Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de studie van de Koning Boudewijnstichting met betrekking tot de Afrikaanse gemeenschap, in het bijzonder over hun werkgelegenheidssituatie
Vraag om uitleg over de studie 'Burgers met Afrikaanse roots: een portret van Congolese, Rwandese en Burundese Belgen'
Vraag om uitleg over de problematische positie op de arbeidsmarkt van Congolese, Rwandese en Burundese Belgen
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over het rapport van de Koning Boudewijnstichting, dat enkele dagen geleden is verschenen, over discriminatie bij Afro-descendenten, of mensen met Afrikaanse roots, die op onze arbeidsmarkt op zoek zijn naar een job. Zes op de tien personen met Afrikaanse roots in ons land hebben een diploma hoger onderwijs, maar ze worden vier keer meer met werkloosheid geconfronteerd dan de gemiddelde autochtone Belg. Dat blijkt uit een onderzoek van drie Belgische universiteiten bij een representatieve steekproef van de 110.000 Belgen van Congolese, Rwandese of Burundese afkomst.
Het cijfer is symptomatisch voor de discriminatie en het racisme waarmee medeburgers uit onze voormalige kolonies te maken krijgen. Eerder onderzoek toonde ook al dat werknemers met Turkse of Marokkaanse roots het veel moeilijker hebben op de arbeidsmarkt dan autochtone Belgen. Het verschil met de Afrikaanse werkzoekenden is echter dat die doorgaans veel hoger opgeleid zijn. Dat vertaalt zich evenwel niet in een hogere tewerkstelling. Integendeel, ze hebben het niet alleen veel moeilijker om aan een baan te raken, ze worden ook vaak tewerkgesteld in een statuut dat ver beneden hun opleidingsgraad ligt. Zo komen de Afrikaanse vrouwen zeer vaak terecht in schoonmaakploegen of als verpleegkundigen, jobs waar uiteraard ook niets mis mee is en die zeker hun waarde hebben, maar die natuurlijk niet in de lijn liggen van iemand die een hoge opleiding heeft genoten. En mannen, zelfs al hebben ze gedoctoreerd, moeten aan de slag als magazijnier of verkoper.
Opvallend is het hoge percentage van de ondervraagden dat aangeeft zelf slachtoffer te zijn geweest van discriminatie: 80 procent. Acht op de tien. Ze spreken daarbij niet enkel over discriminatie op het werk, minister, maar ook op school, bij het zoeken naar huisvesting, bij contacten met de Belgische instellingen enzovoort. Het structurele probleem van discriminatie, dat wij met onze fractie al meermaals in verschillende commissies hebben aangehaald, wordt hier dus nog maar eens, voor de zoveelste keer, bevestigd.
Minister, hoe verklaart u als minister dat deze groep van Afrikaanse werkzoekenden, ondanks hun hoge opleiding, zo moeilijk aan een job raakt? Dankzij hun hoge opleidingsniveau en dubbele identiteit heeft de groep werkzoekenden waarover sprake grote troeven op de arbeidsmarkt: ze hebben gestudeerd, ze hebben gedoctoreerd, ze hebben een hoge opleiding. Hoe kunt u ervoor zorgen dat die troeven beter gevaloriseerd worden op onze arbeidsmarkt?
Welke acties gaat u ondernemen om de heel specifieke discriminatie van deze groep op de arbeidsmarkt, die via dit onderzoek heel duidelijk naar voren is gebracht, tegen te gaan en ervoor te zorgen dat ze een eerlijke kans krijgen op de arbeidsmarkt, wat toch altijd de inzet moet zijn van het debat en van de acties die u onderneemt?
U bent bezig een mentaliteitswijziging op gang te brengen, hebt u al een paar keer aangehaald. Zult u extra initiatieven nemen omtrent deze grote groep werkzoekenden, om die mentaliteitswijziging op gang te brengen? Ilke Adam, een van de onderzoekers die aan het onderzoek hebben meegewerkt, geeft immers aan dat de stereotypering van de werkzoekenden nog een heel groot probleem is. De beelden die mensen hebben van Afrikaanse medeburgers, van Afro-descendenten, is vaak karikaturaal en niet aanvaardbaar in de samenleving waar we vandaag in leven. Welke extra stappen zult u daaromtrent ondernemen?
Bent u van plan om werkgevers via de sectorconvenanten aan te spreken over deze specifieke vorm van discriminatie?
Enkele dagen geleden stond in de kranten dat bewezen is dat praktijktesten werken. Het ging over de huurmarkt. Ik vroeg me af of dat, in combinatie met alle onderzoeken die u nu ziet, bij u ook de drang doet toenemen om daar werk van te maken om dit probleem op te lossen.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Voorzitter, het verheugt mij om te horen dat deze commissie zo hard werk maakt van aandacht voor discriminatie, voor kansengroepen op de arbeidsmarkt. Dan doet u zeer nuttig werk, want het is niet enkel een onrecht en een groot probleem voor de betrokkenen, maar ook een belangrijk probleem wat onze economie betreft, want we moeten ervoor zorgen dat we geen ‘waste of talent’ hebben.
Minister, ik wil me aansluiten bij de vraag om uitleg van de heer Annouri. Het verheugt me dat twee andere Vlaamse volksvertegenwoordigers deze problematiek ook even belangrijk vinden. Ik zou willen horen wat uw visie en uw beleid is ten aanzien van deze bijzondere doelgroep van Afrikaanse sub-Saharaanse personen die in het bijzonder afkomstig zijn uit landen als Congo, Burundi en Rwanda. Volgens de studie van de Koning Boudewijnstichting zouden die mensen in ons land een gemeenschap van ongeveer 260.000 mensen vormen.
