Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Onderwijsachterstanden worden vaak gelinkt aan de talige achtergrond van de leerlingen. Het is daarom van ontzettend groot belang dat wij onze anderstalige nieuwkomers zo snel mogelijk deze Nederlandse taal onder de knie leren krijgen. We hebben dat georganiseerd via het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN). Op deze manier worden leerlingen die nog niet lang in Vlaanderen zijn en het Nederlands niet of onvoldoende machtig zijn, geschoold om de taal zo goed als mogelijk beheerst te krijgen. Er zijn ook vervolgtrajecten voor deze OKAN-leerlingen. Die worden dan gevolgd door de vervolgcoaches. Zij staan in voor de begeleiding, de ondersteuning en de opvolging van de gewezen OKAN-leerlingen en voor de expertiseoverdracht en expertiseopbouw van de vervolgscholen.
Sinds 1 september 2016 werd de omkadering voor de vervolgcoaches substantieel verhoogd. Per regelmatige leerling ontvangt elke school nu 0,9 uren-leraar vervolgcoaching. Er startten 176 vervolgcoaches, waarvan 141 extra, en daarnaast maakte de Vlaamse Regering 9,2 miljoen euro vrij voor de vervolgcoaches in 2017. Uit het monitoringrapport blijkt dat de drie grootste effecten van deze extra omkadering de volgende zijn – en het zijn er toch wel heel belangrijke –: een intensievere opvolging van elke ex-OKAN-leerling is nu mogelijk, er zijn verhoogde slaagkansen waar te nemen en er is een verhoogd welbevinden genoteerd bij de ex-OKAN’ers.
Er blijven uiteraard nog een aantal knelpunten overeind. Uit de monitoring blijkt dat sommige vervolgscholen weigerachtig staan tegenover de opvang van OKAN-leerlingen. Wanneer de OKAN-leerling doorstroomt naar een school voor buitengewoon onderwijs, ontbreekt vaak de expertise bij de vervolgcoaches. Verhoogde ondersteuning volstaat niet voor niet-begeleide minderjarigen en de vroege inschrijving in vervolgscholen maakt dat OKAN’ers al een vroegtijdige school- en studiekeuze moeten maken. Het leerlingenaantal neemt nog toe na de februaritelling. Tot slot zijn de uren-leraar versnipperd en worden ze uiteenlopend aangewend.
Het specifieke urenpakket voor de OKAN-leerlingen en de uren-leraar voor de vervolgcoaches zijn gekleurde middelen. Ze moeten dus zeker worden ingezet voor de OKAN-leerlingen. Toch werd het laatste knelpunt uit het monitoringrapport over de uiteenlopende aanwending van de middelen op de studiedag van 21 november 2017 nogmaals onderstreept. Vervolgschoolcoaches zeggen dat ze niet weten hoe het systeem werkt en dat iedereen eigenlijk een beetje doet zoals hij of zij denkt dat het goed is. De betrokkenheid van de vervolgcoaches is zeer sterk, maar de middelen moeten wel worden gebruikt waarvoor ze dienen, en dat blijkt nu niet altijd het geval te zijn. Wie middelen genereert, moet natuurlijk ook consumeren waarvoor ze dienen.
Bij de verhoging van de middelen in 2016 werd ook bepaald dat er meer aandacht moest gaan naar de ondersteuning in de vervolgschool. Minister, in de commissie Onderwijs van 20 april 2017 gaf u aan dat er maatregelen genomen werden opdat de vervolgcoaches worden ingezet in de school waar de ex-OKAN’er zijn vervolgtraject ook effectief aanvat, in plaats van in de school waar de leerling OKAN had gevolgd. In de praktijk blijkt dit niet op punt te staan. In het secundair onderwijs worden middelen immers toegekend op basis van de voorafgaande teldatum van 1 februari. Dat maakt dat de middelen niet meegaan met de school waar de leerling terechtkomt, tenzij er al heel vroeg een school- of studiekeuze wordt gemaakt. Dat kwam naar voren als een van die knelpunten. Het geld stroomt dan uiteindelijk toch niet voldoende mee.
Tot slot moeten vervolgcoaches gewezen OKAN-leerlingen theoretisch gezien over heel Vlaanderen begeleiden. Dat heeft tot gevolg dat de coaches zeer grote afstanden moeten afleggen en leerlingen minder frequent kunnen begeleiden. Bovendien worden dezelfde leerlingen dikwijls reeds begeleid door de vervolgcoach van de scholengemeenschap waarin ze terechtkomen. Er lijkt dus een dubbelheid te ontstaan.
