Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg ligt hier al een tijdje en is door mijn toedoen al enkele keren uitgesteld. De feiten dateren al van een tijd geleden, maar dit blijft principieel nog steeds een belangrijke zaak. Mijn vraag gaat over de uitwijzing van een Gentse scholier naar Congo.
Met een grote krijttekening en een papieren hart uit zevenhonderd stukjes heeft de middelbare school BenedictusPoort in Ledeberg, bij Gent, afscheid genomen van haar leerlinge Keren. Die werd op 26 september samen met haar mama en zus naar Congo uitgewezen.
Het gezin M. woont al vijf jaar zonder papieren in België. Keren zou dit jaar naar het zesde middelbaar gaan, haar zussen studeren aan de hogeschool. Maar eind juni werden ze opgepakt en meegenomen naar het gesloten centrum van Steenokkerzeel.
Sinds Keren te horen had gekregen dat ze zou worden uitgewezen, leefde ze in complete afzondering. Haar advocaat diende nog een laatste asielaanvraag in. “Maar die werd niet in overweging genomen omdat het niet de eerste was”, zegt Geert De Vulder van de Dienst Vreemdelingenzaken.
We citeren de schooldirecteur Dirk Flamant: “De verslagenheid is groot, ja. Keren zou hier dit jaar in haar zesde en laatste jaar starten. Ze zou haar diploma zeker gehaald hebben. En een diploma is altijd een stevige basis voor de toekomst. Maar plots werd Keren dus opgepakt en opgesloten. Uiteraard hadden we als school contacten met het kabinet van staatssecretaris Theo Francken. We stuurden mails, brieven en petities. Maar een duidelijk antwoord kwam er nooit. Tot gisteren hadden we nog hoop. We hadden geregeld dat Keren in het gesloten centrum afstandsonderwijs zou kunnen volgen. Leerkrachten hadden haar zelfs al de nodige boeken gebracht, zodat ze gewoon op school zou kunnen inpikken als ze weer werd vrijgelaten. Maar dat gebeurde dus niet. En nu is ze dus weg.”
Minister, vindt u dit een menselijke en wenselijke gang van zaken? Waarom is er voor kinderen en jongeren die hier al drie, vier jaar of langer zijn en voor hun achttiende verjaardag in ons land een onderwijstraject begonnen, geen regeling die hen toelaat in ons land te blijven? Indien het voorgaande niet mogelijk is, waarom is er niet op zijn minst een regeling met een tijdelijk verblijf, een onderwijsverblijf, om hun onderwijstraject in ons land af te werken? Waarom kreeg Keren niet eens de kans om afscheid te nemen van haar klasgenootjes en leerkrachten? Hebt u dit alles besproken met uw bevoegde federale collega Theo Francken? Welke afspraken zijn er gemaakt? Wanneer staat het volgende overleg geagendeerd? Hoe wilt u het recht op onderwijs in de toekomst garanderen voor scholieren als Keren?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, u weet dat ik in het verleden al meer dan één poging heb ondernomen om leerlingen van wie het gezin een bevel krijgt om het grondgebied te verlaten, per definitie de kans te geven om hun schooljaar af te ronden, omdat ik het vanuit pedagogisch en sociaal perspectief vanuit mijn bevoegdheid Onderwijs niet zo aangenaam en verantwoord vind om leerlingen plots weg te halen uit hun school. Dat is voor alle betrokkenen een traumatische ervaring, niet alleen voor de leerling die zijn of haar schooljaar niet kan afmaken, maar ook voor de leerlingen die achterblijven, zeker als dat midden in een schooljaar gebeurt.
In de omzendbrief van 2003 is een maatregel opgenomen die de Dienst Vreemdelingenzaken toelaat de beslissing van uitwijzing op te schorten tot het einde van het schooljaar, als de beslissing valt in de periode vanaf de paasvakantie. Ook een verlenging in geval van tweede zittijd kan door de Dienst Vreemdelingenzaken worden overwogen. U weet dat ik er voorstander van was en nog altijd ben dat die bestaande mogelijkheid zou worden uitgebreid naar het hele schooljaar.
