Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, de vrijetijdsbeleving van kinderen en jongeren met een beperking toegankelijker maken is voor u, als minister bevoegd voor de jeugd, een belangrijk voornemen. Begin 2016 werd het onderzoek naar de vrije tijd van kinderen en jongeren met een beperking voorgesteld. Dat onderzoek ging na in welke mate kinderen en jongeren met een beperking tussen 6 en 18 jaar een passend vrijetijdsaanbod kunnen vinden en welke rol het bestaande jeugdwerkaanbod daarin speelt. Daaruit bleek dat kinderen en jongeren met een beperking nog steeds veel moeilijkheden ondervinden om toe te treden tot het bestaande vrijetijds- en jeugdwerkaanbod. Het gaat dan om informatieve, institutionele, dispositionele of situationele drempels. Het onderzoek stipte eveneens aan dat er geen unieke factor is die de beperkte toegankelijkheid van het jeugdwerk verklaart, maar wel dat een combinatie van verschillende factoren het probleem veroorzaakt.
Minister, naar aanleiding van dit onderzoek verklaarde u toen dat het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren met een beperking toegankelijker moet worden. Ik stelde over de uitkomst van het onderzoek eveneens een vraag om uitleg, in maart van vorig jaar. Daarbij gaf u aan dat een aantal sporen werden voorbereid om het beleid verder te verbeteren.
Daarnaast hebben de provincies in het verleden veel expertise opgebouwd inzake de werking met kinderen en jongeren met een handicap. Door de nieuwe taken van de provincies vanaf 1 januari 2018 zal Vlaanderen in de toekomst die ondersteuning en expertise overnemen.
Minister, in uw antwoord op mijn vraag om uitleg gaf u aan dat u de globale lijnen in de komende maanden zou concretiseren tot concrete beleidslijnen. Welke vorderingen zijn er gemaakt sinds mijn vraag om uitleg van maart vorig jaar? In hoeverre kunt u reeds nadere toelichting geven bij de concrete beleidslijnen? Wordt dit thema ook meegenomen in uw geplande masterplan diversiteit? Een vaak voorkomend pijnpunt is het feit dat verscheidene jeugdbewegingen wel inclusief zijn ten opzichte van kinderen en jongeren met een handicap, maar dat ze eigenlijk niet actief inzetten op specifieke wervingsacties ter attentie van die doelgroep. Hoe kunnen bijvoorbeeld het communicatieplatform voor de jeugd en andere initiatieven daar beleidsmatig een bijdrage aan leveren? Ik had graag enige toelichting daarbij.
De expertise van de provincies komt binnenkort over naar Vlaanderen. Sommige provincies, zoals Oost-Vlaanderen, stonden zeer sterk wat dit betreft. Hoe zult u die expertise overnemen, consolideren en evenwichtig verspreiden over heel Vlaanderen?
Op Vlaams niveau zou u met de Vlaamse Jeugdraad bekijken hoe zij die participatie van kinderen en jongeren met een beperking aan hun activiteiten kunnen stimuleren. Zijn er ter zake al vorderingen gemaakt? Een moeilijk weg te werken drempel blijft de verplaatsingsafstand naar een toegankelijke vrijetijdsbeleving. In hoeverre vond daarover reeds overleg plaats met uw collega-minister bevoegd voor de mobiliteit? Wordt er nagedacht over oplossingen met betrekking tot die problematiek? Het thema kwam ook aan bod in het Burgerkabinet inzake diversiteit in het jeugdwerk. Welke aanbevelingen met betrekking tot dat thema kwamen daar naar boven? Hoe werd dat verder opgevolgd? De Akabe-werking levert zeer goed werk om kinderen en jongeren met een beperking te integreren in de vrijetijdswerking. In het verleden was die werking wel sterk overbevraagd. Is dat momenteel nog steeds het geval?
Minister Gatz heeft het woord.
Het decreet inzake bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en bijzondere doelgroepen zal een belangrijke hoeksteen vormen in de ondersteuning van het jeugdwerkaanbod voor kinderen en jongeren met een handicap in Vlaanderen. Het ontwerp van decreet werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 27 oktober jongstleden, zoals u weet, en wordt deze namiddag besproken in deze commissie. Dat gebeurt soms toevallig met een vraag die wat is blijven hangen.
In het ontwerp van decreet worden twee subsidielijnen opgenomen voor het bovenlokaal jeugdwerk voor kinderen en jongeren met een handicap. De ene lijn omvat de mogelijkheid tot structurele ondersteuning van het geprofessionaliseerd jeugdwerk, en de andere lijn voorziet in een ondersteuning van de vrijwilligersverenigingen. Daarnaast komt er ook een projectlijn, die wordt geïncorporeerd in het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Die projectlijn zal experimentele initiatieven stimuleren binnen het jeugdwerk voor kinderen en jongeren met een handicap.