Ik vind de studie bijzonder interessant. U hebt er natuurlijk ook kennis van genomen. De studie is zeer gefocust en toont aan dat deze doelgroep door zeer bijzondere en specifieke discriminaties en moeilijkheden wordt getroffen. De heer Annouri is er al op ingegaan. Ik zou ook mijn waardering willen uiten voor de onderzoekers en voor de Koning Boudewijnstichting, die deze problematiek zo structureel onderstreept.
Uit de studie blijkt duidelijk dat deze mensen deel van onze samenleving willen uitmaken, dat ze taal spreken en dat zowel de mannen als de vrouwen hoger zijn opgeleid dan de gemiddelde Belg. Het is heel confronterend vast te stellen dat deze mensen die zich willen integreren, zo sterk gediscrimineerd worden en zich gediscrimineerd voelen. De cijfers zijn daarnet vermeld. Hoewel 60 procent van de ondervraagden een diploma heeft, worden ze viermaal meer dan het nationaal gemiddelde door werkloosheid getroffen. Als ze werken, is het onder hun niveau. Vooral de vrouwen werken vaak in zeer seksespecifieke domeinen. Blijkbaar kunnen ze die grenzen niet doorbreken.
Het probleem doet zich voor bij de eerste generatie. Aangezien ze nog te jong is, beschikken we nog niet over cijfers voor de tweede generatie. Ik heb echter echo’s opgevangen want ik heb veel contacten met die gemeenschap – dat die jongeren zich enorm gediscrimineerd voelen in het maatschappelijk leven. Voor zover ik dat tijdens gesprekken intuïtief kan aanvoelen, is dat niet het geval op school. Het gebeurt echter wel als ze uitgaan of als ze actief willen zijn in het vrijwilligerswerk. De jongeren van de tweede generatie botsen dan op ongelooflijke ‘burdens’.
Minister, erkent u deze specifieke problematiek? Ik heb het niet over de globale discriminatieproblematiek met betrekking tot nieuwkomers in ons land, maar specifiek over deze bevolkingsgroep. Hoe zult u dat met uw beleid aanpakken? Ik denk dan aan activering en aan het scheppen van kansen. Zult u gevolg geven aan deze bijzonder interessante studie? Zult u uw administratie vragen zich hierin te verdiepen, hierop te focussen en ten aanzien van het beleid concrete aanbevelingen te formuleren? Misschien staan al concrete projecten op stapel. In dat geval verneem ik dat graag.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de andere vraagstellers bedanken voor hun vragen om uitleg over dit thema. We kunnen in deze commissie niet genoeg aandacht besteden aan de bestrijding van discriminatie. Het is een van de grootste problemen op onze huidige arbeidsmarkt. Dat wordt keer op keer door onderzoeken bevestigd. Ditmaal gaat het om een onderzoek in opdracht van de Koning Boudewijnstichting.
Het is zeer belangrijk dat dit onderzoek ook een van de belangrijkste drogredenen doorprikt. Hoe vaak hebben we moeten horen dat de gediscrimineerde personen maar harder hun best moeten doen, harder moeten studeren en een diploma moeten halen? Hoe vaak heb ik moeten horen dat het een kwestie van competenties is. Hier gaat het om een groep die, algemeen beschouwd, hoger opgeleid is dan de gemiddelde Belg, maar op de arbeidsmarkt veel harder met uitsluiting wordt geconfronteerd. Deze mensen worden viermaal meer met werkloosheid geconfronteerd. Dit roept op tot een sense of urgency in deze commissie en hopelijk ook in de Vlaamse Regering.
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft een groep professoren die sense of urgency aangekaart. Professor Baert, die gespecialiseerd is in discriminatie op de arbeidsmarkt, en anderen hebben verklaard dat we naar de werkgevers moeten kijken. We moeten hen vragen waarop ze wachten. Dat is een terechte oproep.
Minister, volgens mij moeten we dit onderzoek aangrijpen om na te gaan wat we meer kunnen doen. Erkent u de problemen die in het onderzoek worden aangekaart? Een van die problemen is dat mensen met een diploma eigenlijk nog meer worden gediscrimineerd dan personen die geen migratieachtergrond hebben. Welke beleidsconclusies trekt u uit de studie? Zijn er nog acties die u wilt ondernemen bovenop het beleid dat u al herhaaldelijk hebt toegelicht? Uw beleid is gericht op sensibilisering en zelfregulering. Wilt u aandacht besteden aan deze specifieke groep?
Er is in het verleden aandacht besteed aan de mogelijkheid zelforganisaties hier meer bij te betrekken. Dat heeft zijn succes bewezen. Wilt u, naast de aandacht voor de samenwerking met sectoren, ook zelforganisaties beter bij het beleid betrekken? Die mensen organiseren zich om zich beter te emanciperen.
In het opiniestuk vermelden de professoren ook goede voorbeelden van de inzet van VDAB om werkgevers te overtuigen. De bestrijding van discriminatie wordt nu vaak op de slachtoffers gefocust. Zij moeten harder hun best doen om discriminatie te vermijden. We moeten de werkgevers meer aanspreken over hun verantwoordelijkheid. In Limburg gaan kennelijk vijfhonderd medewerkers van VDAB de boer op om te trachten werkgevers te overtuigen. Is dit effectief een best practice? Bent u bereid dit over heel Vlaanderen uit te rollen?
