Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, een rapport van AquaFlanders van vorig jaar geeft aan hoeveel liter water niet in rekening wordt gebracht. Dat gaat dan om verliezen door slechte infrastructuur, door gebruik door de brandweer en door het spoelen van leidingen. Van die 180 miljoen liter drinkwater die per dag verloren gaat, verdwijnt 97 procent door lekken in de waterleidingen, 3 procent wordt gebruikt voor andere doeleinden. Dat betekent dat er ongeveer 170 miljoen liter water per dag verdwijnt door slechte infrastructuur. Dat is een hallucinant cijfer.
In het rapport staat dat de drinkwatermaatschappijen een pluim krijgen omdat ze internationaal niet zo slecht scoren. Op internationaal vlak gezien is dat verlies aanvaardbaar. Ik vind dat een bizarre alinea. In een regio waar watertekorten dreigen op termijn – het rapport van het Rekenhof heeft dat duidelijk gesteld – is het nogal raar om te lezen dat het eigenlijk niet zo erg is dat er dagelijks 170 miljoen liter water verdwijnt door slechte leidingen. Ik denk dat we verontwaardigd moeten zijn over dat rapport. We moeten aangeven dat dit absurd is. In de zomer kondigen we een waterstop af: zwembadjes mogen niet meer worden gevuld en auto’s niet gewassen omdat er een watertekort is, terwijl er op diezelfde dag meer dan 170 miljoen liter gewoon verdwijnt door slechte leidingen.
We moeten dat rapport ter harte nemen. We moeten er met de drinkwatermaatschappijen voor zorgen dat er een investeringsritme wordt toegepast om het verlies aan water op termijn terug te dringen.
Minister, hoe interpreteert u dit rapport? Welke acties gaat u als bevoegd minister ondernemen om deze hoge waterverliezen terug te dringen?
Het rapport was anoniem opgesteld. We konden wel opmaken dat het over de Vlaamse watermaatschappijen ging. Ze kregen elk een nummer. Het was niet duidelijk wie achter welk nummer zat, waardoor ook niet duidelijk was welke watermaatschappij beter scoort dan de andere. Waarom is dat rapport anoniem opgesteld? Waarom kan dat niet nominatief worden gecommuniceerd zodat ze ook van elkaar kunnen leren? Kan het parlement de nominatieve lijst krijgen zodat duidelijk is welke watermaatschappij welke verliesscore aan water heeft?
Na een procesbenchmarkrapport dienen de watermaatschappijen een afzonderlijk actieplan op te stellen waarin verbeteracties worden voorgesteld. Voor de actieplannen van de waterverliezen moest eind september 2016 per watermaatschappij een verbetertraject met actieplan worden opgesteld. Ik heb deze niet kunnen vinden. Zijn de actieplannen opgesteld? Zijn deze beschikbaar? Kunnen ze worden bezorgd aan het parlement? Of zijn ze nog niet opgeleverd?
Op welke manier gaat u meten hoe deze waterverliezen op termijn kunnen worden verminderd?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Vooreerst schets ik de context van waterverlies. Het daggemiddelde waterverlies van 180,8 miljoen liter heeft betrekking op 2014 en omvat drie componenten. De eerste is het werkelijke waterverlies door de lekken in toevoer- en distributieleidingen, in reservoirs en op aansluitingen tot aan de watermeter; twee zijn de schijnbare waterverliezen, zijnde de niet toegelaten verbruiken, mensen die illegaal water afnemen, en onnauwkeurige bemeteringen; drie is het niet-gefactureerd toegelaten verbruik, waaronder de verbruiken nodig voor het spoelen van de leidingen, bluswerken. In dit cijfer zit met andere woorden veel meer dan alleen drinkwaterverlies.