Ik bepleitte in 2015 tijdens een overleg met Zonderwijs, de onderwijskoepels, het Kinderrechtencommissariaat en de kabinetten Asiel en Migratie en Welzijn dat leerlingen hun schooljaar zouden moeten kunnen afwerken. Ik had in januari 2016 daarover contact met de kabinet van de staatssecretaris, maar hij ziet eigenlijk weinig ruimte omdat zijn vrees – u moet ook proberen zijn standpunt te begrijpen – is dat dit zou leiden tot een aanzuigeffect. Bovendien vindt hij het niet mogelijk om alle uitwijzingen in de korte periode van de zomervakantie te laten gebeuren. Er bestaat ook zoiets als beroepsprocedures die kunnen worden ingediend. Hij maakt zich ook zorgen dat als je het allemaal wel doet, iedereen een nieuwe aanvraag zou kunnen indienen, waardoor het schooljaar weer kan worden begonnen. Dat is blijkbaar ook een technisch probleem. Vanuit pedagogisch perspectief vind ik het zeker verantwoord, maar het is bij hem niet alleen kwade wil, hij heeft ook inhoudelijke argumenten waarom hij zegt dat het niet zo evident is om dat te doen.
Uw vraag om jongeren die hier al drie, vier jaar of langer zijn en in ons land een onderwijstraject begonnen zijn, dat allemaal te laten afmaken, reikt veel verder dan een uitstel tot het einde van het schooljaar. Het is een vraag naar een verblijfsregeling. Dat is dan helemaal de bevoegdheid van de bevoegde staatssecretaris. Dat is iets heel moeilijks.
Je kunt de kinderen hier ook niet alleen laten. Wat doe je dan? De hele familie kan hier dan ook blijven. Voor mij is het beëindigen van dat schooljaar vooral moeilijk, omdat daar niet op kan worden ingegaan, maar die regeling uitbreiden is voor mij een moeilijke zaak. Dat heb ik in het verleden ook al gezegd.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik weet niet of u bij de voorstelling was van het Kinderrechtencommissariaat. Ook daar is dat een van de focussen van het jaarverslag. Het verhaal van Keren is absoluut geen alleenstaand geval. Nu staan er een aantal verhalen en citaten in het verslag, die ik hier jammer genoeg niet meteen terugvind. Er is een heel hoofdstuk vanaf pagina 81 over hoe er wordt omgegaan met kinderen die hier toekomen en hier vaak vijf, acht of zelfs twaalf jaar verblijven, naar school gaan, ingeburgerd zijn en plots op een vrij inhumane manier van de school worden verwijderd.
Het gaat nog steeds om dezelfde problematiek. Ze kunnen geen afscheid nemen. De manier waarop dit verloopt, is weinig menselijk. Ze worden naar gesloten centra gebracht. De vraag is of het überhaupt aangewezen is gezinnen en kinderen in die centra te laten verblijven. De ervaringen in die centra zijn vaak ook traumatiserend. In het rapport van het Kinderrechtencommissariaat staat beschreven hoe de kinderen zich daar voelen en dat de aanpak in de centra niet altijd kindvriendelijk is. Van onderwijs is daar geen sprake meer.
Minister, het probleem is meermaals aangekaart. De standpunten verschillen. In 2015 heeft overleg plaatsgevonden. Ook in 2016 hebt u opnieuw vergaderd. Mijn vraag is wanneer er een volgend overleg zal komen. Bent u van plan dit te agenderen? Bent u van plan om, met het rapport van het Kinderrechtencommissariaat in de hand, bij staatssecretaris Francken aan te kloppen om op zijn minst na te gaan of het voltooien van het schooljaar niet kan worden geregeld?
