Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik had beloofd dat ik u een opvolgvraag zou stellen na mijn vraag om uitleg in september, dus bij dezen kunt u op mij rekenen, maar ook de landbouwsector, en specifiek de seizoenarbeid in de landbouw, want daarover wil ik het vandaag toch opnieuw even hebben.
Zoals u weet, zijn er in de landbouw heel wat seizoenarbeiders die via plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) werden ingezet. Er heerst dan ook enorm veel onzekerheid over de impact na de invoering van het nieuwe wijk-werken. Dat was ook een aandachtspunt in het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). We weten dat de sector aandringt op een overgangsperiode.
Eind september stelde u dat het overleg met de landbouworganisaties volop aan de gang was. U zag ook in het nieuwe wijk-werken zelf opportuniteiten. Ik citeer uit uw antwoord: “Het wijk-werken stelt geen maximum aan het aantal wijk-werkers dat op een bepaalde plaats mag gaan werken. Het is dus voor gebruikers mogelijk om meer wijk-werkers dan vroeger, in de landbouw bijvoorbeeld, aan te stellen om mee te gaan plukken of seizoenarbeid te doen. In plaats van vroeger vijf mensen aan te werven die veel meer uren deden en meer dan parttime, zou men er tien kunnen aanwerven die (...) een parttime doen.”
Daarnaast engageerde u zich ertoe om te bekijken of het besluit van de Vlaamse Regering zou moeten worden aangepast of niet. Er zou ook een interkabinettenwerkgroep (IKW) bijeenkomen. U wees ook op het beter benutten en bekendmaken van andere mogelijkheden, zoals werkervaringsstages, om mensen naar seizoenarbeid toe te leiden.
Minister, dat zijn uiteraard constructieve voorstellen, maar wellicht zal dit instrumentarium toch niet zo handig zijn voor een aantal fruit- en andere boeren. Ik verwijs in dat verband in het bijzonder naar de regio Zuid-Limburg, waar men al jarenlang mensen uit de provincie Luik en de Oostkantons engageert als seizoenkracht via het PWA-stelsel. In het nieuwe systeem van wijk-werken zal het immers niet meer mogelijk zijn om mensen uit een ander gewest te engageren. Dat maakt dat heel wat boeren, niet het minst in de voormelde regio, binnenkort wellicht met de handen in het haar zullen zitten wanneer ze op zoek moeten gaan naar nieuwe seizoenarbeiders, die geschikt en vooral ook gemotiveerd moeten zijn.
Minister, vandaar mijn opvolgvragen aan u. Werd er ondertussen overlegd met de landbouwsector om dit probleem van de seizoenarbeid op te vangen? Zo ja, wat waren de conclusies? Werd er ook daadwerkelijk overlegd tussen de kabinetten, en kunt u ook daarvan de bevindingen meegeven? Is een aanpassing van het besluit van de Vlaamse Regering over wijk-werken nodig? Zal er worden gewerkt met een overgangsperiode? Boeren krijgen ook te horen dat ze niet langer een beroep zullen kunnen doen op die PWA-seizoenarbeiders uit andere gewesten. Hoe zal dat worden opgelost, en hoe kunnen zij ook actief worden toegeleid naar alternatieve seizoenarbeiders? Bestaat het risico dat de boeren het probleem anders zullen proberen op te lossen, door meer een beroep te doen op buitenlandse plukkers?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Talpe, op 29 augustus vond het jongste overleg met de landbouwsector plaats. Met de sector hebben we de mogelijkheden binnen wijk-werken voor de landbouwsector overlopen, maar ook mogelijkheden van werkplekleren naar voren gebracht. Een expert inzake werkplekleren van VDAB was daarbij aanwezig, om op alle vragen te antwoorden. Tijdens dat overleg bleek ook dat we konden concluderen dat de mogelijkheden van de verschillende vormen van werkplekleren binnen de sector duidelijk onvoldoende bekend waren, en dat daarvan bijgevolg ook te weinig wordt gebruikgemaakt. De sector heeft dan gezegd zelf een actie te zullen doen om zijn leden te informeren en te sensibiliseren. Om dat verder te doen, kunnen ze uiteraard een beroep doen op VDAB.
