Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een paar weken geleden pleitte de burgemeester van Oud-Heverlee – een partijgenoot trouwens van collega Nevens – voor de oprichting van een nationaal park dat niet toevallig het voor een groot stuk ook op zijn gemeente gelegen Meerdaalwoud zou omvatten. Zijn argumenten waren dat het hem waarschijnlijk meer mogelijkheden zou bieden om het bouwen in zijn gemeente tegen te houden, maar hij zou ook willen overleggen nog met omliggende gemeentebesturen.
Het is zeker en vast onbetwistbaar dat het Meerdaalwoud en de Dijlevallei wat natuurwaarde betreft, een bijzonder waardevolle, om niet te zeggen bijna unieke, ligging hebben en een unieke kwaliteit bieden. Dat wordt trouwens ook bijzonder geapprecieerd door massa's bezoekers. Bij mijn weten bestaat er momenteel in Vlaanderen slechts één nationaal park namelijk het park Hoge Kempen in Limburg. Ik ben het idee zeker genegen om minstens te onderzoeken of het mogelijk is om nieuwe nationale parken in te richten, en om dat bijvoorbeeld in de Dijlevallei en het Meerdaalwoud te doen.
Minister, wat is de concrete procedure om over te gaan tot een aanduiding als nationaal park en op welke basis verloopt de afbakening van zo’n park?
Ziet u dat zelf zitten? Moet u of het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) daarvoor het initiatief nemen? Bestaat er een visie over? Bestaan er denkoefeningen over, al dan niet wat het Meerdaalwoud betreft?
Wat zou de impact van een dergelijke aanduiding zijn? Er zijn op het Meerdaalwoud, de Dijlevallei en de Doode Bemde al een hele reeks beschermingsmaatregelen van toepassing. De burgemeester schijnt er heel veel van te verwachten. Ik denk dat het goed is om het eens op een rijtje te zetten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega's, is er regelgeving op basis waarvan zo'n nationaal park kan worden erkend? Het antwoord is neen. Het is niet zo dat er ergens in een decreet of een besluit een procedure staat. Het enige nationaal park dat Vlaanderen rijk is, is inderdaad het Nationaal Park Hoge Kempen. Het werd opgericht op basis van het Limburgplan, dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 8 juli 2005. Er kunnen dus wel andere nationale parken bij komen, maar er is geen specifieke procedure voor.
Een van de speerpunten van mijn beleid is het smeden van brede samenwerkingsverbanden met het oog op het behoud, het duurzaam beheer en de maatschappelijke valorisatie van natuur. De voorbije jaren werden op vele plaatsen in Vlaanderen nieuwe samenwerkingen gestart en werden diverse bestaande partnerschappen verder uitgebouwd die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met natuur. Ik geloof sterk dat dergelijke lokale samenwerking een belangrijke sleutel is om de meerwaarde van natuur zichtbaar te maken en tegelijk ook engagement te bekomen om blijvend in onze natuur te investeren. Het is ook binnen deze lokale, gebiedsgerichte aanpak dat het inrichten van nationale parken een plaats moet krijgen. Ik sta open voor de mogelijkheid voor bijkomende nationale parken, maar we moeten ons ook de vraag stellen wat de meerwaarde is. Ik sta erachter maar het kan niet zijn dat we overal alles gaan erkennen als nationaal park. Het moet nog een bepaalde schaalgrootte en belangrijkheid hebben. Wat ik ook niet wil, is dat we nationale parken oprichten om dan opnieuw een bovenstructuur te hebben waar veel geld naartoe gaat, met een raad van bestuur en organisaties en personeel. Ik heb daar een hekel aan. Ik vind dat het geld moet worden besteed aan de natuur. Dat is vooral belangrijk.
Het partnerschap Meerdaalwoud is voor mij een van de pioniers op vlak van maatschappelijke verankering van natuur. Reeds twintig jaar geleden werd in dit gebied de basis gelegd voor een geïntegreerde aanpak waarbij lokale actoren en verscheidene beleidsdomeinen en overheden de handen in elkaar sloegen in de beheercommissie Meerdaal-Dijlevallei.