Minister, wat is uw reactie op de resultaten van het monitoringrapport over de vervolgschoolcoaches? Welke maatregelen hebt u reeds genomen en zult u nog nemen om ervoor te zorgen dat de middelen voor de vervolgcoaching ook effectief worden aangewend waarvoor ze gegenereerd worden? Hoe evalueert u de genomen maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de middelen voor de vervolgcoaches worden toegekend aan de school waar de leerling terechtkomt? Hoe wilt u ervoor zorgen dat de middelen efficiënt en gecoördineerd worden ingezet?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, voor hen die ik nog niet heb gezien: gelukkig nieuwjaar aan allen. Het zal een boeiend jaar worden. En hopelijk is het een jaar met een iets betere luchtdoorstroming in onze commissie dan vandaag. Het ruikt hier heel slecht. Daarom heb ik gevraagd het raam open te zetten. Secretaris, dat staat nu in het verslag. Nu zullen ze ons niet meer in deze zaal laten vergaderen. Dat is eigenlijk de reden van mijn opmerking. (Minister Hilde Crevits lacht)
Mevrouw Krekels, u stelt een heel interessante vraag. Het is goed dat we even stilstaan bij het rapport van de inspectie. Eerst en vooral wil ik zeggen dat de monitoring bedoeld is om in kaart te brengen hoe de uren-leraar vervolgschoolcoaching worden ingezet en wat de activiteiten van de vervolgschoolcoaches zijn. Het rapport is eigenlijk geen evaluatie – dat weet u wel –, maar wel een inventarisatie van praktijken. De onderwijsinspectie heeft dat ook in haar rapport gezegd.
Waarom is dat zo? We hebben de regeling vervolgschoolcoaches drastisch gewijzigd, omdat de voorgaande niet goed werkte. Het is nu het eerste jaar dat die werkt. Het moet zich zetten. Dat is zoals bij de ondersteuningsnetwerken, waarover we het nog zullen hebben. Het is niet goed om iedere keer als je een nieuwe regeling invoert, onmiddellijk te zeggen: ‘En nu zullen we alles weer veranderen.’ Maar u hebt natuurlijk wel een punt: de middelen die we investeren, moeten wel worden aangewend waarvoor ze bedoeld zijn. Dat is een evidentie. Maar je moet ook een beetje de tijd geven om dat te laten doen. Daarom vind ik het zeer goed dat de inspectie heeft gezegd: ‘We zullen al eens bekijken wat jullie doen.’ En hoe heeft ze dat gedaan? De onderwijsinspectie heeft een inventaris gemaakt aan de hand van een online enquête. De directeurs van 79 scholen die onthaalonderwijs aanbieden, werden via e-mail aangeschreven om deel te nemen aan de bevraging. De deelnemingsgraad bedroeg bijna 90 procent, 89,6 procent om precies te zijn. Dat is zeer hoog. Maar dat betekent dat de resultaten gebaseerd zijn op de perceptie van de directeurs. Het is dus geen effectmeting. Het is wel interessant om dat te zien, maar we mogen er geen evaluatieverslag van maken.
Wat de aanwending van de uren betreft, wil ik benadrukken dat het schooljaar 2016-2017 een doorstartjaar is voor de scholen en de vervolgschoolcoaches. De middelen zijn uitgebreid, collega’s, maar de opdrachten zijn ook bijgestuurd en er moest ook een visie worden ontwikkeld. Want dat is allemaal in shock gekomen. Plots had je de toestroom van vluchtelingen. Dan zagen we dat die middelen terechtkwamen bij de school die de eerste opvang had gedaan. En dat bleef daar dan hangen voor de vervolgschoolcoach, maar de jongeren waren al lang weg. Nu proberen we dus daarop een rugzakprincipe toe te passen. Maar dat moet zich ook zetten. Dat heeft ook gevolgen, die u zelf vermeldt en die ook in het verslag staan, bijvoorbeeld dat er soms wat kilometers moeten worden gereden. Maar ik denk dat het wel ook een grote expertise binnenbrengt in scholen waar we in de toekomst meer aan zullen moeten wennen.
Het rapport biedt evenwel geen volledig beeld van de activiteiten van de vervolgschoolcoaches. Mevrouw Krekels, op dit ogenblik – en dat zal u wel interesseren – werkt mijn administratie samen met de inspectie op mijn vraag een plan van aanpak uit voor de evaluatie van de nieuwe regeling. Dus: eerst een bevraging naar de praktijken en dan de evaluatie. We moeten goed kijken naar wat de bedoeling was en hoe je dat aanpakt. Dat kun je ook niet doen na één jaar. Het is logischer dat je drie schooljaren neemt. Maar dan moeten we ook een fatsoenlijke evaluatie hebben. Zodra het plan van aanpak er is, zult u dat ook kunnen inzien.