Het rapport waaruit u het cijfer oppikte, werd opgemaakt naar aanleiding van een procesbenchmark door de drinkwatersector. In dit rapport van begin 2016, dat op de website van AquaFlanders staat, worden de prestaties van de Vlaamse drinkwatermaatschappijen voor het proces ‘niet in rekening gebracht water’ (NRW) met elkaar vergeleken. Hiervoor worden kritieke performantie-indicatoren (KPI’s) gebruikt en een maturiteitsmodel, zodat we een totaalzicht krijgen. Hetzelfde gebeurt trouwens ook voor andere procesonderdelen in de drinkwatervoorziening.
Deze procesbenchmarks vormen een onderdeel van de afspraken vastgelegd tussen de watermaatschappijen, AquaFlanders en de WaterRegulator in het kader van de opdrachten van de WaterRegulator. De WaterRegulator volgt deze procedure. De opzet van de procesbenchmarks is drieledig: instrumenten aanreiken om de werkwijze en prestaties van een proces binnen en tussen drinkwatermaatschappijen beter te analyseren, op te volgen en te optimaliseren; een kennisuitwisselingsplatform creëren waarbij goede praktijken worden uitgewisseld tussen de drinkwatermaatschappijen; de transparantie in de drinkwatervoorziening en de werking en efficiëntie van de drinkwatermaatschappijen verhogen door over de resultaten te rapporteren.
Een van de instrumenten die via de procesbenchmark NRW verder werd uitgewerkt, is de Infrastructure Leakage Index (ILI). In 1999 ontwikkelde de International Water Association (IWA) deze indicator. Meer specifiek was het een werkgroep van IWA die zich focust op het in kaart brengen en voorkomen van waterverliezen, die de ILI uitwerkte. Met deze indicator krijgen we inzicht in de verhouding tussen de werkelijke jaarlijkse verliezen en de onvermijdelijke jaarlijkse verliezen. De indicator wordt geobjectiveerd door rekening te houden met de karakteristieken van het net, zoals de lengte van de leidingen en de druk aan de huisaansluitingen. Met de ILI krijgen we met andere woorden een veel genuanceerder, correcter beeld van de werkelijke waterverliezen in het net. Ook kunnen we aan de hand van deze objectieve en internationaal aanvaarde indicator de prestaties van de drinkwatermaatschappijen vergelijken met deze in andere gewesten en landen. Als ik kijk naar de ILI-prestaties van onze Vlaamse drinkwatermaatschappijen, moet ik vaststellen dat zij over het algemeen relatief goed scoren op de ILI-test. Dat blijkt uit internationale literatuur. De Vlaamse watermaatschappijen hadden in 2015 een score tussen 0,56 en 2,14. Internationaal wordt een ILI-score lager dan 2 als goed geëvalueerd voor hoge inkomenslanden.
Natuurlijk deel ik ook uw bezorgdheid over het absolute bedrag, maar we mogen hierbij ook het kosten-batenaspect niet uit het oog verliezen. De internationale literatuur quoteert een ILI-score lager dan 2 als goed maar stelt evenzeer dat bij een dergelijke score het mogelijk niet verantwoord is om actie te ondernemen. Er is een kosten-batenanalyse nodig om na te gaan of verdere acties al dan niet gerechtvaardigd en wenselijk zijn. In de baten van een dergelijke analyse zit uiteraard onder andere ook het duurzamer omgaan met de waterbronnen.
De oefening stopt ook niet bij het vergelijken en rapporteren. Van de drinkwatermaatschappijen wordt verwacht dat zij uitgaande van de resultaten, actie ondernemen. Hiertoe stellen zij na afloop van elke procesbenchmark een actieplan op ter verbetering van het specifieke proces met concrete doelen.
Zo heeft elke drinkwatermaatschappij ook een actieplan om het proces NRW te optimaliseren. Iedere drinkwatermaatschappij moet minstens de indicatoren ILI en ‘verlies per aftakking per dag’ opvolgen en verbeteracties opnemen in dit actieplan. In dit actieplan neemt de drinkwatermaatschappij ook andere kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen op, met bijhorende acties, die ze specifiek voor haar werking nodig vindt.
