over de taskforce. Wanneer komt die samen? Wanneer kunt u het advies verwachten? Is dat een kwestie van dagen, weken of maanden?
U zegt dat u niet met richtprijzen gaat werken. U zegt dat het een individuele keuze is waar je woont, in een grotere of kleinere kamer, op het platteland of in de stad. Ik denk dat er een verschil is met gewone burgers die veel meer vrijheid hebben om een keuze te maken waar ze wonen. Mensen met een handicap kunnen soms noodgedwongen in een aantal voorzieningen terecht voor hun zorg of voor thuiszorg. In die zin is de ruimte voor de mensen om impact te hebben op de kosten, beperkt. Zij zijn vaak gebonden aan een voorziening.
U zegt dat er transparantie moet zijn over de kosten. De echo die we krijgen, is dat de voorzieningen best transparant zijn, maar dat de facturen wel zijn wat ze zijn. De gebruikers worden dan geconfronteerd met een voorziening die heel eerlijk de facturen op tafel legt en hun zegt wat dat betekent voor woon- en leefkosten. De gebruikers hebben natuurlijk weinig verweer omdat ze maar kunnen vaststellen dat dat de realiteit is. Hun impact op de kostprijs van een gebouw, van de gronden, van huur is gewoon veel beperkter dan voor individuele burgers die meer keuze hebben over waar ze wonen en in welke omstandigheden. Dat is niet oké, want mensen met een handicap zouden dezelfde keuze moeten hebben maar in de realiteit is dat vaak niet zo.
Het is van belang dat erover wordt gewaakt. U verwijst daarvoor naar de evaluatie om na te gaan wat het gaat geven. De vraag is of we er niet dichter op moeten zitten. Bijna de helft van mensen met een handicap heeft een groot armoederisico. Nu woon- en leefkosten invoeren en achteraf evalueren om dan vast te stellen dat het toch wel een impact heeft gehad op de armoedesituatie, is te laat. Het is beter om nu goed na te gaan wat het betekent, voorziening per voorziening, wanneer er een overeenkomst wordt afgesloten dat er toch een soort controle van de overheid is. Vermijden dat mensen een factuurverhoging krijgen moet nog altijd het doel zijn. U zegt dat het VAPH erop toekijkt, maar wat het toezicht dan is en hoe proactief het is, is me niet helemaal duidelijk.
U zegt dat het aanvankelijk geen wens was om met sjablonen te werken. Nu wordt er eventueel toch naar gekeken om individuele overeenkomsten te hebben. Betekent dat dat er eerst sjablonen zullen worden ontwikkeld nog voor 31 maart, of komen ze later? Hoe verhoudt zich dit tot de deadline die verschoven is om dat waar te maken?
U zegt dat u ook zult kijken naar onderlinge solidariteit. Ik vind dat heel belangrijk. Persoonsvolgende budgetten hebben veel voordelen maar ook als nadeel dat voor mensen die samenwonen onderlinge solidariteit veel tastbaarder wordt omdat iedereen zijn budget heeft en dat je dan moet gaan samenleggen. Welke pistes ziet u om daarop te werken? Verwacht u dat dat spontaan komt tussen mensen of zijn er bepaalde instrumenten om dat waar te maken?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb voorlopig geen verdere vragen. Ik neem aan dat het veel duidelijker zal worden op het ogenblik dat het advies van de taskforce er is. Misschien was het ook niet erg geweest als we deze keer de vragen hadden uitgesteld.
De heer Persyn heeft het woord.
