Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, minister, het is ons gezamenlijk lievelingsonderwerp, ooit begonnen als Herenakkoord, nu uitgewerkt als Damesakkoord. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits. Gelach)
Mijn vraag gaat over de sluiting van de Nederlandse scholen in het buitenland. Nederlandstalig onderwijs in het buitenland is niet onbelangrijk voor Vlaanderen. Sinds de bezuinigingsmaatregelen van de Nederlandse regering in 2014 en de geleidelijke afbouw van aanvullende subsidies voor Nederlandse leerlingen in het buitenland, heeft een toenemend aantal Nederlandse scholen in het buitenland zijn deuren gesloten. Dit blijkt uit een rapport van de onderwijsinspectie over de gevolgen van het nieuwe budgettaire kader voor Nederlands onderwijs wereldwijd. Er is momenteel een debat aan de gang in de Nederlandse Kamer.
Het rapport komt voort uit Nederlands-Vlaamse afspraken – daarom staat deze vraag vandaag op de agenda – op het gebied van Nederlands onderwijs in het buitenland, het zogeheten Damesakkoord uit 2016, dat een hernieuwing was van het Herenakkoord van 1991 of 1992. De mogelijkheden voor een goede aansluiting op het Nederlands onderwijs bij terugkeer uit het buitenland worden hierdoor beperkt. Het rapport maakt daarnaast een aantal andere nadelige effecten van de bezuinigingen zichtbaar, voornamelijk bij scholen die naschools onderwijs in de Nederlandse Taal en Cultuur (NTC) aanbieden.
Uit het rapport van de onderwijsinspectie, de Nederlandse dus, komen ook een aantal verborgen effecten van de bezuinigingen naar voren. Het rapport geeft aan dat de kwaliteit van het NTC-onderwijs nog niet afgenomen is, maar dat dit op termijn wel het gevolg kan zijn van de maatregelen die scholen nu nemen. De scholen zijn van groot belang voor het wereldwijde Nederlandse en Vlaamse netwerk en dragen zorg voor een goede aansluiting op het Nederlandstalig onderwijs voor de ruim 14.000 wereldburgers met Nederlandse en Vlaamse roots in het buitenland, die wereldwijd als jonge ambassadeurs fungeren en waarvan 40 procent binnen vijf jaar terugkeert naar Nederland of Vlaanderen. Collega’s, ik stel mijn vraag omdat het cruciaal is voor de Vlaamse export om in de buitenlandse beslissingscentra van multinationals Vlamingen te hebben.
Als Vlamingen voor een aantal jaren naar het buitenland gaan, dan is een van dé vragen: wat met onze kinderen? Dat wil in veel gevallen zeggen: kunnen zij daar onderwijs volgen zodat ze nadien weer aansluiting vinden in het Vlaamse onderwijs? Een van de elementen is dan: Nederlandstalig onderwijs kunnen volgen en de Nederlandse taal en cultuur kunnen volgen. De lessen geschiedenis hier in Vlaanderen hebben een bepaalde inhoud. De vakken wereldoriëntatie, mens en maatschappij, natuur en techniek hebben een bepaalde inhoud. Als die inhoud niet overeenstemt, is het heel moeilijk om aansluiting te vinden. Als er geen Nederlandstalig onderwijs is, weten we dat mensen niet vertrekken naar buitenlandse beslissingscentra van multinationals, wat de facto een belangrijke impact heeft op de Vlaamse economie, export en onze resultaten.
Tot 2014 ontvingen Nederlandse scholen in het buitenland voor elke leerling een jaarlijkse aanvullende subsidie vanuit de Nederlandse overheid. Hierbij gaat het zowel om Nederlandse dagscholen waar volledig Nederlands onderwijs wordt gegeven, als om Nederlandse Taal- en Cultuurscholen (NTC-onderwijs), waar kinderen een aantal uur per week lessen in de Nederlandse taal en cultuur volgen in aanvulling op hun lokale of internationale school. In 2013 werd door het kabinet besloten om de aanvullende subsidie per 1 januari 2017 volledig stop te zetten. Als overgangsregeling ontvingen de scholen van 2014 tot en met 2016 jaarlijks ongeveer de helft van de eerdere bijdrage.