Volgens u zijn er inhoudelijke bezwaren. Die bezwaren lijken me niet onoverkomelijk. De asielcrisis is wat gaan liggen. Het aantal kinderen dat zich hier nog bevindt, is misschien niet meer zo groot dat dit niet meer kan worden afgehandeld op een wijze die we vanuit het oogpunt van het onderwijs als een minimum kunnen beschouwen. Ik vraag u om nogmaals overleg te organiseren.
Voorzitter, misschien kunnen we het Kinderrechtencommissariaat eens uitnodigen om het gedeelte in het jaarverslag dat op de onderwijsproblematiek focust, te komen toelichten. Zo zouden we allemaal goed weten over hoeveel klachten het gaat, wat de aard van die klachten is en wat de inschatting van het Kinderrechtencommissariaat is van de wijze waarop we nog stappen vooruit kunnen zetten.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me bij de vraagsteller aansluiten. De twee departementen of bevoegdheidsdomeinen volgen elk hun eigen logica. Ik heb het voordeel gehad bij beiden betrokken te zijn geweest. Ik zal hier niet flauw doen en pretenderen de logica van de Dienst Vreemdelingenzaken of van de FOD niet te kennen.
Ik heb, zeker toen ik er zelf bij betrokken was, altijd begrepen dat er een omzendbrief was waarvan minstens de geest, maar volgens mij ook de letter, inhoudt dat kinderen een schooljaar kunnen afwerken. De twee maanden schoolvakantie vormen een probleem voor de beroepsprocedures. Dat kan worden opgevangen door het moment van de uitwijzing vroeger te plaatsen. De kinderen krijgen dan de kans het schooljaar af te maken. De beroepsprocedure kan worden aangevat. De klasgenoten, directies, ouders en diensten weten dan in elk geval dat er tot 30 juni geen uitzetting of opsluiting in een gesloten centrum kan volgen. De laatste fase van de beroepsprocedure valt dan voor mensen met schoolgaande kinderen in de loop van de maanden juli en augustus. De administratie zal zich dan misschien wat moeten aanpassen, maar dit valt te verkiezen boven de wijze waarop nu wordt gewerkt.
Dit is zeer traumatiserend voor de betrokken kinderen die worden uitgewezen, maar vooral ook voor de leerkrachten en leerlingen die vriendschappen hebben gesloten en die pedagogische tijd hebben geïnvesteerd in de relatie met deze leerlingen.
Minister, in het verleden hebben de verschillende onderwijsdepartementen van de gemeenschappen, de Dienst Vreemdelingenzaken van de FOD Binnenlandse Zaken en het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen afspraken gemaakt. Is het mogelijk die afspraken opnieuw aan te scherpen en te verbeteren om dergelijke uitwijzingen in het midden van het schooljaar te vermijden?
De heer Cordy heeft het woord.
Voorzitter, de bestaande regeling is natuurlijk al een aantal jaren oud. We moeten de opmerking maken dat een uitwijzing niet van vandaag op morgen gebeurt. Er is een cascademodel. Mensen krijgen het bevel het grondgebied te verlaten. Daarna wordt op de vrijwillige terugkeer ingezet. Er wordt voorzien in begeleiding. Het is niet zo dat mensen plots out-of-the-blue een bevel krijgen. We moeten hier rekening mee houden.
De procedure duurt een lange tijd. De mensen weten echter al zeer lang dat ze niet gerechtigd zijn om op het grondgebied te verblijven. Vroeg of laat zullen ze moeten terugkeren. Er zijn mensen die ingaan op de regeling met betrekking tot de vrijwillige terugkeer. Indien we in schrijnende gevallen in uitzonderingen zouden voorzien, zouden we ook een beetje de rechtszekerheid wegnemen. Er zou geen gelijke behandeling meer zijn. In dat geval kunnen we de vrijwillige terugkeer ook afschaffen. Die mensen weten dat ze vroeg of laat moeten terugkeren.