Collega van der Vloet had de bezorgdheid geuit over de implicatie van de gebruikersraad. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief hebt u aangekondigd dat de taskforce in deze periode aan de slag zou gaan. Het is een week uitgesteld, wat niet zo erg is. Hoe zullen de gebruikersraden daarbij worden betrokken of zeker gesensibiliseerd en geïnformeerd worden? Op het terrein wordt al van alles georganiseerd. Mensen wachten niet tot 2021. Hebt u enig zicht op hoe het kan worden georganiseerd en gefaciliteerd ?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, dit is natuurlijk wel een megatransitie. Wat natuurlijk duidelijk wordt naarmate de tijd voortschrijdt, is dat de financiering van die sector zich gedurende tientallen jaren op een bepaalde manier heeft ontwikkeld. Als je vanuit een totaal ander perspectief gaat financieren, namelijk vraaggestuurd in plaats van aanbodgestuurd, dan komen er inderdaad – en een aantal signalen moeten we ook ernstig nemen – een heleboel dingen aan de oppervlakte waarover de vertegenwoordigers van de sector – en daar zijn ook de gebruikers bij in de taskforce – op een hoog tempo proberen overleg te voeren om na te gaan hoe daarmee moet worden omgegaan en of er in een aantal gevallen regelgevend moet worden opgetreden. Het is belangrijk om dat te zeggen.
Ik heb bij de vorige bepaling van onze agenda gewaarschuwd en gezegd dat, vlak voor de kerstvakantie, ik op een aantal vragen niet veel antwoord zal geven omdat ik wist in de timing wat er nog stond te gebeuren en omdat de adviezen van de taskforce moeten worden ingewacht. Dat geldt trouwens ook voor de sociale onderhandelingen die bezig zijn.
Mijnheer Van Malderen, ik kan niet en ik heb ook eigenlijk geen zin om mijn lijst van vragen te geven die ik stel. Ik heb tweewekelijks structureel overleg met een aantal mensen van het VAPH. Ik probeer alle dossiers systematisch op te volgen en na te gaan wat de voortgang is. In die zin is dat bijna de gewone dagelijkse gang van zaken. Het kabinet probeert na te gaan wat zich in de administratie en in het raadgevend comité afspeelt.
We stellen de datum voor het opstellen van de dienstverleningsovereenkomsten uit, maar daar is dan ook geen geweldig sanctiemechanisme aan verbonden. Iedereen voelt aan dat op het terrein mensen meer tijd nodig hebben om elkaar daarin te vinden.
Ik koppel dit aan de vraag van mevrouw Van den Brandt rond de solidariteit. Ik heb natuurlijk voldoende contact met mensen uit het veld. Dat is ook de vraag die ik aan de taskforce heb gesteld: ik vind het belangrijk dat men ook eens uitspreekt dat er ook in een voorziening een soort keuze kan worden gemaakt voor een bepaald model van samenleven waarbij solidariteit, ook in het dragen van een aantal uitgaven, belangrijk kan zijn. Het feit dat we naar individuele dienstverleningsovereenkomsten gaan en later naar woon- en leefkostenafsplitsingen, kan of moet niet tot gevolg hebben dat het supergeïndividualiseerd moet worden. Men kan perfect zeggen – ik heb gebruikersraden ontmoet die daar ook sterk voor pleiten – dat, als men beslist dat men ergens komt wonen of beslist dat het voor zijn kind daar het beste wonen is, dat kan betekenen – in alle transparantie en op voorhand geweten – dat sommige kosten geforfaitiseerd worden en sommige als gemeenschap worden gedragen. We gaan dit niet tot op de komma na of in een verantwoordingssysteem steken. Er zijn, wat mij betreft, voldoende vertegenwoordigers van bewoners die daarvoor pleiten. Het moet dan natuurlijk ook door de sector worden overwogen. Ik heb alleszins gevraagd om, wat dat betreft, toch ook te overwegen of daarover geen standpunt of een gedragen standpunt publiek moet kunnen worden gemaakt.
Ik heb geen probleem om over de adviezen die de taskforce formuleert, overleg te hebben met de verenigingen die opkomen voor mensen in armoede. Zoals gezegd, ben ik absoluut ook vragende partij om na te gaan op welke manier we een aantal beschermingsmechanismen kunnen invoeren als dat nodig is. Wat mij betreft, is er alle openheid om daarover te spreken.