We hebben ook een bijeenkomst van de IKW gehad. We hebben daar de adviezen van de SERV en de Raad van State besproken, op 28 september.
Rekening houdend met het resultaat van het overleg met de sector waarover ik zonet sprak, met de conceptnota die er al was in maart en met het SERV-advies, waarbij ik toch ook wil zeggen dat de SERV-partners het er unaniem over eens waren dat er geen afwijkingen kunnen zijn op het maximum van 60 uur maand per wijk-werker, zijn er tijdens die IKW-bijeenkomst geen aanpassingen aangebracht in het ontwerp van besluit betreffende wijk-werken. Het besluit is dan op 29 september 2017 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Dat betekent dus dat voor land- en tuinbouwbedrijven ook de bepalingen van toepassing zijn met betrekking tot het maximale aantal uren per wijk-werknemer, dus 60 uur en maximaal 630 uur per jaar, en met betrekking tot de te hanteren prijs per cheque.
Het aantal wijk-werkers is, zoals ik u ook al heb gezegd en u ook hebt herhaald, niet beperkt. In de IKW werd wel afgesproken dat VDAB zich maximaal zal inspannen om in de nodige toeleiding te voorzien naar de sector, niet enkel via wijk-werken, maar ook via andere instrumenten van werkplekleren of tijdelijke werkervaring. Dat is toch ook wel belangrijk. Die afspraak hebben we ook in de nota van de Vlaamse Regering opgenomen. Die kunt u daar dus terugvinden.
Er is niet in een overgangsperiode of overgangsmaatregel voorzien voor die activiteiten in de land- en tuinbouw. De PWA-werknemers die de overstap naar wijk-werken zetten, mogen wel langer dan twaalf maanden actief zijn, maar als ze de overstap maken naar wijk-werken, gelden ook die 60 uur en die 630 uur. Werkzoekenden of leefloongerechtigden wier domicilie zich buiten het Vlaamse Gewest bevindt, zullen inderdaad niet meer aan de slag kunnen gaan als wijk-werker bij land- en tuinbouwbedrijven die gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest. Het is aan de overige gewesten om te beslissen of zij dan nog wel de mogelijkheid hebben om een beroep te doen op hun PWA-stelsels, maar vandaag is dat niet het geval. Dat heb ik ook nog gezegd bij de bespreking van de beleidsbrief. Ze zouden dus hun reglementering moeten wijzigen, en we hebben geen indicatie dat ze dat van plan zijn.
In het kader van wijk-werken kan zowel VDAB als het OCMW voorzien in toeleiding van werkzoekenden naar de organisatoren van wijk-werken, maar dus ook naar die jobs die er zijn via andere instrumenten. Ze worden op hun beurt in contact gebracht met gebruikers die activiteiten aanbieden. De werkzoekende of leefloongerechtigde staat centraal, aangezien wijk-werken als een activeringsinstrument zal worden ingezet in een ruim traject naar werk. Dat betekent ook dat wijk-werkers enkel worden gekoppeld aan die activiteiten die bijdragen aan dat traject naar werk. Binnen de landbouwsector kan wel worden gebruikgemaakt, zoals ik al een paar keer heb gezegd, van diverse kanalen voor het invullen van de vacatures, zoals een intensief gebruik van werkplekleren, een intensieve samenwerking met de bestaande fruitcel van VDAB, het gebruikmaken van de plukkaart en uitzendarbeid. Of er dan nog nood is aan buitenlandse fruitplukkers kan ik echt niet voorspellen, maar samen met de sector, samen met VDAB proberen we binnen het kader dat nu bestaat, alles maximaal ingevuld te krijgen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is al de derde keer, denk ik, dat ik terugkom op die bezorgdheid voor de seizoenarbeid. Ik herinner me dat u zich er bij de bespreking van het decreet inzake wijk-werken toe had geëngageerd om dit probleem inderdaad met de sector te bekijken. We hebben inderdaad het nieuwe wijk-werken, maar ook een aantal alternatieve vormen. Die hervorming van PWA was noodzakelijk.
We volgen u ook volledig in die nadruk op activering, maar dat neemt niet weg dat het in de realiteit voor seizoenarbeid wel een oplossing op maat was, en dat die mensen nu toch wel met de handen in het haar zitten. Vooral konden ze ook een beroep doen op die andere gewesten, en daar zitten we nu toch wel met een probleem.