Tot slot zijn er ook nieuwe maatregelen die effectief werken. De heer Annouri heeft er al naar verwezen. In Gent hebben praktijktests een groot effect, zowel op sensibiliserend vlak als met betrekking tot de effectieve vermijding en aanpak van discriminatie. Ik heb dit al herhaaldelijk gevraagd, maar ik vraag het ditmaal toch opnieuw. Bent u bereid om, naar analogie van wat in Gent gebeurt, praktijktests in te zetten om het beleid ter bestrijding van discriminatie effectief te maken? Indien iets werkt, moet u dit aangrijpen. Volgens mij is de nood zeer groot.
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, het is de eerste maal dat ik me in deze commissie bevind. Ik vind dat we hier een vrij debat moeten kunnen voeren. Ik deel de vragen en meningen van mijn drie voorgangers. Ik wil hier echter een paar dimensies aan toevoegen.
Minder dan een maand geleden heb ik twee weken in Congo doorgebracht. Het was mijn 34e werkverplaatsing naar dat Centraal-Afrikaans land. Ik ben de stichter en de voorzitter van CREAC, een wetenschappelijk centrum dat zich met Centraal-Afrika bezighoudt.
Binnenkort telt de Afrikaanse bevolking twee miljard mensen. Dat heeft een fysieke impact op onze beschavingswijze. Een gedeelte van die Afrikaanse bevolking leeft en is opgeleid in wat, ruim genomen, een christelijke opvoeding en mentaliteit is. Die opleidingsvorm is groot. Uit de vele gesprekken, ongeveer een tiental per jaar, die we voeren in de Rotonde, waar mevrouw de Bethune ook regelmatig aanwezig is, en uit onze publicaties blijkt iets zeer belangrijks.
We stellen hier mensen te werk met de capaciteiten waarover ze beschikken. We weten dat ongeveer 20 procent van hun inkomen naar hun familie en naar hun land van oorsprong gaat. Dat is de gekende remittance. Die bedragen liggen vijf- tot zesmaal hoger dan de samengestelde ontwikkelingshulp in heel de wereld. Daarenboven stabiliseert een tewerkstelling hier ginds ongeveer 40 tot 50 familieleden. Nog beter is dat dit corruptieloos verloopt. In landen waar een derde, een vierde of nog meer van de inkomens door corrupte leiders of het leger wordt weggenomen, is dit een van de weinige beveiligde transfers.
Minister, ik voeg die dimensie hier toe omdat ik weet dat u hier gevoelig voor bent. Er zijn hier pertinente vragen gesteld. Eigenaardig genoeg gaat het ook om egoïsme en een angstbenadering.
Zover durf ik te gaan. Deze inschatting, inschuiving, medewerking van deze gediplomeerde, en andere klachten zouden we moeten kunnen koesteren.
Mijnheer De Croo, ik dank u voor de ruimere schets die u van deze problematiek hebt gegeven. Uiteraard heb ik met aandacht kennis genomen van de studie van de Koning Boudewijnstichting. De studie concludeert dat afro-descendenten, die vaak een hoog opleidingsniveau hebben, worden getroffen door een gemiddeld hoge werkloosheid en declassering. Daarnaast geven de respondenten aan dat ze een subjectief gevoel ervaren dat ze niet dezelfde kansen hebben als Belgen zonder migratieachtergrond.
Er mag zeker niet uit het oog worden verloren dat het niet-erkennen van het diploma in de studie als belangrijke risicofactor voor zowel tewerkstelling als declassering wordt gezien. Dat staat ook duidelijk in de studie. Taal is daarnaast ook een belangrijk aandachtspunt dat niet in de studie is meegenomen.
Ik weet dat het heel gevaarlijk is, maar ik wil toch enkele kritische bedenkingen bij de studie formuleren, niet om niet aan het werk te gaan met de conclusies, maar die moeten ook worden gemaakt. Het is een gemiste kans dat de taalkennis van de respondenten volledig buiten beschouwing wordt gelaten. Taal is een van de belangrijkste competenties die de kansen op de arbeidsmarkt degelijk verhoogt. Door dit element niet mee te nemen, moet men voorzichtig zijn om conclusies te trekken of causale verbanden te leggen. Hier zetten we trouwens met VDAB al sterk op in, met een geïntegreerd taal- en werkbeleid en taalcoaching.
Het is ook een beperkte steekproef, zeker als we kijken naar het aantal respondenten per regio en dit afzetten tegen de totale bevolkingsgroep in België. Daarnaast viel de niet-representatieve selectie van gemeenten voor wat betreft Vlaanderen op. Men neemt Antwerpen met haar armste randgemeenten, Gent, Hasselt, Genk, Vilvoorde. Als je dat in perspectief plaatst ten opzichte van de hele Belgische werkloosheidsgraad, dan zou je veeleer moeten vergelijken met de werkloosheidsgraad in Antwerpen, of in Genk. Dat zou een juister beeld geven.
Het is gevaarlijk om dit te zeggen, want dan zou de conclusie kunnen zijn dat ik het allemaal niet goed vind, maar die kritische bedenkingen moeten we toch kunnen maken om juiste conclusies te kunnen trekken op basis van de studie. De studie toont aan dat de tewerkstelling van personen met een migratieachtergrond een grote uitdaging is en blijft, alsook de strijd tegen discriminatie. De leden van de commissie die hier vaak zijn, weten dat mijn beleid daarop inspeelt. Daar hebben we het al heel vaak over gehad in deze commissie.
De aanbevelingen van de SERV in het advies van 8 oktober 2014 neem ik continu mee in mijn beleid. We zetten vooral in op het verhogen van de competenties bij de groep van personen met een migratieachtergrond en discriminatiebestrijding.