Bij de voorbereiding die aan het transitieproces vooraf is gegaan en ook in de loop van het jaar, heb ik begrepen dat de taskforce niet tot de conclusie is gekomen dat men moest gaan naar sjablonen of standaardconcepten. Ik denk dat het dan vooral een kwestie is van te leren wat er op het terrein gebeurt. Ik weet dat men vanuit de verschillende voorzieningen toch wel met modellen werkt. Het lijkt me ook een logica en een dynamiek te zijn dat men de expertise probeert te bundelen en ondersteunend materiaal te maken. Dat gebeurt zeker in de sector.
Kort op de bal spelen wil zeggen dat, als wij signalen opvangen waarbij er sprake zou zijn van uitzonderlijke kosten, wij die concreet onderzoeken en nagaan wat daarvan juist is en of er moet worden ingegrepen. Wij proberen echt wel te vatten welke dynamiek er op het terrein zou kunnen zijn. U hebt enkele weken geleden hier het VAPH gehoord. Zij zeggen dat ze er op dit moment geen systematiek in zien, maar het belet niet dat we er alert voor zijn en blijven. Telkens als we dit soort concrete verhalen horen, proberen we de context daarvan na te gaan en te begrijpen. Ik heb ook gevraagd dat er in de taskforce daarover voldoende wordt overlegd om te zorgen dat, als er een advies komt, dat wel zeker inspeelt op de zaken die men vanuit het terrein daarrond zou signaleren.
Begin volgend jaar komt er een Mozaïekbesluit – dat zal u niet verbazen – om een aantal zaken die in de taskforce worden besproken, regelgevend om te zetten. We zullen dan uiteraard ook de termijn meenemen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, het laatste wat u zei, is op zijn minst informatie.
Telkens als het hier gaat over een of meerdere aspecten van PVF, haalt u aan dat het een megatransitie is. Op zich is dat natuurlijk geen verantwoording. Het feit dat het een megatransitie is, maakt dat we bijzonder zorgvuldig moeten omspringen met de manier waarop dit wordt aangepakt.
Het is eerder al duidelijk geworden dat men kamerbreed achter het principe van persoonsvolgende financiering staat. Alleen bestaan er nogal wat vragen over de manier waarop dit concreet wordt vormgegeven. Ik vind dit deeldossier daar echt een toonbeeld van. Op het terrein zijn er dingen bezig. Men fietst een beetje in het donker, want er zijn eigenlijk weinig richtlijnen. Er komen signalen naar boven dat er een aantal problemen rijzen. En dan proberen we te remediëren. Je zou zeggen: goddank, remediëren! Maar het zou misschien beter zijn om een aantal dingen proactief aan te pakken.
In verband met de overeenkomsten stel ik nu vast dat dat is uitgesteld tot 31 maart. Maar, minister, heb ik nu echt goed genoteerd dat u zegt dat u geen zin hebt om op uw lijst van vragen te antwoorden? Want ik dacht dat het de taak was van het parlement om een minister vragen te stellen en dat het deel uitmaakt van uw ministeriële verantwoordelijkheid om daar ook antwoorden op te geven. En als het u geruststelt, minister, het zijn niet zozeer mijn vragen, maar het zijn vragen die op het terrein worden gesteld. Ik neem akte van wat u daarnet als antwoord hebt gegeven. Ik vind dat eigenlijk bijzonder pijnlijk.
Ik heb u gevraagd wat nu het vervolgtraject is. Als dat absurde vragen zijn, dan moet u mij dat zeggen. Wat is het vervolgtraject van de taskforce? Ik lees: “We gaan naar een mozaïekbesluit begin volgend jaar.” Dan vraag ik me af: gaan we de mensen daarover dan briefen? Want de deadline valt wel op 31 maart. Ik wil heel optimistisch zijn, maar als de taskforce volgende week bij elkaar komt en men vervolgens nog een besluit moet maken en het Mozaïekdecreet door de Inspectie van Financiën, de ministerraad enzovoort moet loodsen, dan wens ik u veel geluk. De periode tussen die goedkeuring en 31 maart zou weleens kort kunnen zijn.
