Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik heb de polders en de graslanden daar al een tijdje verwaarloosd, dus het wordt tijd dat we toch weer eens kijken hoe het daar zit. Minister, wat stel ik vast? Dat na opeenvolgende jaren van abnormale droogte in de polders de broedvogels ook in 2017 een rampzalig broedseizoen hebben gekend. Dat is redelijk algemeen zo in de polders: in de regio’s Oostende-Oudenburg, Blankenberge en Knokke-Damme. Er is dus echt een verdroging, met gevolgen voor die broedvogels.
Dat kon deels worden gecompenseerd door het plaatsen van pompen op zonne-energie in een aantal gebieden waar dat echt heel belangrijk is. Daardoor kon dan het waterpeil plaatselijk worden verhoogd, maar dat is natuurlijk een beetje een druppel op een hete plaat. Er loopt een doctoraatsstudie van de Universiteit Antwerpen, onder leiding van professor Meire, met name met betrekking tot de Uitkerkse Polder. Dat onderzoek bevestigt de ernst van het probleem. Het grondwaterpeil in poldernatuurgebied staat op een historisch laag peil, van 1,60 meter onder het maaiveld, las ik. Ik kon het bijna niet geloven, maar als geleerde heren dat zo zeggen, dan zal dat kloppen. In het beste geval zal het jaren duren om dat weer goed te krijgen, met een risico op een algemene verzilting, want dat heb je natuurlijk ook, zeker aan de kust: op het moment dat het grondwaterpeil, het zoet water daar in gevaar komt, dan komt daar zout water voor in de plaats. Dat is toch wel een belangrijke bedreiging, ook voor de landbouw. Het is misschien goed om dat er meteen bij te zeggen.
Minister, ik heb de indruk of het gevoel, tenzij u me straks het tegenovergestelde zegt en dat aantoont, dat de polderbesturen, zeker in die regio, toch nog altijd een beleid voeren dat nog vooral gericht is op drooglegging en waterafvoer, zonder rekening te houden met de natuurwaarden.
Ik heb dan ook een paar vragen voor u opgelijst. Hebt u de indruk dat de polderbesturen voldoende op de hoogte zijn van dat risico op verzilting, wat ook voor de landbouw toch geen goede zaak is? Zijn de polderbesturen voldoende op de hoogte van de impact van de drooglegging op kwetsbare fauna en flora? Vaak gaat het in dezen om Europees beschermde IHD-gebieden (instandhoudingsdoelstelling), waarvoor Vlaanderen verplicht is de nodige maatregelen te nemen. Hoe schat u de impact in van het verdrogen van die polders? Ik weet wel dat daar een aantal mensen of instellingen mee bezig zijn, maar is er een specifiek orgaan of een specifieke figuur die de verdroging en verzilting vanuit milieuoogpunt volgt en in kaart brengt? Zo ja, wat is zijn of haar taak precies? Welke acties werden reeds ondernomen om de grondwaterstanden te corrigeren waar dat kan? Bent u bereid om, mocht dat nodig blijken, bufferzones te creëren in die gebieden waar de grondwaterspiegel bepalend is voor fauna en flora?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, de problematiek van de verzilting houdt heel wat mensen bezig. In de poldergebieden is dat inderdaad iets dat de nodige aandacht vraagt, zeker ook van de polderbesturen, maar ze zijn zich daarvan bewust. Gouverneur Decaluwé heeft diverse overlegvergaderingen samengeroepen om die problematiek zeer grondig te bespreken. Alle polderbesturen waren daar trouwens aanwezig. Een aantal van die besturen hebben ook extra metingen gedaan van het zoutgehalte in de polderwaterlopen. Er werd ook afgesproken om het zoutgehalte in de toekomst ook nauwgezet verder in kaart te brengen. Specifiek voor de Oostkustpolder werden, in het kader van het raamakkoord inzake het waterbeheer in een deel van de Oostkustpolder in functie van het duurzaam behoud en de uitbreiding van het Zwin als natuurlijk intertijdengebied, afspraken gemaakt om het risico op verzilting te milderen.
Het is inderdaad belangrijk dat het peilbeheer in natuurgebieden voldoende wordt afgestemd op de beoogde natuurdoelstellingen. Dat spreekt voor zich. Onder meer voor weide- en moerasvogels is dat cruciaal. Ook de polderbesturen zijn daar zeker van op de hoogte. Er zijn inderdaad ook studiedagen. U verwees zelf naar een studiedag, waarop uw vraag is gebaseerd. Die studiedag werd door ons departement georganiseerd net om die polderbesturen daar ook over te informeren. Iedereen is het erover eens dat bij het peilbeheer de veiligheid van de in het gebied gelegen bebouwing en infrastructuur centraal staat. De uitdaging is vooral om het peilbeheer gericht op de natuurdoelstellingen in specifieke gebieden zo te realiseren dat er geen negatieve effecten zijn voor de andere doelstellingen. Mede gelet op de veelal versnipperde eigendomssituatie is dat niet altijd evident. Specifiek voor de Uitkerkse Polder heeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in functie van deze uitdaging een grondwatermodel ontwikkeld. Uit de resultaten van dat model blijkt dat het een haalbare uitdaging is om gebiedsgericht verschillende peilinstellingen te realiseren en de gewenste hydrologische isolatie te realiseren.