Het moet natuurlijk werkbaar blijven. Indien we slechts een beperkte periode, bijvoorbeeld een zomervakantie, hebben om de uitwijzingen gestalte te geven en er dan nog beroepsprocedures kunnen volgen, betekent de situatie waarin we terechtkomen, de facto een regularisatie voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Dat is natuurlijk iets heel anders dan wat wettelijk is geregeld. We moeten sterk opletten dat we de rechtszekerheid bewaken. Dit komt niet out-of-the-blue. Er gaat een hele procedure aan vooraf. We moeten hier ook rekening mee houden.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullende opmerkingen, collega’s. Ik ben zeker bereid om nog eens een overleg te hebben met de staatssecretaris, zeker met het rapport van de kinderrechtencommissaris bij de hand, en om met uw opmerkingen rekening te houden, collega De Ro, en te kijken of die data niet kunnen worden aangepast. Maar ik heb dat eigenlijk al besproken.
En dan kom ik bij de opmerking van collega Cordy. We hebben eens een procedureel traject bekeken, en er zijn twee zaken. Ik denk dat je het nipt zou kunnen organiseren, vooral als het valt in de vakanties en als de procedures uitgewerkt zijn, maar die vakantieperiodes zijn ook de drukste periodes voor het vliegverkeer. Daar zit dus ook nog een praktisch bezwaar. Er zijn dus redenen die het moeilijk maken. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Collega Meuleman, ik ben daar niet voor bevoegd. Ik kan alleen maar zeggen wat mijn mening is. Ik heb u daarnet gezegd dat ik tot 18 jaar niet zie zitten. Als je midden in een schooljaar weg moet, vind ik dat een heel vervelende toestand. Als er minderjarige kinderen zijn, zou je dat zo moeten kunnen organiseren dat die hun schooljaar kunnen afwerken. Maar dan is het kijken of we dat praktisch uitvoerbaar kunnen maken, en of je steun vindt. En daar heb ik twee keer bij de staatssecretaris vastgesteld dat er zeker bereidheid is om te spreken, met de administraties erbij, maar dat dat niet zo evident te organiseren valt.
Ik heb het aanbod gedaan om dat, met het laatste rapport in de hand, toch nog eens te bespreken, en het antwoord op die vraag is: ja, we gaan daar initiatief toe nemen. Ik was ingeschreven voor de voorstelling van het rapport van de kinderrechtencommissaris, maar ik kon er onverwacht niet bij zijn. Ik heb het verslag dus op papier gekregen, maar ik zal er ook persoonlijk met hem nog eens over spreken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik wil duidelijk zeggen dat wij er wel voorstander van zijn om kinderen hun schoolcarrière te laten afmaken, en niet enkel het schooljaar. Maar het zou al een stap in de goede richting zijn als we zouden kunnen beginnen met hen op zijn minst het schooljaar te laten afmaken.
Ik denk dat ook die termijnen bekeken moeten worden. Dat wordt duidelijk aangehaald in het verslag. Als kinderen hier volledig geïntegreerd zijn en ze zijn hier 7, 8 of 12 jaar, zoals een aantal van die verhalen aanhalen, is het mijns inziens niet menselijk om dan nog te vragen om te vertrekken. Er worden in het verslag getuigenissen gedaan die echt wel schrijnend zijn en die de angsten van die kinderen ook weergeven. We kunnen dat niet doen.
U zei dat het Theo Francken zijn argument was, maar u leek er wel begrip voor te hebben: praktische bezwaren, zoals het feit dat er op dat moment misschien minder vliegtuigen zijn omdat ze volgeboekt zijn, mogen toch echt niet in de weg staan van het feit dat wij een menselijke asielprocedure willen en dat we het kinderen niet kunnen aandoen om te moeten vertrekken in het midden van het schooljaar? ‘We kunnen niet anders, want op dat moment zijn de vliegtuigen overbevraagd’: daar moeten oplossingen voor gevonden worden. U mag daar echt wel wat harder op tafel kloppen en zeggen dat we ons door een aantal van die praktische bezwaren toch niet zullen laten afleiden van wat we hier verantwoord vinden als beleid. Ik denk dat er toch wel wat meer inspanningen kunnen worden gedaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.