Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
De Vlaamse ICT-coördinatoren Liga of Vicli is een initiatief van de lerarenopleiding van PXL om vakgenoten te verenigen in een netwerk. In samenwerking met eduCentrum vzw en de ICT-praktijkdag werd in de loop van de afgelopen weken een memorandum met aanbevelingen verspreid. Ruim 1400 technische en pedagogische ICT-coördinatoren, directies en leerkrachten onderschreven dit. In veel gevallen werden er bijkomende opmerkingen en bezorgdheden geformuleerd.
Het memorandum roept de Vlaamse beleidsmakers op tot een betere omkadering voor ICT-coördinatoren. Er wordt ook de aandacht gevestigd op enkele knelpunten. Zo hebben ICT-coördinatoren vaak een verschillende opleiding genoten en kan het hierbij gaan om leerkrachten die veeleer toevallig in deze opdracht zijn terechtgekomen. Het kan eveneens gaan om professionele bachelors uit een IT-opleiding die op school terechtkomen zonder de lerarenopleiding te hebben gevolgd. Ook de opdracht van de ICT-coördinatoren is verschillend en vaak wordt van hem/haar zowel een pedagogisch-didactische als technische ondersteuning verwacht.
Aangezien het ambt in het secundair onderwijs niet bestaat, is de kans niet ondenkbaar dat de persoon die daar het ICT-beleid op zich neemt over nog meer allround-vaardigheden moet beschikken. De opstellers van het memorandum wijzen op vier concrete noden: installatie van het ambt van ICT-coördinator in het secundair onderwijs, stijging van het aantal gekleurde ICT-uren, uitbouw van een netwerk voor kennisdeling en professionalisering en ten slotte uitbouw van een adviescentrum.
Minister, wanneer hebt u kennis genomen van dit memorandum? Was er op voorhand contact met de opstellers voor ze dit hebben verspreid onder vakgenoten medio oktober? Kunt u zich vinden in de noden en aanbevelingen die het memorandum stelt? Zo ja, welke middelen zijn hiervoor beschikbaar? In welke mate zal er rekening worden gehouden met ICT-vaardigheden in de nakende hervorming van de lerarenopleidingen? Welke andere initiatieven acht u mogelijk om tot een professionalisering van de ICT-coördinatoren te komen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Ro, Vicli heeft pas heel recent het levenslicht gezien. Dat is het samenwerkingsplatform van de ICT-coördinatoren in het Vlaamse onderwijs. Ondertussen is er al twee keer overleg geweest met vertegenwoordigers van Vicli. Op 2 oktober 2017 zijn ze voor een eerste kennismakingsoverleg met de dossierbeheerder ICT van ons departement samengekomen. Daar hebben ze hun doelstellingen en achtergronden bij de oprichting van hun organisatie voor de eerste keer besproken. Op 10 november 2017 hebben de vertegenwoordigers het definitieve memorandum toegelicht aan de mensen op mijn kabinet. Ik was daar persoonlijk niet bij aanwezig omdat ik verhinderd was, maar ik vond wel dat we hen snel moesten zien. Vorige week hebben we het memorandum van Vicli officieel ontvangen via de post. Op mijn kabinet is het ook al toegelicht en besproken.
Kan ik mij vinden in de noden? Dat is een gevaarlijke vraag, collega De Ro. Mevrouw Meuleman vroeg zopas in haar vraag om uitleg om extra middelen, de directeurs vragen extra middelen, de vragen om extra middelen suizen rond mijn oren. Het departement en ikzelf zijn al enige tijd op de hoogte van de situatie van de ICT-coördinatoren. Er zijn enkele knelpunten die overeenkomen met de verzuchtingen in hun memorandum. Een aantal ICT-behoeften bleek ook al uit de vijfjaarlijkse bevraging en monitoring over ICT in het Vlaamse onderwijs, en uit een studie van april 2013 naar het bestedingspatroon van personeelsmiddelen in basis- en secundaire scholen voor de invulling van administratieve beleids- en pedagogisch ondersteunende taken.
Vicli stelt vanuit de noden van de ICT-coördinator vier doelgerichte aanbevelingen voor om de ICT-coördinator op school te ondersteunen in het uitoefenen van zijn job. Een, het ambt. Twee, de ICT-uren, waar ze een stijging van de uren verwachten. Voor het ambt willen ze een ICT-coördinator in het secundair onderwijs die een ambt ICT-coördinator moet krijgen en daarin kan worden benoemd. In het basisonderwijs bestaat dat al, in het secundair onderwijs nog niet. Daar krijgt de ICT-coördinator uren als leraarsstage-uren, bpt-uren (bijzondere pedagogische taken) of nog andere gekleurde uren.