Vooreerst werk ik aan mijn focus op talent-beleid, met drie verschillende stappen. Collega Annouri, perceptie is één van die drie elementen. Diegenen die denken dat je daarmee start en dat dat overmorgen effect heeft, dromen. We willen een mentaliteitswijziging realiseren. Daarvoor moet een langdurige en volgehouden inspanning worden geleverd.
Hier wil ik specifiek het Focus op talent-project ‘Mentor2Work’ van het Minderhedenforum vermelden, waarbij vrijwillige sleutelfiguren uit het bedrijfsleven werkzoekenden met een migratieachtergrond mentoren. Dat is een heel goede manier om die mensen een stap vooruit te helpen.
Ook twee ESF-projecten binnen het ‘Focus op talent’-beleid zijn gericht op de positie van personen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt: het Intercompetent-project van Samenlevingsopbouw Antwerpen en het ‘Ieder talent telt’-project van de social profit. Er is ook een belangrijk project voor deze doelgroep: het ‘Ondernemerschap in Vlaanderen voor vluchtelingen’.
Wat betreft de problematiek van declassering verwijs ik naar het recente project van VDAB in Antwerpen, Connect2Work, dat onder het AMIF-project (Europees Asiel-, Migratie- en Integratiefonds) @level2work valt, waarbij een integrale coaching van een hoogopgeleide werkzoekende centraal staat. Dat is een mooi proefproject dat we doen in Antwerpen. De ambitie is om hen toe te leiden naar werk dat overeenstemt met hun opleidingsniveau. Ook is er aandacht voor taal- en algemene arbeidsmarktcompetenties. De mentoringprojecten staan open voor iedere hooggeschoolde werkzoekende en dus zeker ook voor Afro-descendanten.
Naast Focus op talent, waar ik nu twee projecten uit heb genomen van het hele traject dat we doen, trek ik het competentiedenken door via andere beleidsmaatregelen. Zo zet ik verder in op het zichtbaar maken van elders verworven competenties. Voor deze doelgroep is dat heel belangrijk. Als zij een diploma hebben gehaald dat niet of moeilijk wordt erkend, kan het kijken naar competenties van mensen soms een opstap betekenen. Zo kan ook passend worden doorverwezen naar de procedure van diplomagelijkschakeling, wat toch ook een belangrijk element is. Die diplomagelijkschakeling wordt immers in de studie als belangrijkste knelpunt naar voren geschoven.
Vervolgens haalt de studie aan dat veel van de bevraagde respondenten een gevoel van discriminatie ervaren. Met het intussen heel goed gekende discriminatiebeleid zet ik dan ook verder en versterkt in op bewustmaking, zelfregulering en een verscherpte handhaving en toezicht, dit ook met het SERV-advies in het achterhoofd.
Er is een punt waarop we van mening verschillen, en dat is de praktijktest. Mijn visie daarover is niet gewijzigd. Voor mij zijn mysterycalls een sensibiliseringsmiddel. Vlaanderen is bevoegd voor de dienstenchequesector en de interimsector. Daar is er een sensibilisering met mysterycalls. Naar aanleiding van een rapport dat gisteren is verschenen, heb ik begrepen dat mijn federale collega de mysterycalls wil invoeren vanaf februari. Dat is niet wat ik zou doen, dat is wat hij doet.
Collega Kherbache, u had een vraag gesteld over de leerstoel, maar dat had u al gedaan naar aanleiding van de beleidsbrief. Bij het antwoord vorige week was u niet aanwezig, maar u zult mijn antwoord kunnen lezen in het verslag.
De actie in Limburg waar u naar verwijst, betreft de actie ‘de eerste keer met VDAB’ – een leuke titel – die past in een bredere campagne van de jaarlijkse ‘European Employers Day’. Die vond niet alleen in Limburg plaats, maar in heel Vlaanderen. Met deze actie wil VDAB massaal werkgevers over de streep trekken om verder te kijken dan de traditionele profielen. Je gaat meestal vissen in de vijver die je kent, maar dit wordt opengetrokken. De boodschap is dat werkgevers op VDAB kunnen rekenen als ze iemand voor de eerste keer aanwerven met een andere achtergrond, om de eerste keer een jongere op te leiden of om iemand met een arbeidshandicap of een andere achtergrond toch een plaats te geven. Zo worden deuren geopend voor alle talenten.
Dit jaar bereikte VDAB maar liefst 24.365 werkgevers. Dat is enorm veel. 16.696 bedrijven kregen een bezoek en 7669 werkgevers werden opgebeld. Deze actie is voor ons een heel goede manier van werken: ze gaat naar de bedrijven en loopt in heel Vlaanderen. We zetten daar zeker verder op in.
Tot slot stimuleer ik via het instrument van de sectorconvenants de sectoren om werk te maken van het non-discriminatiebeleid. Dat weten jullie, en jullie weten ook dat in de nieuwe sectorconvenants er een verplichte opname is van een actie inzake discriminatie.
Als ik dit geheel van maatregelen in ogenschouw neem en aanvul met alles wat we hier in het verleden al hebben besproken, dan meen ik dat we met het beleid allerlei acties doen. Ik ga ervan uit, omdat het volgehouden acties moeten zijn en er geen één zaligmakende oplossing is, dat we met dit pakket van maatregelen en vooral– voor mij essentieel – met dat we meer gaan kijken naar wat iemand kent en kan of kan leren, zelfs los van een diploma – u zult mij nooit horen zeggen dat een diploma geen meerwaarde is –, de weg inslaan om de discriminatie, zeker van deze mensen die dan al een hoger diploma hebben, verder weg te werken op de arbeidsmarkt.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, het spijt me, maar ik ben gewoon niet tevreden met uw antwoord. Er is een schril contrast tussen het enthousiasme dat u zoals altijd in uw woorden legt en de drive waarmee u uw uitleg doet, en de situatie in de realiteit. Het is het zoveelste onderzoek dat we keer op keer te zien krijgen en waaruit blijkt dat de problemen blijven en niet minderen. Voor mij blijft dit tegen de borst stuiten.