Met die commissie werd heel wat baanbrekend werk verricht, onder andere de optimalisatie van de functionaliteit van het gebied, de afstemming tussen de deelgebieden en de hieraan verbonden lokale partners en de opmaak van een structuurvisie. Momenteel loopt de procedure voor de aanbesteding van belangrijke onthaal- en verbindingsinfrastructuur in Heverleebos en Meerdaalwoud, in samenwerking met het Agentschap Wegen en Verkeer, het Agentschap voor Natuur en Bos en het Departement Omgeving. Binnen die beheercommissie werden de pro’s en de contra’s van een nationaal park in de zone Heverleebos-Meerdaalwoud-Dijlevallei-Zoniënwoud-Hallerbos besproken en afgewogen. Deze resultaten worden nu meegenomen in de lopende visieontwikkeling door mijn administratie.
Bescherming en bestemming worden geregeld via de bestaande regelgevende instrumenten zoals gewestplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen, Europese instandhoudingsbesluiten, natuur- en bosregelgeving. Uiteraard staat de instelling van een nationaal park gelijk met belangrijke gezamenlijke ambities op vlak van versterking van de natuur en natuurlandschappen en het creëren van maatschappelijke meerwaarde. Voor de realisatie hiervan geloof ik vooral sterk in de gezamenlijke ontwikkeling van een langetermijnvisie en de vertaling hiervan in een masterplan. Binnen de bestaande wettelijke context wordt daarin aangegeven hoe de waarde van een gebied voor natuur en natuurbeleving in zijn brede ruimtelijke en maatschappelijke context kan worden geoptimaliseerd. Ik kan daarvoor verwijzen naar de aanpak die werd gevolgd voor het Nationaal Park Hoge Kempen en Bosland, waar telkens een masterplan aan de basis ligt. Ik denk dus dat dat de beste manier is. Het concept ‘nationaal park’ kan daarbij een sterk instrument en/of merknaam zijn om alle relevante actoren samen te brengen en middelen te bundelen om die doelen te realiseren en om de betrokkenheid van het publiek met een gebied te vergroten. Nogmaals, er is een visie in opmaak, en de bevindingen worden daarin opgenomen, wat uiteraard kan leiden tot een nieuwe aanduiding van een nationaal park.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kijk in ieder geval uit naar het finale resultaat van die visie en, waarom niet, naar de poging om over te gaan tot de opmaak van zo'n masterplan. Ik denk dat nogal wat omliggende gemeenten, met name ook de stad Leuven, er best wel voor openstaan om die discussie aan te gaan en daar wat van te maken.
Ik noteer ook – het is belangrijk en ik neem aan dat het niet in de discussiefiche van de collega's zal staan – dat er hoe dan ook een belangrijke verantwoordelijkheid blijft voor de individuele gemeenten. Ik steun ten volle de oproep van de burgemeester om te gaan voor een masterplan voor een nationaal park. Aan de andere kant stel ik dan ook voor dat de burgemeester in zijn eigen gemeente iets meer inspanningen zou doen om zelf het bijkomend bouwen te verhinderen en om bijvoorbeeld ook de discussie over het afsluiten voor het verkeer van de fameuze Weertsedreef, die dwars door het bos loopt, met iet of wat enthousiasme te bepleiten. Ik zal daar ook met heel veel plezier aan de kant staan. Het is natuurlijk een beetje gek om dwars door het woud in een nationaal park een grote verkeersader in stand te houden. Het is een eeuwig oud zeer. Ik noteer dat de burgemeester van Oud-Heverlee nu mee zal pleiten voor het afsluiten daarvan. Ik zal hem in ieder geval daartoe oproepen, want het zal onvermijdelijk deel moeten uitmaken van zo'n masterplan.
Laat dus iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik begrijp dat de Vlaamse Regering ervoor openstaat. Ik twijfel er niet aan dat er kansen zijn en ik mag hopen dat ze worden gegrepen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Wij kijken met heel veel plezier naar het idee. Het was inderdaad onze jongerenpartij die er op zeker ogenblik mee heeft uitgepakt en meteen werd gesteund door de lokale afdeling.