Ik roep de drinkwatermaatschappijen dus zeker op om die inspanningen nog op te drijven en verder te zetten.
AquaFlanders heeft gemeend een rapport uit te moeten brengen op globaal sectoraal niveau.
AquaFlanders heeft mij deze nominatieve lijst bezorgd. Ik zal die via de secretaris aan deze commissie overmaken. De ILI-index per drinkwatermaatschappij voor 2015 staat ook op pagina 32 van het rapport ‘Drinkwaterbalans voor Vlaanderen 2015’ van de VMM, dat op de website publiek toegankelijk is.
Over deze procesbenchmark is in februari 2017 een toelichting georganiseerd voor de geïnteresseerde leden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Minaraad. Twee drinkwatermaatschappijen gaven daar ter illustratie een overzicht van hoe zij het beperken van drinkwaterverliezen technisch aanpakken. Deze actieplannen werden opgesteld en op vraag van de WaterRegulator ook bezorgd.
Ik stel voor – als ik dat mag suggereren – dat de drinkwatermaatschappijen misschien een gelijkaardige toelichting aan deze commissie geven.
Hoe we dit meten, heb ik al vervat in mijn antwoord over de ILI-index.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het blijft natuurlijk wel bizar. U wilt dit internationaal vergelijkingspunt misschien niet echt in vraag stellen, maar misschien moeten we dit in Vlaanderen toch wel doen. We voorzien in geld om landbouwers te vergoeden voor de schade die ze leden door de droogte afgelopen zomer. Dat is natuurlijk het subsidiëren van een gevolg. Ik denk dat de oorzaak toch wel meer aandacht verdient. Het is bizar uit te leggen aan een landbouwer dat hij zijn akker niet mag besproeien als er misschien net onder die akkers miljoenen liters water wegsijpelen. We krijgen dat niet uitgelegd.
Zeker als het Rekenhof een rapport aflevert waarin duidelijk staat dat we afstevenen op een watertekort, dan is bizar te zeggen dat 20 procent waterverlies voor een watermaatschappij internationaal aanvaardbaar is en dat, als we dat moeten afmeten aan de kosten en baten, we dan eigenlijk niet meer moeten doen en we daar tevreden mee mogen zijn. Ik denk dat het duurzaamheidsaspect hier heel cruciaal is voor Vlaanderen. Ik zeg het nog eens: het zijn 72 olympische zwembaden die per dag weg zijn. Ik ga dan uit van 97 procent, wat door de watermaatschappij wordt bevestigd, dat gewoon verloren gaat door slechte leidingen en 3 procent dat voor iets anders wordt gebruikt. Dat zijn hallucinante cijfers.
Ik denk dat we hier een verantwoordelijkheid hebben. De suggestie die u doet aan de commissie, ga ik uiteraard als positief ervaren. Laat ons onze drinkwatermaatschappijen maar eens uitnodigen en laat hen maar een analyse geven van hoe ze dit aanpakken en wat hun investeringsritme is. Ik heb gelezen dat het in totaal 136 jaar duurt voor alle leidingen vernieuwd zijn. Als dat het tempo is waaraan we gaan investeren, dan zijn er op dat moment weer oude leidingen en zullen we het probleem niet oplossen. Ik denk dat het een vervolg vraagt van de drinkwatermaatschappijen en dat uw suggestie een juiste is, minister. Ik denk dat we in deze commissie onze verantwoordelijkheid moeten nemen en de drinkwatermaatschappijen moeten uitnodigen om na te gaan in hoeverre zij dit waterverlies kunnen terugdringen op termijn.
De heer Dochy heeft het woord.