U hebt een paar dingen aangehaald. U begon met te zeggen dat de mensen een subjectief gevoel van discriminatie hebben. Ik denk niet dat het subjectief is. Ik denk dat, als je vier keer meer kans maakt om werkloos te zijn, dat niet subjectief is. In het recent voorgestelde boek van professor Pieter-Paul Verhaeghe van de UGent schetst deze heel duidelijk een beeld van de discriminatie op de huurmarkt, op de arbeidsmarkt en op andere vlakken van de samenleving. Dit is empirisch onderzocht, het is geen subjectief gevoel. Heel wat onderzoeken hebben aangetoond dat dit geen subjectief gevoel is.
U begon over de erkenning van de diploma's, wat inderdaad een knelpunt is. Het probleem is daarmee niet opgelost. Er is ook een probleem met erkende diploma's. Er is een probleem van lang zoeken, van meer uit de boot vallen, van meer werkloosheid, ook bij mensen met erkende diploma's. Het is dus niet zo dat als je diploma's gelijkschakelt, alles in orde is. Ook met een erkend diploma word je gediscrimineerd op de arbeidsmarkt. We moeten daar zeker werk van maken. Gelijkschakelen van diploma's is voor mij geen antidiscriminatiebeleid. Ook mensen met erkende diploma’s botsen op de muur van discriminatie. Voor mij zijn het twee aparte discussies.
Uw opmerking over taal is terecht. Uit onderzoeken, onder andere uit het monitoringrapport en het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting – collega de Bethune heeft er ook naar verwezen –, blijkt dat jongeren die hier een opleiding hebben genoten, die hier hun diploma hebben behaald, die hier hoger zijn opgeleid, die de taal spreken, ook worden geconfronteerd met langer naar een job moeten zoeken, met hogere werkloosheid en discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik heb dit allemaal mee als tegenargumenten. Wat u zegt, klopt voor een deel, maar het is geen oplossing om discriminatie tegen te gaan.
U had het over het verhogen van de competenties, maar welke competenties gaan we nog verhogen bij iemand die een doctoraat heeft? Het zijn mensen met talenten. Het profiel van deze mensen is dat ze over zoveel talenten en capaciteiten beschikken en zich willen inzetten op onze arbeidsmarkt, maar tegen een muur botsen. Ik denk dat we de focus heel duidelijk op die problematiek moeten leggen en niet op alles wat u al doet.
U hebt gelijk als u zegt dat we deze perceptie niet op één dag zullen veranderen. U bent natuurlijk ook niet van gisteren, minister. U bent al veel langer minister van Werk. Deze problematiek is ook niet nieuw. Deze problematiek bestaat al veel langer. Toch slagen we er niet in om de kar te draaien. Ik vraag me af of u zich niet de vraag moet stellen of dat wat u de afgelopen jaren hebt gedaan en nu aan het doen bent, niet tekortschiet en onvoldoende is.
Minister, de rapporten blijven komen. U bent intussen al jaren aan de slag als minister van Werk. Het probleem wordt er niet minder om. Ik denk dus dat je je vragen moet stellen bij de dingen die worden ondernomen.
Minister, u hebt aangehaald wat er allemaal op dit moment gebeurt. Als ik het goed begrijp, gaat u met dit onderzoek dat nu voorligt, toch geen extra stappen zetten. U gaat gewoon verder blijven doen met alles waar u mee bezig bent, maar u zult niets extra's doen. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik noteer uw kritische bemerkingen bij het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting. Ik zal daar niet op antwoorden, want ik ben geen onderzoeker. Ik zal het hun wel doorgeven, wat u ongetwijfeld ook zult doen. Dan kan de discussie tussen experten worden verdergezet. Studies kunnen worden verbeterd. Daarvoor dient het debat. Ik heb daar geen probleem mee.
Ik deel uw mening over de taalkennis. Taalkennis is heel belangrijk, daar bestaat geen twijfel over. Toevallig ben ik al jaren een klein beetje ervaringsdeskundige in het adviseren van mensen. De mensen die ik ken en die hoogopgeleid zijn, hebben geen taalprobleem. Ze zijn tweetalig, Frans en Nederlands. Dat is net wat mij zo tegen de borst stuit: dat zij, ondanks die goede taalkennis en hoge diploma’s, toch botsen op drempels op de arbeidsmarkt. Dat ligt volledig in de lijn van de studie van de Koning Boudewijnstichting, die mij het gevoel gaf dat, wat ik heb vastgesteld, niet enkel een toevallige vaststelling is, maar wetenschappelijk bevestigd wordt door dit onderzoek. Ik neem het onderzoek wel heel ernstig.
Ik dank u voor het voorbeeld dat u geeft over VDAB van Antwerpen. Ik kende het project, de proeftuin voor hogeropgeleiden, niet. Ik vind het zeer interessant. Mijn advies zou zijn om niet te lang te wachten om er uitbreiding aan te geven en de resultaten bekend te maken, want als het een succes is, dan komt het echt tegemoet aan die doelgroep.