De grote vrees voor die sector is immers de volgende. Er is niet alleen de krapte op de arbeidsmarkt, en de dalende werkloosheid. Het delicate van het uitvoeren van die job wordt vaak over het hoofd gezien. Een appel plukken lijkt simpel, maar blijkbaar is dat allemaal veel complexer en moet men dat volgens de regels van de kunst doen, om geen schade te veroorzaken. Men doet dus toch graag een beroep op mensen die ervaring hebben, die betrouwbaar zijn, die men niet moet opleiden. Het gaat precies over seizoenarbeid, dus dat vraagt een zekere flexibiliteit. Dat zijn ook kortere periodes, dus als men dat telkens opnieuw aan heel wat mensen moet aanleren, dan kan ik absoluut begrijpen dat dat helemaal niet evident is.
U wijst enerzijds op de mogelijkheden van het nieuwe wijk-werken en anderzijds op die alternatieven, zoals werkervaringsstages, instapstages. Individuele beroepsopleiding (IBO) lijkt me ook een formule. Die kunnen uiteraard soelaas bieden, maar we horen ook wel van de sector dat er toch bezorgdheid en ongerustheid blijft over het opleiden, over de motivatie en over het feit dat die kanalen inderdaad niet altijd even goed gekend zijn. Ik hoor dus graag dat u met de sector het nemen van verdere initiatieven ter zake zult bekijken. Dat lijkt me inderdaad nodig. Zijn er nog mogelijkheden tot overleg met de andere gewesten om dat specifieke probleem aan te pakken? Tot slot denk ik dat die overgangsperiode voor de sector toch wel echt soelaas kan bieden.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben blij dat u met de sector hebt overlegd, maar ik deel wel de bezorgdheid van collega Talpe. De positie van de land- en tuinbouwsector is qua werkplek en in PWA, en dus ook in het wijk-werkverhaal, wat atypisch, omdat het echt over een economische sector gaat. De impact van de hervorming die we doorvoeren, kan hier dus ook wel groot zijn op de betrokken bedrijven, en dus ook op de welvaartscreatie die ze beogen en met zich meebrengen. Het is goed dat u met de sector de diverse opties van werkplekleren hebt aangebracht en eventueel het potentieel in kaart hebt gebracht. Ik zou willen vragen om daar een soort concrete monitoring op te plaatsen specifiek voor deze sector, zodat we na een half jaar of een jaar een eerste evaluatie kunnen doen van de impact van de hervorming op die sector, en om zeker specifiek met de sector verder de dialoog aan te gaan. Als ik hoor dat het ondertussen van augustus geleden is dat er gesprekken hebben plaatsgevonden, dan denk ik dat het toch belangrijk is om dat opnieuw op te pikken en te bekijken hoe men de kennis van de diverse bedrijven in de sector met betrekking tot de diverse formules van werkplekleren daadwerkelijk kan vergroten.
Idealiter zou er natuurlijk nog een aanpassing komen aan de regelgeving, met bijvoorbeeld het optrekken van het aantal uren in dit kader, maar dat kan misschien na een evaluatie in het kader van die monitoring opnieuw aan bod worden gebracht.
Eigenlijk zou het jammer zijn indien ook voor de betrokken werkzoekenden in de andere gewesten de werkplekken die men heeft, bijvoorbeeld in Zuid-Limburg, zouden wegvallen. De vraag is dus of u eventueel met uw collega van het Waalse Gewest alsnog de dialoog wilt aangaan om een opening te maken, zodat die werkplekken in het Vlaamse Gewest alsnog kunnen worden aangeboden, en op die manier bijvoorbeeld ook plukkers in de fruitsector kunnen worden ingezet in het kader van het PWA-systeem, dat in Wallonië nog altijd van kracht is.
De heer Ronse heeft het woord.