Naast het decreet wordt er ook een Vlaams netwerk uitgebouwd dat instaat voor het ontwikkelen van een vraaggestuurd aanbod voor lokale besturen en verenigingen met betrekking tot het thema van de inclusie. Het netwerk bestaat uit jeugdwerkorganisaties die op het lokale niveau vormingen en begeleidingen op zich zullen nemen in het kader van het meer toegankelijk maken van het jeugdwerk. De regie van het netwerk ligt bij de administratie. Die zaken komen deze namiddag trouwens uitgebreider aan bod.
Samen met de collega bevoegd voor het welzijn wil ik trouwens opvolging geven aan het onderzoek naar vrije tijd van jongeren in instellingen, dat hier in het parlement ook al aan bod is gekomen, naar aanleiding van vragen. We plannen namelijk een project dat beoogt de verbindingen tussen jeugdwerkorganisaties en private organisaties van jongerenwelzijn te versterken. Hierbij zijn lokale jeugddiensten belangrijke actoren. Aangezien dit een proefproject betreft, zullen we focussen op een elftal Vlaamse gemeenten die een residentiële voorziening op hun grondgebied hebben. Via een overheidsopdracht zal een projectleider worden aangeworven die zich ontfermt over de processen die nodig zijn om de samenwerking tussen alle relevante actoren te versterken. Hij of zij maakt een aanpasbaar draaiboek op, gericht op steden en gemeenten, dat duidelijke stappen bevat om jongeren in voorzieningen dichter bij het jeugdwerk te brengen. Hij of zij organiseert vergaderingen tussen de diverse partijen en is beschikbaar voor procesbegeleiding en aangepaste hulp. Deze overheidsopdracht werd eind november uitgeschreven. De inschrijvingen worden deze week verwacht. Het project zelf zal begin maart 2018 van start gaan.
Verder kan ik stellen dat het masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk kinderen en jongeren in al hun diversiteit voor ogen zal houden, dus zeker ook kinderen en jongeren met een handicap. De jeugdsector is daar zelf vragende partij voor, zoals u weet. Het masterplan diversiteit wordt in samenwerking met De Ambrassade, de lokale besturen en andere relevante partners opgemaakt, en bouwt verder op de beleidslijnen die tot nu toe werden opgestart. Het plan wordt, zoals eerder aangekondigd, gelanceerd in februari 2018, op de Dag van de Diversiteit, en beoogt dat het jeugdwerk nog meer de superdiverse samenleving weerspiegelt.
Hiermee wordt ook tegemoetgekomen aan de oproep van het VN-comité voor de Rechten van het Kind om het vrijetijdsaanbod in ons land toegankelijker te maken voor onder andere kinderen en jongeren met een handicap. Alle kinderen hebben recht op rust en ontspanning. Discriminerende maatschappelijke verhoudingen moeten worden bestreden.
Dat zijn dus een drietal nieuwe elementen die in ontwikkeling zijn of bijna uit de startblokken aan het geraken zijn.
Vervolgens had u een vraag over wervingsacties ten aanzien van de doelgroep en over het communicatieplatform in het bijzonder. Op dit ogenblik is het nog net iets te vroeg om die opdracht toe te schrijven aan het communicatieplatform. Daarmee bedoel ik dat het concept voor een communicatieplatform weliswaar door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, maar dat de invulling van de concrete taken pas in de loop van 2018 wordt voorzien.
In een eerste fase stelden we De Ambrassade aan als projectleider om de contouren van het platform uit te tekenen. Op basis van dat plan van aanpak nemen we de realisatie van het communicatieplatform op in de met hen af te sluiten subsidieovereenkomst voor de beleidsperiode 2018-2020. De administratie is daarvoor momenteel in overleg met De Ambrassade. De bedoeling is dat jongeren, en dus uiteraard ook jongeren met een handicap, zo gemakkelijker toegang krijgen tot informatie, aangepast aan hun taal en leefwereld, duidelijk, bruikbaar, herkenbaar en aantrekkelijk. Zo kunnen jongeren alle mogelijkheden benutten die voor hen relevant zijn en kunnen ze weloverwogen keuzes maken. Zo weten ze ook waarnaartoe als het nodig is en zo kunnen ze meespreken over zaken die hen aanbelangen.
Uw derde vraag ging over de expertise van de provincies die wij – gelukkig maar – overnemen. De initiatieven die ik vermeldde onder punt 1, bieden ook een antwoord op de vraag naar het overnemen van de expertise van de provincies. Het netwerk Jeugdwerk voor Allen, dat vanaf 2018 zal worden uitgebouwd over heel Vlaanderen, is immers geïnspireerd op het netwerk dat in de provincie Oost-Vlaanderen werd uitgebouwd. De verenigingen die heel veel expertise rond dit thema hebben, zoals Oranje vzw en de Vlaamse Dienst voor Speelpleinwerking, worden onze partners binnen dat netwerk.