In 2016 sloten de ministers van Onderwijs van Nederland en Vlaanderen, minister Crevits, het zogenaamde Damesakkoord, waardoor jaarlijks 330.000 euro extra ter beschikking gesteld is voor de versterking van de kwaliteit van het onderwijs wereldwijd – wat helemaal niet hetzelfde is als de halvering.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 142 van 28 november 2016 gaf u aan, minister, dat “specifiek de mobiliteit met Nederland een centraal gegeven vormt in het Damesakkoord. Er werd afgesproken om mobiliteitsstromen goed in kaart te brengen, op te volgen en hierover jaarlijks te overleggen. Indien nodig zullen methodieken worden ontwikkeld om de wederkerigheid te bevorderen.”
Uit die schriftelijke vraag bleek trouwens dat het aantal Nederlandse studenten dat niet in Vlaanderen woont maar hier studeert, op 3 academiejaren met meer dan 20 procent is gestegen. Deze namiddag staat er nog een voorstel van resolutie van de heer De Meyer, mevrouw Brusseel en mijzelf op de agenda in verband met dierengeneeskunde. Daar stromen meer dan 550 studenten in uit Nederland. Een vierde van de studenten is Nederlander omdat daar een toelatingsproef bestaat en hier niet.
Minister, ik maak me zorgen over de wederkerigheid die in het akkoord stond: wij doen iets en zij doen iets in de plaats. Dat hield in dat wij hen toelieten in ons kleuter- , lager, secundair en hoger onderwijs. Dat waren er veel, ten bedrage van 132 miljoen euro op jaarbasis. Nederland liet ons dan toe aan de transnationale Universiteit, maar ook in het Nederlandstalig onderwijs in het buitenland. Minister, ik denk dat de tijd rijp is om met uw toekomstige collega in gesprek te gaan. Ik heb gezien in de formatieteksten in Nederland, waar ik inzage in heb gekregen, dat het daar blijkbaar in opgenomen is. Ik denk dat dat een goede stap is.
Minister, komt door de Nederlandse bezuinigingen en de sluiting van de Nederlandse scholen in het buitenland de wederkerigheid die is opgenomen in het Damesakkoord, in het gedrang?
Hebt u onlangs nog overleg gehad met uw Nederlandse ambtsgenoot of met andere Nederlanders? Op dit moment is het niet zo evident bij de vorming van het nieuwe kabinet. Zo ja, wat was het resultaat daarvan? Zo neen, staat dit in de nabije toekomst nog op de planning? Kunnen wij als parlementsleden daar desgevallend iets bij betekenen?
Minister Crevits heeft het woord.
Een parlementslid kan altijd iets betekenen.
Sinds het begrotingsjaar 2017 was de leerlinggebonden subsidiëring van het Nederlands onderwijs in het buitenland stopgezet. Dat was een heel pijnlijke beslissing. Dat was een subsidie van circa 3,3 miljoen euro per jaar, die is weggevallen. De invloed daarvan zou volgens de Stichting Nederlands Onderwijs in het buitenland (Stichting NOB) al voelbaar worden in het voorbije schooljaar 2016-2017.
Groot was onze vreugde, mijnheer Daniëls, dat in het nieuwe Nederlandse regeerakkoord met de titel ‘Vertrouwen in de toekomst’, dat op 10 oktober 2017 werd afgerond, staat dat de nieuwe coalitie extra geld wil investeren in onderwijs. Onder andere wordt heel concreet gestipuleerd dat vanaf 2018 structureel in 3 miljoen euro bijkomend wordt voorzien voor ‘Nederlandse scholen in het buitenland’. Dat is dus zeer goed nieuws. Het regeerakkoord was nog geen uur oud of ik kreeg al een hele analyse van de inhoud. Dit zit er dus in.
Rekening houdende met de 330.000 euro die in het kader van het Damesakkoord sinds 2017 is ingeschreven, lijkt men dus de besparing volledig terug te draaien. Dat zou een goede zaak zijn.