Dan het netwerk. Er is nood aan een netwerk waarin ICT-coördinatoren elkaar online en offline weten te vinden. Vicli pleit ook voor een adviescentrum dat de coördinatoren en de overheid ondersteunt.
Collega's, de manier waarop die ICT-punten kunnen worden gebruikt in de verschillende onderwijsniveaus is historisch gegroeid. De manier waarop dat vandaag in het secundair onderwijs is geregeld, met een brede keuze voor bestaande ambten, laat toe dat scholen hier op een zeer flexibele manier mee kunnen omspringen in functie van de competenties van de personeelsleden die in deze ambten bijvoorbeeld al zijn aangesteld of benoemd.
De flexibiliteit wil ik zeker niet wegnemen. Het betonneren van elke ondersteuningsnood in een apart, specifiek ambt is niet meer van deze tijd. Ik vind dat scholen binnen hun puntenenveloppe voldoende ruimte moeten hebben voor een aantal expertises in functie van de specifieke noden in de werking en organisatie van de school. Maar dat neemt niet weg dat ik begrip heb voor de onzekerheid van wie nog altijd tijdelijk in deze punten is aangesteld. Ik wil daar op zoek gaan naar oplossingen in overleg met de sociale partners. Voor een verhoging van het aantal gekleurde ICT-uren heb ik op dit ogenblik geen extra budget beschikbaar. Voor een aantal andere zaken, zoals de ondersteuning van ICT-coördinatoren, bekijkt het departement Onderwijs en Vorming volop of er mogelijkheden zijn om hieraan tegemoet te komen. Ik denk wel dat er kansen liggen in een sterkere netwerking en kennisdeling.
Vandaag zijn ICT-vaardigheden en het toepassen van ICT binnen de onderwijscontext al een onderdeel van de basiscompetenties van leraren. Dit komt al aan bod in alle lerarenopleidingen, met specifieke gerichte maatregelen, genomen met het oog op de ICT-vaardigheden van leraren. De basiscompetenties worden geactualiseerd maar blijven uiteraard de basis voor het opleiden van de leraren.
Net zoals de onderwijswereld is ook de ICT-wereld onderhevig aan snelle veranderingen, die misschien nog sneller zijn dan die in het onderwijs. Een levenslange professionalisering van de coördinatoren en bij uitbreiding van alle onderwijsactoren die betrokken zijn bij het ICT-beleid is van belang. In het Vicli-memorandum worden een aantal goede praktijkvoorbeelden opgesomd die leiden tot netwerkvorming. Vanuit de overheid voeg ik daar ook het leermiddelennetwerk KlasCement aan toe. Dat platform leent zich uitstekend om materialen te delen en om allerlei professionaliseringsactiviteiten aan te kondigen. KlasCement bevat ook een databank waarin nascholingsorganisaties zich kunnen registeren. Onderwijsprofessionals hebben de mogelijkheid om via naam, trefwoord of locatie op zoek te gaan naar een voor hen geschikte organisatie. Ook ICT-coördinatoren kunnen hier hun ding doen. Zij kunnen een beroep doen op de nascholingsmiddelen van hun school om de gekozen activiteit te financieren.
Ook de pedagogische begeleidingsdiensten bieden een brede waaier van professionaliseringsactiviteiten aan voor deze doelgroep.
Het Departement Onderwijs en Vorming bekijkt of er concrete mogelijkheden zijn om de netwerking en de ondersteuning van ICT-coördinatoren via KlasCement te verbeteren. Een optie is dat KlasCement als platform zou kunnen dienen voor een aantal initiatieven. Dat zou perfect kunnen. Een ander idee is dat KlasCement ook materialen zou ontsluiten met betrekking tot meer technische aspecten inzake ICT-coördinatie.
Een waardevolle professionalisering behoeft niet altijd extra financiële middelen. Het is wel van belang dat het kennisdelingsplatform veel sterker en gestructureerder kan worden ingebed – maar dat is in Onderwijs altijd zo. Dat zullen we nu concreet bekijken. Als je geen budget hebt, moet je andere dingen bekijken. Dat kan een eerste belangrijke stap zijn om hun positie te verbeteren.