Verder hebben we u gevraagd wat de interactie is tussen de discussie rond woon- en leefkosten enerzijds en de evaluatie van persoonsvolgende financiering. Ik mag hopen dat de problemen die u vandaag hebt om tot een goede regeling te komen rond woon- en leefkosten geen aanleiding geven tot een bij wijze van spreken per definitie negatieve evaluatie van persoonsvolgende financiering. Want anders is de chaos toch wel op een rare manier geïnduceerd.
Ik meen u te hebben horen zeggen dat u eigenlijk een armoedetoets wilt doen. U zegt dat u gerust met de adviezen in overleg wil gaan met armoedeverenigingen. Dat is de helft van een armoedetoets. De andere helft is de cijfermatige onderbouwing – en dat was de tweede helft van een vraag. Kunt u zich verbinden om werk te maken van een gedegen monitoring? Nu lijkt het mij alsof men wacht tot er signalen komen en dat er ‘excessen’ zijn, abnormale waarden die men noteert. Het zou kunnen getuigen van goed beheer mocht u zeggen: ‘We zullen dat gedegen monitoren, kijken wat de impact is op het gebied van armoede en op basis van adviezen en cijfers het gesprek aangaan.’ Dan hebt u een volledige armoedetoets. Dat is geen fetisj, het gaat over een methode van werken en het serieus nemen van de problematiek van armoede.
U hebt de deur opengezet. Ik ben al blij met die openstaande deur, maar u kunt dit vervolledigen, minister.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Er is een groot draagvlak om te werken met persoonsgebonden budgetten. Er is een brede vraag naar, met een breed draagvlak. Dat draagvlak is natuurlijk niet oneindig. De laatste twee jaar of het laatste jaar is al heel hard aangetast door het feit dat mensen geconfronteerd worden met een duidelijkheid, onzekerheid, met een hele vorming. Het is voor een stuk een kinderziekte, maar een aantal ziektes kunnen wel structureel zijn.
Enerzijds is er dus het organisatorische aspect, dat heel veel terechte frustraties, vragen en opmerkingen heeft opgewekt. Maar nu komt er voor de individuele gebruiker de financiële vraag bij: betekent dit een verhoging van mijn factuur of niet? Voor een stuk gaat dat over: hoeveel punten heb ik in mijn rugzak, hoeveel budget heb ik? Maar het gaat ook over: wat betekenen die woon- en leefkosten?
Dat is eigenlijk een soort van tweede ronde, waarbij dat draagvlak voor die persoonsvolgende financiering onderdrukt wordt. Mensen stellen in de praktijk bepaalde zaken vast en zeggen: ‘Als ik dat had geweten…. Nu moet ik hier plots 30 procent bijbetalen’. Ik hoor u niet zeggen dat u kunt garanderen dat de totaalkost van de gebruiker gelijk blijft, dat die niet zeer sterk zal stijgen of gigantisch zal veranderen. Terwijl ik dacht dat dat wel het engagement was dat in het begin was gemaakt, namelijk dat er een nieuwe manier van financiering is, dat er misschien een kleine variatie kan zijn op de prijs, maar dat die niet gigantisch veel kan zijn. Daarover maak ik mij wel zorgen. Want als morgen plots blijkt dat iedereen meer betaalt of dat zwakkere groepen plots een zwaardere kost hebben, dan zullen we dat achteraf wel evalueren, maar dan is het wel te laat. Want als die kosten zijn ingevoerd en die facturen zijn ingesteld, kun je dat niet zomaar terugdraaien en veranderen.
Ik hoop dat die transitie helemaal wordt opgevolgd en dat het VAPH goed zal toezien op de werking van die gebruikersraden. Die gebruikersraden keuren heel vaak zaken goed omdat er transparante facturen worden gegeven, maar de facto zou het een verhoging van de factuur kunnen betekenen. De bereidheid van mensen om daarin mee te gaan, het begrip van de mensen, mag niet wordt misbruikt. Er moet op worden toegekeken dat de totaalprijs voor de gebruiker, in welke woonvorm die ook verkiest te wonen, niet gigantisch stijgt.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het inderdaad de taak is van het parlement om problemen die worden gesignaleerd, aan te kaarten. Dat gebeurt hier regelmatig en dat is goed.