Nu, over het inspectierapport en de beleidsreactie aan de Tweede Kamer kan ik u het volgende meegeven. In overeenstemming met de afspraken in het Damesakkoord heeft de onderwijsinspectie in Nederland deze zomer een eerste evaluatie neergelegd van de impact van dit nieuwe budgettaire kader – zonder die 3 miljoen euro dus – op het functioneren van de scholen in het buitenland. Het Nederlandse ministerie heeft mij het inspectierapport en het ontwerp van kamerbrief met de beleidsreactie van de minister op 31 augustus 2017 bezorgd. In een reactie aan de Nederlandse overheid heb ik laten weten dat “we – in uitvoering van de bepalingen in het Damesakkoord, maar zeker ook rekening houdende met de vaststellingen van de inspectie – echt hard aandringen op het bespreken van het rapport. En dat we uitkijken naar het overleg met de Nederlandse regering om de vastgestelde negatieve evoluties te beheersen en te remediëren.”
De inhoud van het rapport en de vaststellingen van de inspectie komen natuurlijk in een compleet ander daglicht te staan nu in het regeerakkoord staat dat er 3 miljoen euro extra komt. Wat de cijfers betreft kunnen we vandaag nog niet stellen dat het Nederlands onderwijs in het buitenland minder aantrekkelijk is geworden voor de Vlaamse leerlingen.
Het aantal leerlingen van Belgische origine in 2017 bedraagt 1290. Dat is iets minder dan de twee voorgaande jaren, maar nog steeds hoger dan in 2014. Het schommelt een beetje, we kunnen nog niet zeggen dat het drastisch daalt. Het aandeel Belgische kinderen blijft op ongeveer 10 procent. De participatie blijft ongeveer gelijk.
Ik heb dus in een brief aangedrongen op overleg. Ik heb in de afgelopen weken – dat zult u mij wellicht niet kwalijk nemen – geen persoonlijk overleg meer gehad met uittredend minister van Onderwijs Bussemaker. De heer Rutte zal nu als formateur een nieuw kabinet samenstellen. De verwachting is dat tegen het einde van deze maand het nieuwe Nederlandse kabinet zal aantreden. In Nederland spreekt men van ‘kabinet’ als men de ministers en staatssecretarissen bedoelt. De ‘regering’ is het kabinet plus de koning.
Ik moet mijn nieuwe Nederlandse collega uiterlijk op 11 december 2017 ontmoeten omdat we dan een vergadering hebben van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie. Deze vergadering zal een gelegenheid bieden om de verschillende dossiers te bespreken. Ik zal proberen om een context te vinden om dit dossier op de agenda te krijgen. Ik hoop voordien nog de nodige verduidelijking te krijgen bij de vermelding van het Nederlands onderwijs in het buitenland en die extra 3 miljoen euro. Maar het lijkt erop dat hiermee de financiële ondersteuning van scholen in het buitenland via de Stichting NOB weer op het niveau wordt gebracht van de periode 2014-2016, wat ik een uitstekende zaak zou vinden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben heel blij – ik heb het ook gelezen, mijn vraag dateert van vóór de teksten – met die 3 miljoen euro.
Maar ik moet toch een beetje geschiedenis geven. In 2013 werd er 8 miljoen euro besteed aan Nederlandstalig onderwijs in het buitenland. Dat is vervolgens op 0 euro gezet. Dan heeft het Rijk daar weer 4,3 miljoen euro bij gedaan. Tot eind 2016 is het weer op 0 gezet. Dan is het op 330.000 euro gekomen. Nu doet men daar 3 miljoen euro bij en komt men op 3,3 miljoen euro. Dat wil nog altijd zeggen dat we een eind verwijderd zijn van het bedrag dat voor 2013 werd geïnvesteerd in Nederlandstalig onderwijs in het buitenland. Dus, ben ik blij dat Nederland dat investeert? Ja, absoluut, het is beter dan van waar we komen, maar ik maak me wel nog altijd zorgen.