De heer De Ro heeft het woord.
Bij de voorbereiding van mijn vraag heb ik er ook een memorandum op nageslagen van EduBIT, een vereniging voor ICT-coördinatoren en directeurs die elkaar vinden en aanbevelingen doen. Ik heb dus beide memoranda doorgenomen en ik zie daarin niet uitsluitend een vraag naar extra middelen. Als ik luister naar de mensen uit die beide organisaties, doet mij dat denken aan wat de directies ons de afgelopen weken gezegd hebben. Men verenigt zich netoverschrijdend rond een bepaald thema of een gemeenschappelijke actie en men doet vanuit die optiek voorstellen. Dat valt toe te juichen. Maar ons sociaal overlegmodel is daar niet altijd op afgestemd. Ik geef graag een pluim aan het kabinet van Onderwijs dat ze die mensen zo snel hebben ontmoet. Voor de directeurs, maar ook voor de ICT-coördinatoren, zou het een eerste belangrijke stap zijn mochten ze op een vast ritme en op vaste platformen met de overheid kunnen communiceren. Zij hebben nood aan een zo breed mogelijke communicatie, niet alleen met de minister en het departement, maar ook met de inrichtende machten en de pedagogische begeleiding en de lerarenbegeleiding. Die kansen moeten gecreëerd worden, niet alleen wanneer er een memorandum is of wanneer er een decreet moet worden gemaakt. Dat moet op vaste momenten kunnen. Die mensen zijn vrijwilligers en moeten een structurele plaats krijgen in het overleg, over de grenzen van gemeenten en netten en provincies heen.
Ik bekijk hun vragen. Het budget voor Onderwijs in Vlaanderen is heel groot. Men kan hun vragen interpreteren in de zin dat er een zakje of een zak geld bij moet komen. Maar ik kan daar evengoed een vraag naar kleuring in zien in het ter beschikking stellen van de middelen aan scholen. We hebben de periode gekend van PC/Kadee. Dat was, denk ik, in 1997-2003. Die middelen waren gekleurd. Er moet opnieuw iets meer sturing in komen.
Het is een open vraag. Die vraag komt in golven terug. Eerst is iets thematisch ingekleurd. Dan is het telkens de vraag om dat te ontkleuren. Dan hebben we flexibiliteit en kunnen we zelf verantwoordelijkheid nemen. Op plaatsen waar dat goed gebeurt, is dat evident. Op andere plaatsen zitten de mensen die met ICT bezig zijn, met de handen in het haar. Men zou die vraag ook kunnen bekijken, zodat daar binnen het bestaande onderwijsbudget wat meer aandacht voor ontstaat.
Ik hoor ook vaak dat niet bij elk onderzoek de stem van de ICT-coördinatoren wordt gehoord. Loopt er op dit moment nog beleidsvoorbereidend onderzoek, of onderzoek in het kader van andere kortlopende opdrachten? Zo ja, dan had ik graag opgeroepen om de mensen die de ICT-coördinatoren samenbrengen, of het nu Vicli is of EduBIT, daarbij te betrekken.
In het memorandum van 2014 vond ik het heel belangrijk dat er bij de ICT-coördinatoren een grote pedagogische bezorgdheid bestaat om een leerlijn, een visie, te ontwikkelen over waar ICT, het digitale leren, staat: van kleuteronderwijs tot laatste middelbaar. Van mij mag daar gerust ook het hoger onderwijs bij. In het leerplicht- en kleuteronderwijs moeten er leerlijnen komen. Dat moet ook niet per se extra geld kosten. Ik zal dat in deze commissie opnieuw aan bod brengen wanneer we het over het voorstel van decreet over de eindtermen zullen hebben.
Er wordt nog iets gevraagd waar weinig of geen geld tegenover moet staan, namelijk een duidelijkere oplijsting. U hebt gezegd dat er ICT-competenties zijn voor leerkrachten. In gesprekken met ICT-coördinatoren merk ik dat ze zowel voor de initiële lerarenopleiding als voor het ambt dat nu bestaat in het basisonderwijs, nog wel wat extra vragen hebben om competenties toe te voegen, ook door de veranderingen van de afgelopen jaren in die sector.