Collega’s, we kunnen op verschillende manieren naar het rapport kijken. We kunnen focussen op wat nog niet goed loopt, op de knelpunten, op de tekorten, op de middelen en de inzet. We kunnen ook kijken naar wat de meerwaarde is van de nieuwe regeling die we hebben gemaakt dankzij de inspanningen van honderden, zeer gemotiveerde en geëngageerde personeelsleden.
Er is uiteraard een progressiemarge, maar collega’s, ik wil u toch wijzen op bladzijde 16 van het inspectierapport, waar staat: “De inspanningen van de overheid hebben geleid tot tevredenheid bij de OKAN-teams, een groter welbevinden bij de ex-OKAN-leerlingen en een nog grotere motivatie bij de vervolgschoolcoaches zelf. Zij voelen zich nu echt gewaardeerd voor hun volgehouden inzet voor een vlotte schoolloopbaan van de anderstalige nieuwkomers.” Dat is op zich al een stuk het doel dat we wilden bereiken.
Uit het rapport blijkt ook dat de uitbreiding van het urenpakket een veel professionelere aanpak van vervolgschoolcoaching mogelijk maakt – het gebeurt nog niet overal, maar het maakt het wel mogelijk – en dat de nieuwe regeling haar doel niet mist wat betreft de begeleiding, de ondersteuning en de opvolging van ex-onthaalleerlingen. Dat staat op pagina 14.
Ook informatiedoorstroming naar vervolgscholen blijkt accurater te kunnen gebeuren. Dat zie je op pagina 15. De beleidskeuze is volgens mij dus wel de juiste, ondanks het feit dat 2016-2017 een doorstartjaar is, wat je merkt uit het verslag waarin scholen zoekende zijn naar de beste manier om, binnen de omkadering en de regelgeving, OKAN- en ex-OKAN-leerlingen te begeleiden en hen alle kansen te geven op een succesvolle schoolloopbaan.
Ik lees hier een stevige basis om verdere progressie op te kunnen maken. Er is zeker ruimte voor progressie, niet het minst in het verhogen en delen van de expertise en de professionalisering van OKAN-personeelsleden.
Dit rapport moet je ook eens leggen naast de schoolloopbaan van OKAN- en ex-OKAN-leerlingen. Vorige week was er wat commotie rond een oud-directeur van het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil), die zei: ‘Zeker Afghaanse asielzoekers zijn vogels voor de kat.’ Wij hebben, naar aanleiding van deze zeer terechte problematiek, bekeken hoeveel jongeren er worden doorverwezen naar leren en werken. Het zijn er ontzettend weinig. Ik vind dat vreemd. Want het klopt dat voor jongeren die een mondje Nederlands hebben geleerd in de OKAN-klassen, werk soms een zeer goede stimulator kan zijn om te studeren. Maar we zien dat bijna niemand wordt doorverwezen naar leren en werken. Je moet dat OKAN-rapport en die schoolcoaches niet als iets geïsoleerds lezen, maar ook eens bekijken waar die meerwaarde kan worden geboekt in vervolgschoolcoaching. We gaan trouwens met die man in gesprek, samen met de federale staatssecretaris, om eens te bekijken hoe we nog een meerwaarde kunnen bieden naar zeer kwetsbare groepen en hoe schoolcoaching daarin een meerwaarde kan zijn.
Wat zal ik nog doen? Ik heb daar al een beetje op geantwoord: een plan van aanpak en gesprekken. Mevrouw Krekels, ik zou nu nog geen nieuwe beleidsmaatregelen nemen. Maar ik wil u vragen of u ertoe bereid bent om de evaluatie van de nieuwe regeling vervolgschoolcoaches af te wachten. Dat wil niet zeggen dat we stilzitten. We kunnen uit dit verslag al een aantal zeer interessante zaken halen binnen de regelgeving, om ervoor te zorgen dat die accurater werkt.
Het thema vervolgschoolcoaches maakt ook deel uit van het participatief traject dat we met het OKAN-veld willen lopen. Op 21 november hebben we daarvoor de aftrap gegeven, bij de studiedag. Er was een veelbelovende input. We zullen nu ook een vervolgdag organiseren, om te bekijken hoe we daarin nog verdere stappen kunnen zetten.
Ik merk wel dat de inspanningen die we leveren om stap voor stap het onthaalonderwijs in Vlaanderen te versterken, een model is dat internationaal hoge ogen gooit. Er wordt ons gevraagd, ook vanuit andere landen, hoe we dat doen, wat de resultaten zijn enzovoort. We moeten ook focussen op de goede dingen.