Mijnheer Beenders, ik ben blij dat u dit thema hier op de agenda hebt gezet. Water is een heel belangrijk aspect, ook in onze duurzaamheidsagenda. Het is heel belangrijk zorg te dragen voor water en te voorkomen dat er water verloren gaat. We voeren sensibiliseringsacties over rationeel waterverbruik voor gezinnen en bedrijven. Er zijn een aantal instellingen en instituten van de Vlaamse overheid waaronder het Vlaams Kenniscentrum Water (VLAKWA) die daar heel wat inspanningen rond leveren en dan zien dat er zoveel water zomaar verloren gaat, is dan ook spijtig. Daar moet dan ook op worden ingezet. Ik ben heel blij dat u dat ook zegt, minister, en dat we daarover een consensus vinden. Er moet worden gezocht naar methodes om beter te doen dan de internationale standaard.
Ik begrijp het verband niet dat wordt gelegd met de landbouwsector, want de droogte had niet echt te maken met de eventuele verdroging van de ondergrond door het oppompen van grondwater dat als drinkwater kan worden gebruikt. De klimatologische omstandigheden waren van dien aard dat de landbouwvelden effectief droog stonden. Het water dat wordt gebruikt door landbouwers is meestal geen drinkwater, maar in hoge mate oppervlaktewater of hemelwater.
De essentie is dat we al het mogelijke moeten doen om te voorkomen dat er verder zoveel drinkbaar water verloren gaat.
De heer Danen heeft het woord.
Om een draagvlak te creëren voor waterbesparende maatregelen, bij particulieren maar ook bij bedrijven, is het van belang dat we de verliezen zo klein mogelijk houden. Ik begrijp echter ook wel dat een nulverlies wellicht utopisch is.
Minister, u zegt enerzijds dat de Infrastructure Leakage Index aangeeft dat bijkomende investeringen niet altijd efficiënt zijn, maar anderzijds dat de watermaatschappijen een actieplan moeten voorleggen waarin ze aan de hand van of na een benchmarkrapport aangeven op welke manier en waar ze waterverlies zullen proberen te beperken. Het is het een of het ander. Natuurlijk ben ik voorstander van het ander, het feit dat men probeert de verliezen te beperken.
Als we nu weten dat ongeveer 180 miljoen liter water per dag verloren gaat, wat is dan voor u de aanvaardbare hoeveelheid water die verloren mag gaan? Is dat 100 miljoen liter, 150 miljoen liter, of 90 miljoen liter, een halvering dus?
Het klopt dat elke liter drinkwater die verloren gaat er een te veel is. Wij vinden het belangrijk dat dit ook op de agenda wordt gezet, maar wij willen toch ook een beetje nuanceren. Ook op andere vlakken gaat er vandaag veel water verloren. Ik denk dan aan de Limburgse Reconversie Maatschappij (LRM) die duizenden liters water per dag uit de mijnen in het Albertkanaal pompt. Er zijn dus nog efficiëntiewinsten te boeken. Het klopt niet helemaal wat de heer Beenders zegt, namelijk dat die waterverliezen de grondwatertafels in gevaar zouden brengen. Neen, want die waterverliezen kruipen opnieuw in de grond en vullen die tafels dus voor een stukje aan.
We mogen ook de verantwoordelijkheid van de lokale besturen in dezen niet vergeten. Het zijn de lokale besturen die participeren in die watermaatschappijen, ook de partij van de heer Beenders. Als het op investeren en op het vernieuwen van waterleidingen aankomt, stel ik vaak vast dat men niet echt happig is. Men installeert liever een cultureel centrum of een zwembad dan een leiding in de grond te leggen die misschien op langere termijn ook duurzamer is. We moeten de lokale besturen dan ook sensibiliseren. Er zijn programma’s vandaag in het kader van het vernieuwen van grijs gietijzer en asbestleidingen, loodsaneringen enzovoort.