De Vlaamse Jeugdraad is of was druk doende met de voorbereiding van de verkiezing van een nieuwe algemene vergadering. Ik ben er gerust in dat men daarbij de brede diversiteit van jongeren voor ogen heeft. De Vlaamse Jeugdraad heeft een adviesraad van zestien adviseurs die de adviezen goedkeuren, of in elk geval bespreken. Zij zorgen voor een kwaliteitscheck op alles wat de Vlaamse Jeugdraad doet. Zij vertegenwoordigen dus de stem van kinderen en jongeren. Tussen 8 en 15 november vroeg de Vlaamse Jeugdraad aan alle jongeren tussen 12 en 30 jaar om op de kandidaat-jongerenadviseurs te stemmen. Ook jongeren met een handicap werden uitgenodigd om op iemand te stemmen die hun stem kan en mag vertegenwoordigen. En zoals u wel op de social media gezien zult hebben – en sommigen waren ook fysiek aanwezig – werden gisterenavond de nieuw verkozen jongerenadviseurs bekendgemaakt.
Het klopt dat de verplaatsingsafstand vaak een drempel is en blijft om op een organische wijze aansluiting te kunnen vinden met een plaatselijke jeugdwerkorganisatie. Het eerder vermelde project met mijn collega van Welzijn heeft alvast de bedoeling om kinderen en jongeren ook letterlijk dichter bij een jeugdwerkaanbod te brengen. Anderzijds is het inderdaad nog een stevige uitdaging, waar we mogelijk in het masterplan ook nog concrete acties voor kunnen of moeten uitwerken. Ik neem me voor om het masterplan nog voor de lancering af te toetsen bij jongeren uit een aantal bijzondere doelgroepen, onder andere bij vertegenwoordigers van kinderen en jongeren met een handicap.
U vroeg ook nog hoe het met het Burgerkabinet zat in relatie tot deze thematiek. Dankzij de diverse samenstelling van de deelnemersgroep op de slotzitting ging er best wat aandacht naar jeugdwerk voor kinderen en jongeren met een handicap. Er waren immers vertegenwoordigers van doven en slechtzienden en ook mensen met een psychische beperking aanwezig. Er klonken enerzijds stemmen op die het essentieel vinden dat er maximaal wordt ingezet op een goede mix, op inclusie dus. Anderzijds werd er toch ook gepleit voor aparte verenigingen voor specifieke noden, maar met samenwerking met het bredere jeugdwerk. Het meersporenbeleid wordt daarmee toch wel vanuit de basis onderschreven.
Het Burgerkabinet werd opgevolgd via de rondetafel over diversiteit in het jeugdwerk van 14 september vorig jaar, en kreeg een concrete invulling in de beleidsbrief Jeugd. U kent ook de financiële en projectmatige vervolgen die we daaraan hebben willen geven met de projecten ‘Bruggenbouwers’, waarbij twee van de twaalf geselecteerde projecten zich expliciet richten op kinderen en jongeren met een handicap. In het masterplan diversiteit gaan we daar natuurlijk verder mee aan de slag.
Over het algemeen is er nog steeds een grote vraag naar Akabe- of scoutsgroepen die openstaan voor inclusie. In het werkjaar 2015-2016 waren er 1542 leden van Scouts en Gidsen Vlaanderen die bij een Akabe-groep of -tak waren aangesloten. Toen had men ook 33 aparte Akabe-groepen. Het aantal leden dat inclusief wordt opgevangen, wordt niet apart geregistreerd. Er zijn Akabe-groepen die werken met een ledenstop of wachtlijst, vooral dan bij de oudere leeftijden. En we weten waar het schoentje soms knelt: zoeken naar leiding blijft een uitdaging. Er worden ieder jaar inspanningen gedaan om het nodige aantal leiders te vinden. De vooropgestelde 1/3-verhouding leiding/leden wordt niet in elke groep gehaald.
Scouts en Gidsen Vlaanderen krijgt geregeld vragen van ouders die op zoek zijn naar een Akabe-groep in de buurt, en men krijgt ook wel eens de vraag van ouderverenigingen of vzw’s voor kinderen met een beperking om Akabe te gaan voorstellen. Akabe blijft wel groeien. In september zijn er een nog een Akabe-groep en Akabe-tak opgestart. Er zijn ook één tak en twee groepen bezig met hun opstart, en er is nog een vijfde groep die eraan wil beginnen. Akabe blijft dus wel een succesverhaal en heeft nog veel potentieel.