Minister, dank dat u zo snel met die mensen aan tafel bent gaan zitten. Ik heb er alle begrip voor dat niet alles aan extra middelen kan worden gekoppeld, maar ik vraag hierbij namens hen om een meer vaste plaats te krijgen in een overleg over deze thematiek. Ze zijn zeer goed geplaatst om uw departement, de koepels en de scholengemeenschappen en -groepen te begeleiden of om advies te geven. Ik vraag u ook om te kijken naar de competenties en hoe die meer kunnen aansluiten op wat er wordt gevraagd.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, we beamen allemaal dat de ICT-coördinatoren manusjes-van-alles zijn, van het netwerk beheren, de beveiliging van de infrastructuur verzorgen, het onderhoud van de schoolwebsite verzorgen, technische reparaties uitvoeren aan de installaties tot zelfs expertise verzamelen op het vlak van de nieuwste digitale trends in het onderwijsveld. ICT-coördinatoren worden aangesproken over alle mogelijke IT-problemen.
We weten dat ze allemaal een andere opleidingsachtergrond hebben. De vraag naar inhoudelijke ondersteuning en professionalisering in het memorandum is daarom groot. Ik begrijp uit uw antwoord dat u ervoor openstaat om na te denken over de vraag van Vicli voor één netwerk waarin ICT-coördinatoren elkaar online of offline weten te vinden. Hebt u nog meer plannen om de vraag naar professionalisering te ondersteunen?
Ondanks de inspanningen van de ICT-coördinatoren is het voor scholen niet evident om het IT-netwerk te onderhouden en veilig en update te houden. In het verleden heeft uw administratie daarom werk gemaakt van de zogenaamde raamcontracten met Telenet rond Schoolnet+. Kunt u daar een stand van zaken over geven? Voorziet u nog in initiatieven om scholen op dit vlak verder te ondersteunen?
Hebt u uw administratie de opdracht gegeven om een nieuwe ICT-monitor aan te besteden? Wat is de stand van zaken? Zult u de opdracht van de ICT-coördinator meenemen in dat onderzoek? Wanneer mogen we de resultaten van de ICT-monitor verwachten?
Mevrouw Celis kon om persoonlijke redenen niet aanwezig zijn, maar wilde graag enkele vragen stellen. Ik doe dat nu even in haar plaats.
Minister, wilt u zeker de bekommernissen van de ICT-coördinatoren in overweging nemen? Het zou eigenlijk de taak moeten zijn van die mensen om pedagogisch te werken. We stellen echter vast dat ze ook vooral infrastructureel aan het werken zijn. Als die mensen die infrastructurele werken niet doen, dan gebeuren ze niet. Dat is geen evidente en dure kwestie.
Ik wil nog iets zeggen over wat de heer De Ro heeft gezegd toen hij op het kabinet zat van voormalig minister Vanderpoorten en ikzelf in de administratie. Ik heb daar toen de brochure geschreven ‘ICT@onderwijs.be’. De scholen waren toen heel tevreden met de PC/Kadee-gelden. Men keek daarnaar uit. Dat was eigenlijk het gegarandeerde minimale budget om bepaalde zaken te doen. We moeten daar opnieuw durven naar te kijken, zeker in het licht van de opsplitsing tussen het pedagogisch werken met ICT enerzijds en anderzijds de infrastructurele vragen die worden gesteld. Er is noodzaak om de leerkrachten zelf verder te professionaliseren. De werkgroep formuleert een aantal terechte bekommernissen die niet noodzakelijk een budgettaire impact hebben. Het is minstens lovenswaardig om die te onderzoeken.
Er komt een nieuwe bevraging in 2018, de MICTIVO III. Die wordt om de vijf jaar georganiseerd. Er is er eentje geweest in 2008 en eentje in 2013. Ik heb bij het begin van het antwoord ook verwezen naar de vorige vijfjaarlijkse bevraging. Een aantal zaken die nu in het memorandum staan, komen voort uit de voorgaande bevraging. Het is niet echt helemaal nieuw, maar we zullen dus pas volgend jaar meer weten.
U bent allemaal zeer correct geweest op het vlak van de budgetten. Ik heb geen extra budget. In het secundair onderwijs heeft men ook een grote vrijheid. Ik weet dat de coördinatoren soms bezig zijn met infrastructuur, maar scholen krijgen een grote vrijheid om de taken en de middelen die ze krijgen, in te zetten op een bepaalde wijze.