U verwijst ook naar het mentoringprogramma van het Minderhedenforum. Ik neem er nota van. U zult ook al kennis hebben genomen van de sociaal-economische monitoring 2017 van het Minderhedenforum. Er is gisteren over gecommuniceerd in de media. In de paragraaf over het doelgroepenbeleid staat dat het nieuwe rapport aantoont dat de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt van hoogopgeleide jongeren met een migratie-achtergrond problematisch is. Het beleid blijft volgens het Minderhedenforum ‘kleurenblind’. Migratie-achtergrond moet daarom expliciet worden erkend in het doelgroepenbeleid, dixit het Minderhedenforum.
We moeten echt de strijd tegen racisme aanbinden, CD&V is voorstander van mysterycalls, van praktijktesten. Minister, ik denk dat er een gericht beleid moet zijn.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik ben ontgoocheld in uw antwoord omdat het telkens dezelfde plaat is die wordt opgezet, terwijl intussen de evidentie zich opstapelt dat wat tot nu toe gebeurt, onvoldoende is.
Ik geef een repliek op uw analyse. U gaf uw bedenkingen bij de conclusies van het rapport van de Koning Boudewijnstichting. U had gisteren of vandaag de resultaten van de sociaal-economische monitoring kunnen lezen en die bevestigen de bevindingen van het onderzoeksrapport.
Vragen stellen, bedenkingen formuleren: allemaal prima, maar de feiten zijn zo flagrant. Personen die in België een diploma hebben behaald, die de taal spreken – in dit geval gaat het dan over de tweede generatie –, hebben drie keer meer problemen dan personen zonder een migratie-achtergrond. Het staat op pagina 10 van het onderzoek. Lees het. Er staat: “De eerste generatie van Rwandezen, Burundezen, Congolezen hebben ook een probleem met de erkenning van hun diploma.” Maar lees verder en dan staat er: “Diegenen die een diploma hebben behaald hier in ons land, worden geconfronteerd met drie keer meer werkloosheid.” Minister, dan begrijp ik niet dat u keer op keer datzelfde plaatje draait van ‘de erkenning van hun diploma's is een probleem’. Neen, het gaat hier over de tweede generatie die hier een diploma heeft behaald. Het staat op pagina 10. Ik wil samen met u de onderzoeken doornemen. Het gaat erom dat u de feiten onder ogen moet zien.
U zegt dat het gaat over een subjectief aanvoelen van discriminatie. Daarom zijn praktijktesten nodig, minister, om de feiten naar boven te halen zodat we voorbijgaan aan die welles-nietesdiscussie. Als u het echt meent met het bestrijden van discriminatie, doorbreek dan uw eigen dogma's en zet een stap vooruit. Zorg ervoor dat we alle instrumenten die werken, inzetten in de strijd tegen discriminatie.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik deel natuurlijk de techniciteit van de opmerkingen en de replieken. Ik ben nu bijna vijftig jaar volksvertegenwoordiger. Ik zal even een anekdote aanhalen. Ongeveer vijftien jaar geleden heb ik een zwarte meid in huis genomen. In de gemeente Brakel kreeg ik als burgemeester de vraag of ik wel een zwarte in huis zou nemen. Die dame is vlijtig en betrouwbaar. Ze is belangrijker voor de mentaliteitsverandering dan elk discours dat ik zou kunnen houden. We moeten de perceptie veranderen in het voordeel van de mensen die we wensen te helpen, maar ook in ons eigen voordeel. Ik insisteer. De brexit heeft plaatsgevonden omdat oude Engelse mannen de dames hebben weggestuurd die hen later zullen soigneren als ze ziek en oud zijn.
Ten gevolge van de historische banden en de impact van hun vorming is de Afrikaanse bevolking hier minder vreemd dan anderen met een allochtone oorsprong. Een Congolees is hier geen vreemdeling als een andere en een Belg is ginder geen vreemdeling als een andere.
Als politieke partijen hebben we invloed. We worden beluisterd en bekeken. We moeten de perceptie veranderen. Indien dit niet gebeurt, zullen al de goede zaken die zijn onderzocht of geantwoord, zijn als het zaaien op een harde, onvruchtbare grond.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nooit een zwarte meid gehad. Ik heb een Congolese professor gehad en ik heb enkele vrienden met Afrikaanse roots die op topniveau werken. Ik kan de vraagstellers enkel bijtreden. Op talent staat geen kleur of afkomst. Dit mag geen enkele rol spelen in het aanwervingsbeleid. Ik moet echter studie na studie en publicatie na publicatie vaststellen dat het gif van de discriminatie op de arbeidsmarkt in onze samenleving nog sterk en sluipend aanwezig is. We voelen dat ook aan in de samenleving. Dat valt niet te ontkennen.
Ik denk niet dat het nodig is nog gigantische studies uit te voeren. Ik ben ervan overtuigd dat we op het terrein actie moeten ondernemen. De Vlaamse Regering doet dat ook. De Vlaamse Regering is verantwoordelijk voor de uitzendsector en voor de dienstenchequesector. Voor het eerst in de geschiedenis hebben we die sector zo ver gekregen een onafhankelijk bureau aan te stellen om praktijktests en mysterycalls uit te voeren. We zijn daar ook voor. Eigenlijk hebben wij die ingevoerd. De N-VA levert de eerste minister die praktijktests en mysterycalls heeft ingevoerd.