Ik hoop dat het met de vele vragen en vele antwoorden wat duidelijker geworden is waar we nu al staan en waar we de komende maanden nog verder op gaan inzetten.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Ik stel vast dat er verschillende lijnen opgezet worden om dat vrijetijds- en jeugdwerkaanbod voor kinderen en jongeren met een beperking te stimuleren. Vanmiddag bespreken we nog het ontwerp van decreet houdende de subsidiëring van het bovenlokaal jeugdwerk, waarin duidelijk ook instrumenten en subsidielijnen zitten. Dat is heel goed. Ook het inzetten op het netwerk Jeugdwerk voor Allen, dat sterk gegroeid is vanuit Oost-Vlaanderen en nu zal worden uitgespreid over Vlaanderen, vind ik een zeer goed initiatief.
Aandachtspunten blijven de mobiliteit en de verplaatsingsafstand voor deze groep van jongeren. Dat moeten we blijven opvolgen. Daar moeten we misschien nog iets meer inspanningen voor doen.
Wat Akabe betreft, is het opzetten van wervingsacties en dergelijke nog altijd in de eerste plaats een taak voor de jeugdbewegingen en de verenigingen zelf, maar natuurlijk kan de overheid of het steunpunt dat ondersteunen met bijvoorbeeld goede praktijkvoorbeelden enzovoort. In die zin kan het communicatieplatform voor de jeugd daar zeker een belangrijke bijdrage aan leveren.
Ik kijk ook uit naar de nieuwe Vlaamse Jeugdraad. Ik ben ervan overtuigd dat zij een speerpunt maken van diversiteit en dat zij zich over dit thema zullen buigen. Ik blijf het alleszins verder opvolgen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, minister, u hebt er al naar verwezen: gisteren werd inderdaad de nieuwe Vlaamse Jeugdraad voorgesteld en ook de prioriteiten waarop ze het komende jaar zullen inzetten. Een daarvan is diversiteit en ik was uiteraard ontzettend blij dat dit naast onderwijs en ‘je goed in je vel voelen’ een belangrijk punt wordt of is van de Vlaamse Jeugdraad. Het gaat natuurlijk breder dan enkel etnische diversiteit, jongeren met een beperking of een handicap zullen daarin zeker hun plaats krijgen.
Vandaag zijn er al heel wat initiatieven op het terrein, onder andere georganiseerd door de provincies – we zullen daar vanmiddag op terugkomen. Ik zou u ook willen vragen om te blijven inzetten op toegankelijke infrastructuur voor jeugdverenigingen. Het is één ding om initiatieven te ontwikkelen, maar als we ons jeugdwerk nog meer divers willen maken, moet de infrastructuur daaraan worden aangepast. Komen er nog extra initiatieven om die toegankelijke infrastructuur voor jeugdorganisaties te ondersteunen?
Minister Gatz heeft het woord.
Inderdaad, mevrouw Soens, het is zo dat de normale aanvragen voor investeringssubsidies vanuit het jeugdwerk eigenlijk vooral aan de gemeenten toekomen, maar voor de toegankelijkheid en duurzaamheid willen wij vanuit Vlaanderen wel twee subsidielijnen meer in de verf zetten vanuit het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI). Eigenlijk is dat nog onvoldoende bekend. Misschien moeten we daar nog eens over communiceren, met het risico dat we dan veel meer aanvragen krijgen, maar op zich kan dat geen kwaad. We zouden het jeugdwerk er kunnen op wijzen dat ze hun infrastructuur kunnen in orde zetten of renoveren op eigen initiatief, maar vooral dat er lokale omkadering bestaat vanuit de steden en gemeenten.
Als er specifieke kosten moeten worden gemaakt voor toegankelijkheid – terecht dat u daar even aan herinnert, mevrouw Soens – en duurzaamheid, dan bestaan er wel degelijk middelen vanuit de Vlaamse overheid. Misschien is het ook goed in het kader van heel de thematiek van het jeugdwerk en de lokale verkiezingen om dat met nog een aparte communicatie even in de verf te zetten, al was het maar om te zeggen dat er nog altijd sterke verbanden zijn. Hoe meer vragen er komen om het jeugdwerk toegankelijk te maken qua infrastructuur, hoe beter.
Mevrouw Van Eetvelde, mevrouw Soens, ik was het vergeten te zeggen, maar u hebt gelijk, u hebt het in mijn plaats gezegd: gisteren heeft de Jeugdraad drie thema's vanuit een brede bevraging naar voren gebracht: onderwijs, goed in je vel en diversiteit. Voor zover het beleid en uzelf als controleurs van het beleid daarvan doordrongen zijn, is het jeugdwerk dat zelf ook.
De vraag om uitleg is afgehandeld.