Maar we moeten ook realistisch zijn, collega’s. Hoewel er een heel groot draagvlak is voor de transitie naar persoonsvolgende financiering, kun je niet alles voorzien. Niet alles is perfect in deze wereld. Wat nu blijkt – en dat moeten we eerlijk aan elkaar durven toegeven – is dat er in het verleden misschien wel problemen waren die niet gesignaleerd werden, maar nu naar boven komen, wegens deze transitie. En dat is ook goed. En op dat moment – ik heb het daarnet ook al gezegd – is het belangrijk om dat te blijven opvolgen. Het advies van de taskforce is daarbij heel belangrijk.
De minister verwees naar het kwaliteitsbesluit, dat de grondslag moet zijn voor wat er kan gebeuren. Er hangen daar twee principes aan vast: transparantie naar de gebruikersraad toe en transparantie in de dienstverleningsovereenkomsten. Dat is een heel belangrijk aspect dat zal moeten worden opgevolgd door het VAPH.
We gaan ervan uit dat, als dat in een besluit staat, dat ook zal worden opgevolgd en dat er ook duidelijk zal blijken dat dat zo moet gebeuren, voor de bewoners, voor de personen met een handicap. We gaan er ook van uit dat, als er problemen zijn, die ook zullen worden aangepakt. We zullen dat verder opvolgen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik zal uiteraard alle vragen van het parlement beantwoorden, naar wat binnen mijn mogelijkheden ligt. Dat is niet het punt. Maar als uw vraag zou zijn dat ik u een lijst moet bezorgen van de vragen die ik aan het VAPH stel, zal ik dat niet doen. U mag ervan uitgaan dat ik de vragen aan het VAPH stel aan de hand van de thema’s die volgens mij belangrijk zijn, en dat zijn onder meer de vragen die door u hier aan mij worden gesteld. Die vragen worden natuurlijk met het VAPH besproken.
Dat is nu niet echt de kern van de zaak. Er zijn vele bezorgdheden en vragen naar opvolging die ik alleen maar kan beamen. Mevrouw Van den Brandt, het is heel juist: er is voor de voorzieningen geen euro afgegaan van het budget dat in 2017 beschikbaar was om de zorg te verlenen. We hebben heel erg ingezet op de zorggarantie en dat is ook de geest waarin we de transitie moeten doen. En we wisten allemaal dat die inventarisatie van de woon- en leefkosten iets ging worden voor degenen die al onder het vroegere systeem aanbodgefinanceerde ondersteuning kregen en zich zou uitstrekken tot het jaar 2020-2021. Maar dat belet niet dat in de loop van de onderhandelingen vragen daaromtrent moeten worden beantwoord. Dat heeft natuurlijk een zekere urgentie.
Daarom wordt dat al een tijdje voorbereid in de taskforce en wordt eraan gewerkt om naar een advies te kunnen gaan. Zoals gezegd, ben ik uiteraard samen met u vragende partij om heel klaar te zien, zodat we geen effecten krijgen die echt ongewild zijn. U mag ervan uitgaan dat, ook op het moment dat het VAPH hier opnieuw zal verschijnen om een rapportering te doen, er wat dat betreft opnieuw stappen vooruit zullen zijn gezet.
Er is het feit dat men nu die datum niet haalt. Op zich zitten daar geen sancties op. Als het duidelijk is dat de sector vraagt om dat uit te stellen tot maart, dan kan ik alleen maar zeggen dat ik uiteraard probeer dat met veel goodwill reglementair op te nemen. Want als iedereen uit de sector het vraagt, hebben we er allemaal belang bij om de mensen die tijd te geven. Zoals gezegd, zullen we dat snel meenemen. Maar op zich is er geen wiel mee af dat dat niet is gebeurd voor het einde van het jaar.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.