Minister, het budget is één zaak, maar de inzet is een andere zaak. Het zou kunnen dat er wordt gekeken om die budgetten in te zetten in een soort van structuur om allerlei zaken te organiseren. U weet dat de N-VA graag heeft dat middelen terechtkomen waar ze thuishoren, in scholen, bij leerkrachten en bij leerlingen en niet in structuren. Ik denk dat het dus een goed gespreksonderwerp zou zijn met uw Nederlandse ambtsgenoot: hoe gaat u die middelen inzetten? Zijn er eventuele evaluaties die in de toekomst kunnen worden meegenomen om ervoor te zorgen dat, als blijkt dat er toch mensen uit de boot vallen of als we niet de kwaliteit, zoals gepland, kunnen meenemen, dit op de agenda blijft staan?
Momenteel gaat het om Nederlands onderwijs en Nederlandse taal en cultuur. Men is al bezig met de stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) – en we moeten ze daarvoor feliciteren – om ook Vlaamse accenten in te brengen. Wij hebben namelijk de Ardennen en in Nederland heeft men zoiets niet. De haven van Rotterdam is zeer interessant maar wij hebben ook een Vlaamse haven. Het volkslied bij ons is niet alleen de Brabançonne, maar het gaat over Vlaams onderwijs, dus de Vlaamse Leeuw ook kennen, zou ook handig zijn wanneer ze terugkomen – dat staat trouwens in de Vlaamse eindtermen. En ik kan zo nog een aantal voorbeelden geven. Het zou dus goed zijn om zulke zaken mee te nemen zodat die kinderen, als ze terugkomen uit het buitenland, niet op zoek gaan naar een zakje patat en een kroketautomaat, want dat vinden ze hier natuurlijk niet.
Collega Daniëls, ik neem uw suggesties zeker mee. Ik wil u wel melden dat ik een paar maanden geleden van, ik denk, de Taalunie twee boeken heb gekregen, een boek met de Nederlandse taal en een boek met het Nederlands in Vlaanderen waarin het net gaat over het broodje kroket en de Vlaamse Leeuw. In de twee boeken krijg je heel handig de verschillen tussen de twee talen, die eigenlijk gelijk zijn maar toch een aantal verschillen hebben. Ik wil weleens polsen of ik voor de commissieleden die twee boeken zou kunnen krijgen, want voor mij was het wel plezant om door de boeken te bladeren en zo verschillen te zien tussen Vlaanderen en Nederland en te zien hoe dezelfde woorden soms en andere invulling hebben. Ik neem uw suggesties mee en ik hoop dat we zeer binnenkort kunnen samenzitten.
Wat de budgetten betreft, had ik begrepen dat de stichting NOB altijd heeft gezegd dat men kon leven met de financiering voor de periode 2014-2016. Het gaat toch over 3 miljoen euro.
Er is ook nog een traject dat we volgen voor efficiëntiewinsten, samen met de Taalunie. Het is belangrijk dat we dat proberen te doen. Sinds dit voorjaar is er ook een nieuwe module cultuur operationeel, aangepast aan Vlaanderen. Dat komt toch een beetje tegemoet aan datgene wat u daarnet hebt opgeworpen.
Minister, ik dank u dat u mijn drie suggesties meeneemt: de aanwending van de middelen, de nood aan totaliteit van middelen en om niet alleen Nederlandse taal en cultuur mee te nemen maar ook Vlaamse taal en cultuur. Ik vind dat belangrijk in het verdere verhaal. Ik zal het ook blijven opvolgen in het belang van onze Vlaamse export en Vlaamse expats en in het belang van de kinderen die terugkomen en aansluiten bij ons Vlaamse onderwijs.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, ik zou nog een suggestie willen meegeven. Is het niet zinvol dat, nadat onze minister overleg heeft gehad met de nieuwe Nederlandse minister, we als commissie daar een kort verslag van krijgen?
Collega De Meyer, dat is net wat in mijn drie vragen zit. Ik heb zelfs gesuggereerd om een agendavoorstel te doen zodat we het samen vanuit het parlement mee kunnen opvolgen. Ik heb in het begin gesuggereerd: Wat kunnen wij vanuit het Vlaams Parlement betekenen? Ik zal om mij te informeren een opvolgingsvraag stellen zodat het opnieuw aan bod komt in deze commissie.
Er zijn ook andere formules, bijvoorbeeld dat de minister ons spontaan een verslag geeft.
Ik stel voor dat we de instrumenten gebruiken die we hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.