Nieuw zal straks ook zijn dat de digitale competenties een plaats krijgen in het hele verhaal van de eindtermen. De scholen in het secundair onderwijs zullen zich in de toekomst sowieso wat moeten herorganiseren op het vlak van digitale competenties. Dat betekent ook dat de lerarenopleidingen daar een iets meer gestructureerde plaats zullen aan moeten geven. Als het een van de sleutelcompetenties is, dan heeft het ene automatisch een impact op het andere.
We hebben snel structureel overlegd. Ik heb er ook geen probleem mee dat ze binnen de administratie nagaan hoe dingen die vroeger oké waren, een revival kunnen krijgen.
Maar de scholen zijn in principe geen vragende partij om veel middelen te kleuren, ze maken liever hun eigen keuzes. Helemaal anders is het als het gaat over het aanbieden van platformen. Daar hebben we reuzensprongen voorwaarts gemaakt met onze administratie om daar facilitator te kunnen zijn. Ik zou met de ICT-coördinatoren eens willen bekijken hoe we de handen in elkaar kunnen slaan en voor hen ook een meerwaarde kunnen betekenen. Dit wordt zeker vervolgd. Er is een voorloopvereniging geweest voor hen. Ik heb het gevoel dat men zich nu vrij goed heeft georganiseerd, zonder iets slechts te zeggen over de vorige. Dat maakt het gemakkelijker om in overleg te gaan.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik merk aan het zoemen van mijn digitale apparatuur dat deze vraag zeer sterk wordt gevolgd. Dat is niet met alle vragen zo. Het zou ook verbazen mocht deze groep nu niet aan het volgen zijn. (Gelach)
Uw voorstel om als platform bij KlasCement daar in een specifieke plek voor te voorzien, is logisch. Een aantal opstellers van het memorandum hebben nog altijd een heel actieve rol als vrijwilliger om dingen op KlasCement te posten. Er zijn ook mensen die betrokken zijn geweest bij de oprichting van KlasCement. Dat zal zeker aansluiten bij hun bezorgdheden.
Ik noteer ook – niet alleen voor Vicli, er zijn nog andere organisaties die netoverstijgend werken – dat er ook een structureel overleg met de administratie komt. Dat zullen zij zeker heel belangrijk vinden. Ik merk dat men daar op zijn honger blijft zitten, niet alleen in het Consciencegebouw, maar ook bij andere groepen die op sociaal overleg aanwezig zijn of die een stem hebben in onderwijs. Nodig deze mensen uit. Ze hebben echt wel zeer veel expertise.
Wat betreft het statuut voor het secundair, minister, noteer ik dat u kijkt naar een aantal mensen die al heel lang bezig zijn. U bent er geen fan van om nog meer ambten en statuten op te starten, maar u wilt zeker kijken naar het sociale statuut van een aantal mensen die al jaren werken binnen de bestaande organen.
Wat betreft het onderzoek MICTIVO3 voel ik aan bij een aantal ICT-coördinatoren dat ze ontgoocheld waren dat ze in eerdere onderzoeken weinig of niet aan bod zijn gekomen. Dan blijven ze natuurlijk met een ei zitten.
Minister, de medewerker die naast u zit, werkt niet alleen rond ICT, maar zijn grote taak is infrastructuur. Ook daar krijg ik regelmatig opmerkingen of ik als beleidsmaker en of het ministerie als uitvoerder van decreten, toch niet kunnen proberen sneller in te pikken op trends die veranderen. Dan gaat het voornamelijk over de reglementering voor scholenbouw. Er worden dan voorbeelden gegeven dat bepaalde dingen wel in aanmerking komen voor infrastructuursubsidie rond ICT, en andere dingen die nieuwer zijn, niet. Op een bepaald moment kreeg men voor bekabeling wel subsidie maar niet als er draadloos werd gewerkt en waren er wel subsidiëringsmogelijkheden voor vaste digitale borden maar niet voor mobiele. Als we dan toch spreken over flexibiliteit, merk je dat de veranderingen in de digitale onderwijsmarkt vaak zo snel gaan dat wij onze wetgeving op dat vlak iets minder moeten betonneren. Dan zal daar ook bij infrastructuurbouw – er wordt op dit moment heel veel gebouwd – voor de ICT-coördinatoren nadien niet al te veel werk zijn om recht te zetten wat niet goed is aangelegd.
Minister, ik dank u in ieder geval voor het perspectief dat u hebt geboden op een aantal van hun terechte bezorgdheden. Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.