Minister, zijn de lokale besturen voldoende op de hoogte van de nood die er is om investeringen te doen? Ik denk dan ook rioleringswerken en wegenwerken. Een voorbeeld zijn de rioleringen waar we asset-management toepassen en waarbij we op langere termijn bekijken welke leidingen moeten worden vernieuwd. Vandaag zijn er waterleidingen – en ik verwijs daarbij graag naar Brussel – die meer dan honderd jaar oud zijn. Als we denken dat die nog honderd jaar zullen meegaan, dan zijn we fout. We moeten dan ook een programma uitrollen om die waterleidingen aan te pakken. Vanuit mijn fractie benadruk ik nogmaals dat de lokale besturen daar ook een belangrijke rol in te spelen hebben.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Volgens sommigen hier heb ik gezegd dat er veel verlies is, maar dat onze score lager is dan 2 wat de internationale index betreft en er dus niets moet gebeuren, maar dat heb ik dus heel uitdrukkelijk niet gezegd. Ik heb gezegd dat de drinkwatermaatschappijen verder werk moeten maken van het reduceren van de verliezen en dat ze dat moeten onderbouwen.
Mijnheer Danen, u vraagt wat ik een aanvaardbaar verlies vind. Voor mij mag dat nul zijn. Als we geen rekening houden met het bluswater en de verkeerde tellingen, dan moet dat naar nul. Ik wil daar geen onduidelijkheid over laten bestaan. We zullen daarnaar streven maar we moeten natuurlijk ook realistisch zijn en kijken welke investeringen daarvoor nodig zijn, hoe we die kunnen doen en hoe we die aanvaardbaar kunnen maken. Als we zeggen dat alle leidingen voor de drinkwatermaatschappijen in één jaar tijd worden vernieuwd, dan zullen al die raden van bestuur waarin ook u vertegenwoordigd bent, mijnheer Beenders, moeten beslissen om de waterfactuur plotseling met 100 procent te laten stijgen. We moeten erover waken dat dit betaalbaar blijft voor de consument en dat het dus haalbaar is om dat te doen. We maken daar werk van, maar dat gebeurt stap per stap om de waterfactuur betaalbaar te houden.
Mijnheer Nevens, met de benchmark is men bezig. We mogen echter niet vergeten dat er toezicht is op wat de drinkwatermaatschappijen doen met het geld dat zij binnenkrijgen. We hebben onze regulator, die ook wel controle doet op de meerjarenplannen en investeringen. De maatschappijen moeten aangeven wat zij binnenkrijgen en hoe zij dat vervolgens investeren, bijvoorbeeld in het vervangen van leidingen. Daar is dus wel degelijk controle op: het is niet zo dat drinkwatermaatschappijen dat geld zomaar voor om het even wat kunnen gebruiken. Er is trouwens ook altijd een raad van bestuur die daarover beslist en ook de aandeelhouders zijn daarbij betrokken. Het is de onafhankelijke regulator/toezichthouder die daar uiteindelijk uitspraak over doet.
Men blijft inzetten op het reduceren van waterverliezen. Daar wordt verder aan gewerkt. Ik geef enkel aan dat het op internationaal vlak niet zo evident is om daar werk van te maken. We scoren daar eigenlijk nog niet zo slecht, wat echter niet betekent dat er niet verder werk moet worden gemaakt om die 180 miljoen liter zo veel mogelijk terug te dringen. Enkel de bluswerken en het spoelen van de leidingen moeten daar afgehouden worden.
De heer Beenders heeft het woord.
Er zijn heel wat vragen gesteld en heel wat antwoorden gegeven. De suggestie van de minister om de drinkwatermaatschappijen hier uit te nodigen, is terecht. We kunnen dit debat ook verbreden door er de rioleringsmaatschappijen bij te betrekken omdat daar op het vlak van infrastructuur ook wel een aantal vragen moeten worden gesteld. Het lijkt me een mooie opdracht voor deze commissie om daar een stand van zaken in op te maken en mee te helpen zoeken naar oplossingen om die 180 miljoen liter drinkwater die dagelijks verdwijnt, te reduceren en wat mij betreft terug te brengen naar 0 liter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.