Minister, volgens mij moeten we wat u hebt ingevoerd verder versterken. We moeten hier de resultaten van plukken. We moeten in heel Vlaanderen bij werkgevers en werknemers rondgaan. Er is niet enkel discriminatie van werkgevers ten aanzien van sollicitanten, maar ook tussen werknemers onderling. Soms worden die mensen weggepest. Ik woon in de Kortrijkse regio. Ik merk dat Franse grensarbeiders soms worden weggepest op de werkvloer. Op dat vlak moet worden gesensibiliseerd. Ik stel vast dat 24.000 werkgevers zijn gecontacteerd en dat 16.000 werkgevers zijn bezocht. U moet hiermee doorgaan. U moet verder werken aan de sectorconvenants, waarin u verplicht maatregelen laat opnemen. U moet hieraan voortwerken. Deze vragen om uitleg tonen aan dat het beleid dat u voert, hard nodig is.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, ik wist dat mijn commentaar op de nieuwe studie niet zou kunnen. Ik zou het probleem miskennen. Ik heb vermeld dat ik het probleem helemaal niet misken. Ik ken het probleem. Ik heb het hier moeilijk mee.
Mijnheer Annouri, de Koning Boudewijnstichting heeft zelf verklaard naar een subjectief gevoel te peilen. Ik heb dat niet gezegd. Dat staat er letterlijk. De vraag is “Hebt u het gevoel dat…” Dat is de vraagstelling. Volgens mij is dat subjectief. We kunnen hierover nog van gedachten wisselen. Volgens u klopt het niet dat dit subjectief zou zijn. Ik verwijs enkel naar wat de studie naar voren heeft gebracht. Dat dit ook kan worden geobjectiveerd, heb ik niet ontkend. Ik ken de problematiek. Denkt u nu echt dat we acties als ‘Focus op talent’ en andere acties zouden uitvoeren indien we zouden denken dat er geen probleem is?
U hebt verklaard dat ik naar aanleiding van deze studie geen bijkomende stappen zet. Ik neem echter continu bijkomende stappen. U moet niet afkomen met de mysterycalls. Dat zal ik niet doen. We blijven sensibiliseren zoals we al doen en overigens als eersten hebben gedaan. Ik sta altijd open om na te gaan welke acties we nog kunnen nemen. Ik heb drie voorbeelden naar voren gebracht die u waarschijnlijk nog niet kende en die hard op dit probleem inspelen.
Mijnheer De Croo, wat de perceptie betreft, ben ik het helemaal met u eens. Er is de coaching met mensen uit het bedrijfsleven. Het gaat om hooggekwalificeerde mensen die een opstapje krijgen. Om hen te helpen, wordt het netwerk opengesteld. Dat is volgens mij een nieuwe actie. We doen dat in Antwerpen. Indien het werkt, zal VDAB dat in de rest van Vlaanderen uitrollen.
Mevrouw de Bethune, u hebt al verwezen naar de actie van het Minderhedenforum.
Mevrouw Kherbache, mijnheer Ronse, jullie hebben naar de werkgevers verwezen.
We ondernemen continu nieuwe acties. Ik sta altijd open voor bijkomende acties. Er zijn resultaten op het veld, maar ze volstaan nog niet. Hoewel ook veel asielzoekers zijn ingeschreven, ben ik blij dat het aantal allochtonen daar eindelijk begint te dalen. Het aantal inzetbare mensen is natuurlijk niet altijd even groot. We zetten alle stappen.
Ik geef nog een ander voorbeeld van de continue aanpassingen. Afgelopen maandag heb ik de Vlaamse Prijs voor Sportverdienste mogen uitreiken aan de Vertical Club van Rising You[th]. We leiden asieljongeren op tot hoogtewerker. We staan continu open voor voorstellen.
Het is niet zo dat ik naar aanleiding van deze studie niets doe. We nemen elke actie die we kunnen nemen. Op een van de voorstellen wil ik niet ingaan. Dat kan voor andere voorstellen ook gelden. Ik sta open voor goede ideeën die we kunnen uitvoeren. Ik ben er helemaal van overtuigd dat we voor elke persoon op basis van zijn talenten moeten zoeken waar en hoe hij kan worden tewerkgesteld. De industrie zal die mensen nodig hebben. Om die reden ondernemen we actie ten aanzien van werkgevers en werknemers. We moeten gewoon voortwerken.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hamer op de subjectiviteit omdat ik me daar mateloos aan erger. Als over discriminatie wordt gedebatteerd, wordt vaak geïnsinueerd dat het misschien niet echt discriminatie is. Misschien voelen mensen dat gewoon zo aan. Dat is een argument dat ik ondertussen kotsbeu ben. Ik beweer niet dat u dat hebt gezegd. De cijfers tonen echter keer op keer aan dat het niet om een subjectief gevoel gaat. Dit is iets echt dat onderzoek na onderzoek op papier wordt bewezen.
U kunt me niet verwijten dat ik verontwaardigd ben dat er na al die jaren zo weinig is veranderd. Ik lees vandaag evenveel onderzoeken als vijf of tien jaar geleden. Ik vrees dat ik dat binnen vijf jaar ook zal doen. Als ik verontwaardigd ben omdat er te weinig gebeurt, is dat niet omdat er geen nieuwe acties bijkomen, maar omdat de efficiëntie van die acties blijkbaar jaar na jaar ondermaats blijft.
Het klopt dat het aantal allochtone werklozen is gedaald. Het aantal werklozen is algemeen gedaald. Dat is een goede zaak voor onze economie. We mogen dat echter niet verwarren met het antidiscriminatiebeleid. We moeten daar eerlijk over zijn.