Minister, ik ben het met u volledig eens dat een lokaal draagvlak essentieel is en dat het geen bijkomende structuur kan of mag zijn die vanuit Brussel decreteert. Dat zou de slechtst denkbare aanpak zijn om tot een nationaal park te komen. Ook in Limburg is het volledig anders gegaan en is het van onderuit gegroeid. Op dit ogenblik is er een sterke gemeente met een sterk pleidooi om de trekkersrol op zich te nemen. Het spreekt uiteraard voor zich dat het gemeentegrenzenoverschrijdend moet zijn en dat met naburige steden als Leuven moet worden overlegd om na te gaan wat haalbaar is.
Om per definitie te stellen dat door een nationaal park geen verkeersassen kunnen lopen, daar ben ik het niet mee eens. Er zijn ook voorbeelden in het buitenland waar dat wel degelijk het geval is. Ik ga me nu niet concreet uitspreken over wat het eventueel nationaal park Meerdaalwoud en omgeving betreft, maar om te zeggen dat het per definitie niet kan, daar ben ik het niet mee eens.
Minister, u zult in ons ook een medestander vinden om vooral niet te komen tot het oprichten van een nieuwe, al dan niet dure, overkoepelende structuur. Daar is absoluut geen behoefte aan. Een nationaal park moet natuurlijk een toegevoegde waarde hebben boven op de bescherming die heel wat van de zones die er theoretisch deel van zouden kunnen uitmaken, al hebben. Die toegevoegde waarde zit voor een deel in het zich gezamenlijk presenteren met ook een effect op mogelijk toerisme en recreatie. Die meerwaarde moeten we zeer goed in kaart brengen. Met ‘we’ bedoel ik eerder de lokale partners die zo'n project schragen. En we moeten ook nagaan welke middelen vanuit de verschillende partners kunnen worden aangewend.
Het is in elk geval een denkoefening die wij zeer genegen zijn. In Nederland zijn er twintig nationale parken, Frankrijk heeft er een zevental hele grote, Groot-Brittannië heeft er ook een aantal, en opvallend in de meest dichtbevolkte delen en niet in de meer afgelegen gebieden. Ik denk dat we in Vlaanderen er wel een draagvlak voor kunnen vinden. Dit is één voorbeeld, maar wat ons betreft, mogen er nog een aantal volgen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik spreek als ervaringsdeskundige, want onze gemeente participeert aan het Nationaal Park Hoge Kempen: een nationaal park van 6500 hectare groot. Er lopen verkeersaders door. Ik zou zeker geen pleidooi willen houden om die allemaal af te schaffen, want ik vrees dat dan mijn gemeente maar ook de omliggende gemeenten niet meer bereikbaar zijn.
Het lokale draagvlak is uiteraard heel belangrijk. Sinds 2000 komen wij met de lokale besturen samen om mee te werken aan dat Nationale Park Hoge Kempen, waarvan de trekkersrol ligt bij het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Van 2000 tot 2002 is gewerkt aan het masterplan dat finaal heeft geresulteerd in het Nationaal Park Hoge Kempen, dat men straks nog wil uitbreiden tot 10.000 hectare.
Collega's, ik denk dat u in Limburg een mooi voorbeeld ziet, maar er moet, zoals de minister zegt, een draagvlak voor worden gecreëerd, en verkeersaders zonder meer afschaffen, is geen goede optie om een draagvlak te creëren.
De heer Tobback heeft het woord.
De verkeersaders schijnen nogal tot de verbeelding te spreken. Ik kan begrijpen dat mevrouw Peeters ze niet weet liggen in het Meerdaalwoud, maar de heer De Bruyn weet dit heel goed. Hij weet dus, net zo goed als ik, dat er hoe dan ook nog twee grote steenwegen dwars door die regio lopen, en dat de baan waar we het over hebben, een baan is die van links naar rechts dwars door een bos gaat en die eigenlijk geen enkele gemeente met een andere gemeente verbindt. Het is dus eigenlijk een compleet onzinnige verkeersas die gewoon dwars door een bos, een beschermd bos, gaat en voor de rest geen enkele andere functie heeft.
Met andere woorden, vooraleer iemand mij zover wil brengen om te pleiten dat men iedere weg in een nationaal park afsluit, daar gaat de discussie niet over, collega Peeters, maar ik ben blij dat u misschien iets heb bijgeleerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.