Ik heb aan de gouverneur van West-Vlaanderen gevraagd om het overleg met alle betrokken actoren opnieuw te starten. Ik denk dat de nodige instrumenten vandaag beschikbaar zijn om ter zake tot een globaal akkoord te kunnen komen. Een combinatie van gebiedsgerichte afspraken inzake peilbeheer en ruimtelijke differentiatie moet het ook mogelijk maken om de peilinstellingen in het SBZ-gebied (speciale beschermingszones) zo te regelen dat we de instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd kunnen krijgen.
In de meeste poldergebieden is er al een uitgebreid meetnet aanwezig. Die gegevens zijn voor iedereen raadpleegbaar op www.waterinfo.be. Inzake verzilting participeert de VMM aan het Europese project Topsoil. In het kader van dat project wordt gewerkt aan een nieuwe kartering van de actuele verziltingsgraad van de grondwaterspiegel in het poldergebied. Aansluitend zal worden onderzocht in hoeverre lokale maatregelen de zoetwaterbeschikbaarheid kunnen vergroten om de klimaatuitdaging aan te gaan. De Vlaamse overheid neemt dus heel gerichte initiatieven.
Inzake droogte is er natuurlijk ook de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW). Er is een coördinator aangesteld. De bedoeling is om een Vlaams waterschaarste- en droogterisicobeheerplan op te maken.
Het is mogelijk om bufferzones in te stellen indien die mee een oplossing kunnen vormen. Dat kan een van de opties zijn die mee moeten worden besproken in het overleg voor de Uitkerkse Polder. De vraag is evenwel of bufferzones een noodzaak zijn. Uit het grondwatermodel blijkt duidelijk dat de opstuwing in een deelgebied weinig tot geen invloed heeft buiten de opgestuwde zones. Indien homogene gebieden kunnen worden gerealiseerd, zijn bufferzones dus wellicht niet nodig.
Mijnheer Vandaele, u stelt een terechte vraag, maar dit lijkt me toch ook wel een duidelijk bewijs dat de overheid dit ook ernstig neemt en er ook werk van wil maken, ook in overleg met alle actoren.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. We twijfelen natuurlijk niet aan de kennis en kunde van onze gouverneur, een oud-collega. (Opmerkingen van Bart Caron)
Absoluut niet, collega Caron.
U bevestigt inderdaad dat er werk van wordt gemaakt, dat er veel wordt overlegd, dat er ook wel wordt gemeten. Specifiek wat het Zwin betreft, we weten dat dat heel wat voeten in de aarde heeft gehad, ook wat de uitbreiding betreft. Er was ook de vrees van de landbouwers daarover, over wat het gevolg zou zijn van het verder inlands brengen van het zout water, ook de gevolgen qua verzilting enzovoort. Ik ben het met u eens dat er zeker op die plek heel wat werk is verzet, dat er heel wat studies zijn gebeurd. Met name inzake de Uitkerkse Polder heb ik toch soms het gevoel dat er misschien ook wel wordt gestudeerd en gemeten, maar dat de resultaten in elk geval uitblijven. Men kan immers heel veel meten en men kan heel veel overleggen, maar als je ziet dat daar de waterstand met meer dan anderhalve meter onder het maaiveld komt, dan is daar toch een probleem, en dan denk ik dat er daar echt wel meer moet gebeuren dan overleggen en meten.
U hebt op een bepaald moment gezegd dat de veiligheid van gebouwen en infrastructuur centraal staat. Ik vond dat een vreemde zin. Ik zou daaraan durven te twijfelen. Ik denk dat u dat hebt gezegd, hoor. Ik heb het opgeschreven. Ik denk dat dat in bepaalde zones misschien niet zo is, en dat andere belangen, in dit geval de natuurwaarden, misschien wel de bovenhand moeten halen, zeker op die plekken waarvan ik me kan voorstellen dat het aantal gebouwen en aanwezige infrastructuur er eigenlijk niet zo indrukwekkend zijn, maar de natuurwaarden wél. Ik zou er toch op willen aandringen om dat zeer goed op te volgen en uw diensten de nodige armslag te geven om dat te doen, zodat ook die natuurwaarden, naast de veiligheid van infrastructuur en gebouwen en naast de belangen van de landbouw, zouden doorwegen, zeker op die plekken waarvan we als overheid hebben beslist dat die natuurwaarden er daadwerkelijk moeten doorwegen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.