Ik sluit af met de open brief van Nozizwe Dube, de uittredende voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad. Zij is van Zimbabwe naar hier gekomen en spreekt perfect Nederlands. In haar vlijmend opiniestuk stelt ze dat ze niet langer op het beleid rekent om de problemen op te lossen: de mensen zullen het wel zelf doen. We zien al jaren dat er te weinig gebeurt. In het huidige superdiverse Vlaanderen zetten mensen zich, ongeacht hun wortels, in voor onze samenleving. Ze leveren hun bijdrage. Als ze het signaal geven dat ze niet meer op de politiek rekenen om het gif van de discriminatie aan te pakken, vind ik dat schuldig verzuim. Dat is onaanvaardbaar. Dit is het ultieme teken dat u stappen vooruit moet zetten om hier echt werk van te maken, want de mensen geloven u niet meer.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Misschien moeten we elkaar geen intentieproces aandoen. Het gaat toch over het leven van mensen. Onze zorg is dat er geen generatie verloren zou gaan. Achter elk cijfer schuilt een leven, met alle drama’s van dien in dezen, want dat zijn echt dramatische situaties.
Ik zou willen besluiten met het voorlezen van de laatste zin van het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting, want die vat goed samen waar we ons als politici bewust van moeten zijn voor verdere actie. Minister, u hebt gezegd dat we moeten voortdoen, en nog met meer energie. Dat kan ook altijd. Ik citeer: “Uit dit onderzoek blijkt dat de combinatie van de structurele marginalisering van Afro-descendenten en de miskenning van deze doelgroep door de overheid bijdraagt tot het creëren van een gevoel van uitsluiting. De studie besluit dat er dringend rekening moet worden gehouden met het menselijke en sociaal-economische potentieel van deze groep en dat de vraag om erkenning gehoord moet worden. Dit alles met het oog op een betere inclusie van Afro-descendenten in de Belgische samenleving.”
Er is een vraag om erkenning. Ook dat is belangrijk in deze samenleving. We hebben het daar vandaag niet over, maar als we die kinderen van 14 jaar zien die amok maken – dat zijn kinderen, hé – en tot de orde moeten worden geroepen, dan zit dat ook in die sfeer van een vraag om erkenning. Ik ga daar niet over uitweiden. Dat heeft met veel te maken. Het heeft met criminaliteit te maken, het heeft met drugs te maken, maar het heeft ook met de vraag om erkenning te maken. Hier gaat het over mensen die een diploma hebben, die willen werken, die zoeken naar werk, die hun leven willen bouwen, die deel willen uitmaken van de samenleving. Minister, u hebt een paar heel positieve projecten aangehaald, en goede beleidsdaden, die wij steunen. Ik zou u echter willen vragen om met meer energie bijvoorbeeld aan VDAB te vragen ook andere proeftuinen op te zetten. Er is er een in Antwerpen. Super. Waarom kan men niet een waaier van projecten opzetten in andere grote steden, en diversifiëren? Men kan zich baseren op wetenschappelijk onderzoek. Ons beleid wordt daarop gestoeld. In ieder geval staan wij ervoor open om daaromtrent mee te denken.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Wat ik daarnet heb gehoord vanuit N-VA-hoek, was een sterk staaltje Belgisch surrealisme. Ik ben heel blij te horen dat collega Ronse ook erkent dat discriminatie een probleem is. Hij zegt dat zijn partij de eerste is die nu een minister heeft die de praktijktesten invoert, weliswaar via zelfregulering, en dan zegt de minister dat hij van alles doet, maar zeker geen praktijktesten gaat invoeren. Ik bedoel, dat is gewoon niet ernstig meer.
Minister, u hebt de bevoegdheden in handen. Het is een kwestie van politieke wil. Als men in de privésector de praktijktesten invoert via zelfregulering, dan kunt u dat ook doen binnen uw eigen organisaties, bij VDAB bijvoorbeeld. Daar is een grote vraag naar. U weigert dat. U doet dat niet. Dan begrijp ik inderdaad de reacties op het terrein, van personen met een migratieachtergrond. Ik hoor dat heel vaak, en ik ga daar wel hard tegenin. Minister, wilt u nog even luisteren? Er is echter een grote gelatenheid en frustratie op het terrein. U bent de verpersoonlijking aan het worden van diegenen die eigenlijk niet willen luisteren naar wat er op het terrein leeft. U herhaalt altijd dat u van alles doet, maar u zou gewoon een echte dialoog moeten willen aangaan, en ook durven te erkennen dat wat u vandaag doet, onvoldoende is en geen effect heeft. Als er dan vooruitgang is, dan zal dat niet zijn geweest door de maatregelen die hier worden genomen, maar daadwerkelijk door de vele inspanningen die de mensen zelf ook doen.
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat wij een ‘sense of urgency’ moeten ontwikkelen. Ik weet dat psychologen zeggen dat men 27 keer iets moet herhalen voor het goed begrepen en gevat is, maar goed. Niemand van ons heeft belang bij het vragen naar de afkomst van iemand, maar wel bij het werken aan de toekomst van iemand. Willen we onze maatschappij niet zien verdampen, niet zien verdwijnen in zekere zin, dan moeten wij voorbeeldigheid tonen.
Ik geef nog een laatste voorbeeld. Brussel is een van de rijkste steden van de Europese Unie en heeft het hoogste werkloosheidscijfer bij jongeren. Waarom? Omdat ze allochtoon zijn en onvoldoende kunnen worden gevolgd en gevormd. Finaal, als je bekwame mensen, die hebben gestudeerd, een plaats geeft in de maatschappij, dan heeft dat een voorbeeldfunctie. Men kan misschien de groep milderen van zij die vandaag de dag hun leven lang de professionele sociaal-economische marginalen gaan blijven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.