Mijn administratie werkt op basis van de output van die OKAN-studiedag een participatief traject uit om te bekijken hoe we een en ander kunnen versterken.
Collega’s, nogmaals: ik wil het debat over de kwaliteit van ons onthaalonderwijs zeker niet verengen tot een zuivere middelenkwestie. Het gaat over veel meer dan dat. Het engagement is er, maar je moet natuurlijk ook sturing kunnen geven.
Na de studiedag is er een terugkomdag. Die is ondertussen vastgelegd op 25 mei. Daar zal het OKAN-veld opnieuw worden teruggekoppeld. Er zal ook worden bekeken hoe we elkaar kunnen versterken, hoe we expertise kunnen delen. U zult als parlement opnieuw worden uitgenodigd, als u interesse hebt om te participeren aan dit moment.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad belangrijk om het zeker niet te verengen tot een middelendebat. Er zijn heel veel mensen op het veld die heel hard werken. Dat lezen we geregeld in de kranten. Mensen willen zich optimaal inzetten voor dit gegeven.
Het was inderdaad zo dat er wat commotie was ontstaan rond het OKAN-gegeven, wegens het voorbeeld van de heer van Fedasil. De pers was daar natuurlijk ook gericht op het emotionele aspect van die leerlingen, namelijk dat sommigen er niet aan toe zijn om te leren, omdat ze het eerst en vooral soms niet eens gewoon waren naar school te gaan en ergens uit een streek komen waar school nog geen evidentie is. Omdat wij in een heel andere maatschappij leven, vergeten we soms weleens dat dat niet voor iedereen evident is. Daarbij moeten ze dan nog een nieuwe taal leren. Ik vind het dus heel goed dat u zegt dat we dat aspect ook moeten meenemen, en dat we moeten nagaan in welke mate we binnen de OKAN-lessen daarin een meerwaarde kunnen leveren, zonder natuurlijk uit het oog te verliezen dat Nederlands leren het allerbelangrijkste is.
U zegt dat er geen nieuwe beleidsmaatregelen komen. Ik begrijp uiteraard dat we de ruimte moeten nemen om wat we hebben gedaan, kansen te geven. U zegt dat we wel kunnen zorgen voor een meer accurate toepassing van de regels. Dan moeten we wel kijken naar de datum van 1 februari. Het is de bedoeling dat de vervolgcoaches meegaan met de leerlingen. Op 1 februari hebben veel leerlingen vaak nog niet gekozen. We moeten toch kijken of dit op een of andere manier kan worden opgevolgd of dat er een soepelheid kan worden toegepast.
Ik vond het frappant dat vervolgcoaches zeiden dat ze nog niet goed weten hoe het systeem werkt. U hebt dat wel geduid. Het is nieuw en er zijn veel veranderingen, maar we moeten misschien toch als ‘quickwin’ kijken hoe we ofwel goede voorbeelden kunnen doorgeven ofwel de communicatie nog wat kunnen verduidelijken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Vooreerst zou ik de mensen die in OKAN actief zijn willen feliciteren met hun sterke inzet. De minister heeft er terecht op gewezen dat het rapport een overzicht geeft van de praktijk, maar nog geen echte evaluatie is. Als ik het rapport doorneem, dan vind ik wel dat we een genuanceerd beeld krijgen. De nieuwe regelgeving is hoe dan ook een stap vooruit.
Er blijven anderzijds aandachtspunten, wat evident is. Daarom is het op termijn ook nodig dat er meer monitoring en evaluatie komt die focust op de lange termijn. Indien wenselijk en noodzakelijk moet de regelgeving aangepast worden.
De keuze voor een participatief traject, zoals de minister nog eens onderlijnt en wat ook in de beleidsbrief stond, is hoe dan ook de juiste.
Minister Crevits heeft het woord.
Sinds vorig jaar zetten we ook vijf traumapsychologen in. De effecten daarvan staan nog niet in het rapport. Onderschat de meerwaarde daarvan niet. We hebben ze een jaar gehad, en het is nu verlengd met een jaar. Dit is een meerwaarde. Er zijn grote verschillen in wie naar hier komt of wie naar hier vlucht. Dat is ook voor scholen een grote uitdaging. De psychologische bijstand is zeker relevant.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk om constant te monitoren zodat we de middelen kunnen inzetten waar ze nodig zijn en dat ze op een goede manier worden gebruikt. Mag dit een ruggensteun blijven voor iedereen die zich inzet in het OKAN.
De vraag om uitleg is afgehandeld.