Het probleem van arbeidskrapte waarmee de seizoensarbeid kampt, mag je natuurlijk absoluut niet oplossen door aan mensen te zeggen: blijf wat langer in de werkloosheid, we gaan uw tijdelijk werkervaringstraject verlengen, of we gaan u wat meer tijdelijke werkervaring laten opdoen. Dat lijkt me een vrij perfide redenering. Dat ruikt naar gesubsidieerde jobs, en daar zijn we toch niet voor. Zodra iemand door tijdelijke werkervaring met een normaal contract aan de slag kan, dan moet dat gebeuren, punt aan de lijn. Ik denk dat de oplossing daarvoor inderdaad zit in het overleg met de andere gewesten. Niks houdt hen natuurlijk tegen om dat vanuit hun werkbegeleidingstrajecten en noem maar op te doen. Ik hoor echter dat men in Wallonië blijkbaar met PWA kiest voor het behouden van levenslange werkloosheid en maar twee uur per dag werken. Men zou dat dan eventueel kunnen openstellen voor jobs die in Vlaanderen voorhanden zijn. Als uit dat overleg zoiets kan komen, dan zou dat goed zijn, maar elke andere piste waarbij men mensen langer in de werkloosheid houdt om die seizoenarbeid zo te helpen, is zeer pervers.
Minister Muyters heeft het woord.
We hebben overlegd met de sector, maar blijven uiteraard in contact. Dan gaat dat in dit geval over VDAB. We zullen samen met hen, als er problemen zijn, ook bekijken op welke manier we ze kunnen oplossen. De sector engageert zich ook duidelijk mee. Ik denk dat ze ook mee zijn met het verhaal van wat wijk-werken wel en PWA niet betekende, van hoe dat kan worden ingeschakeld in een traject naar het normale economische circuit, ook in het belang van die mensen. Dat lijkt me toch wel allemaal belangrijk. Mijnheer Bothuyne, ik ga nu nog niet vooruitlopen op een evaluatie, laat staan op de conclusie dat er meer of minder uren moeten komen. Ik denk dat dat wat vroeg is, en het is zeker niet gericht op één sector. Wijk-werken heeft de bedoeling om mensen sneller naar een normaal economisch circuit te brengen.
We zullen een evaluatie vooral van daaruit bekijken en zien welke problemen er zijn, bijvoorbeeld met het vinden van goeie plaatsen.
Ten slotte, voor de Synerjobs is het probleem aangekaart. Dat kunnen we nog wel eens naar voren brengen, maar het initiatief moet van de andere gewesten komen. Zij moeten hun reglementering aanpassen. Mevrouw Kherbache, u vroeg of een PWA’er vanuit een ander gewest nog naar Vlaanderen kan komen. Neen, hij kan wel bij Vlamingen gaan werken als hij bijvoorbeeld een huis heeft in Wallonië, heb ik geantwoord. Als zij hun reglement aanpassen, kan dat wel, maar vandaag kan dat niet. Vandaag zien we niet dat ze de intentie hebben om dat te doen. Misschien hebben ze zelf genoeg jobs om hun PWA’ers op een zinnige manier aan jobs te houden, maar dat weet ik niet.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Uiteraard pleiten we niet voor het behoud van PWA of om daar uitzonderingen op toe te staan of om mensen in de werkloosheid te houden. In voorbije besprekingen zijn we daar heel duidelijk over geweest. Wij vragen om een oplossing op maat voor die sector. Daar kon een overgangsperiode wel enige ademruimte geven, zeker ook om de alternatieven beter te leren kennen, te omarmen en te gebruiken.
Minister, ik wil de oproep van collega Bothuyne ondersteunen om, als u niet onmiddellijk kunt bijsturen, toch zeker te evalueren en in te grijpen als dat nodig zou zijn. De werkloosheid in Vlaanderen daalt systematisch. Het zal zeker moeilijk worden om werkzoekenden te vinden, dat is de realiteit, daar moeten we niet blind voor zijn. Het wegvallen van de Waalse plukkers zal voor een aantal boeren op korte termijn een grote ramp zijn. Vaak zijn het uitgeweken Vlamingen die vanuit Wallonië in Limburg komen werken.
Minister, u zegt dat de andere gewesten zelf initiatief moeten nemen. Ik wil toch een pleidooi houden om even aan hun mouw te trekken. We kunnen ook zelf stappen zetten. We moeten dit nauw opvolgen. Soms is het een delicate oefening, maar we moeten toch kort op de bal spelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.