Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Uit een enquête van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) bij in totaal 244 burgemeesters en OCMW-voorzitters blijkt dat 44 procent van hen wel eens te maken krijgt met agressie. Het gaat dan meestal over verbale agressie, in 70 procent van alle gevallen, maar ook over bijvoorbeeld agressie op sociale media. In 10 procent van de gevallen kregen de ondervraagden ook met fysieke agressie te maken. Een absoluut dieptepunt was de moord op de burgemeester van Moeskroen.
Minister, in het antwoord op een actuele vraag over mogelijke beschermmaatregelen voor burgemeesters en schepenen van 5 oktober 2016 gaf u aan om samen met federaal minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan Jambon, na te gaan of er in een opleiding kon worden voorzien voor lokale mandatarissen zodat zij zich beter kunnen wapenen tegen dergelijk geweld en agressie.
Minister, welke conclusies trekt u uit de resultaten van de enquête van VVSG?
Welke initiatieven zult u nemen om de agressie en het onveiligheidsgevoel bij de Vlaamse lokale mandatarissen in te dijken en de lokale mandatarissen te beschermen?
Werd er al werk gemaakt van de beloofde opleiding voor lokale mandatarissen zodat zij zich kunnen wapenen tegen geweld en agressie?
De heer Maertens heeft het woord.
De aanleiding van mijn vraag is eveneens de enquête van de VVSG en een onderzoek in Nederland waarbij een kwart van de Nederlandse burgemeesters aangeeft te worden bedreigd door criminelen. Dat gaat dus nog iets verder. Ook in de krant van West-Vlaanderen was er een rondvraag waaruit ook agressie bleek ten aanzien van OCMW-medewerkers en -mandatarissen.
Minister, hoe kijkt u naar de resultaten van de enquête van de VVSG?
Op welke manier kan er volgens u een oplossing voor deze problematiek worden geboden, bijvoorbeeld de vertrouwenspersoon en de opleiding waarvan sprake?
Minister Homans heeft het woord.
Ik begin met dezelfde inleiding als die van vorig jaar, naar aanleiding van een actuele vraag die me toen werd gesteld.
Ik vind de vragen van beide vraagstellers terecht. Ik vind elke vorm van geweld verwerpelijk. Ik keur geen enkele vorm van geweld goed, maar ik vind het jammer dat we hier in de bubbel van de Wetstraat, en meer bepaald van het Vlaams Parlement, over onszelf bezig zijn.
Mijnheer Maertens, u had het ook over maatschappelijk assistenten, het gaat dus niet alleen over mandatarissen. Ik denk dat het verstandig is om die vraag op die manier breder open te trekken. Ik herhaal dat ik elke vorm van geweld afkeur, niet alleen tegen mandatarissen maar ook tegen politie, brandweer, verplegend personeel, gemeenteambtenaren enzovoort. Ik denk dat het heel verstandig is dit debat open te trekken en het niet alleen toe te spitsen op onszelf en op de lokale mandatarissen. Dat zou van weinig respect getuigen, en ik denk geenszins dat dat de bedoeling is van een van beide vraagstellers.
Ik heb ook gezien dat de burgemeester van Boechout, Koen T’Sijen – ik denk dat hij van uw partij is, mijnheer De Loor – op de VRT kwam getuigen over de verschillende vormen van geweld waarmee hij regelmatig wordt geconfronteerd, zowel verbaal als fysiek. Hij heeft toen ook heel duidelijk in die reportage gezegd dat wanneer het over verbaal geweld gaat, hij er zelf moet op toezien hoe hij daarop reageert en daarmee omgaat. Toen het over fysiek geweld ging, en dat was in zijn geval wel van toepassing, is hij naar de politie gestapt. De politie heeft haar werk goed gedaan en heeft een proces-verbaal opgesteld.
We zijn het er allemaal over eens dat elke vorm van geweld verwerpelijk is, maar we moeten wel een onderscheid maken tussen verbaal en fysiek geweld. In geval van fysiek geweld zijn er voldoende kanalen om zich daartegen te wapenen. Er kan een pv worden opgemaakt of er kan een klacht worden ingediend waarop dan een pv kan volgen.
Wat verbale agressie betreft, denk ik dat we ook wel eens naar onszelf moeten kijken. Als politici hebben we een voorbeeldfunctie. Anno 2017 zijn we beland in een wereld waar we vooral communiceren via sociale media, Instagram, Facebook, Twitter en andere applicaties, waarbij we niet altijd op een even beleefde manier met elkaar omgaan, en dat geldt eigenlijk voor iedereen – ik zal hier niemand viseren.
De voorzitter van dit parlement heeft bij de opening van het parlementair jaar ook nog een warme oproep gedaan om daarmee te stoppen. Als politici moeten we zelf ook een voorbeeld geven. Daarnaast is het ook zo dat de burger van zichzelf vindt dat hij of zij mondiger is geworden als gevolg van die zogenaamde anonimiteit van de sociale media. Ook wie niet in de politiek zit zoals dokters, verplegend personeel, politie enzovoort, vinden in hun mailbox of op Twitter wel eens berichten met allerlei verwensingen en beledigingen waaruit duidelijk blijkt dat de verzender denkt dat hij of zij dat anoniem kan doen. Het is redelijk dom, als ik dat zo mag zeggen, om dat op die manier te doen. Wat verbale agressie betreft, moeten we rekening houden met het klimaat van de sociale media en met de burger die steeds mondiger wordt. Wil dat nu zeggen dat iedereen alles over zijn of haar kant moet laten gaan? Natuurlijk niet, maar ik wil dit uitbreiden naar andere mensen dan enkel politieke mandatarissen, die zich dagelijks inzetten om goed werk te leveren. En dat kan dan over veel categorieën van de beroepsbevolking gaan.
Het is hier op zijn plaats om dezelfde oproep die ik een jaar geleden heb gedaan te herhalen. Ik roep op tot meer respect in onze samenleving. De VVSG besteedt veel aandacht aan agressie in diverse opleidingen die zij aanbiedt, en dat kan ik alleen maar ondersteunen. Bij het begin van de nieuwe lokale bestuursperiode, dus begin 2019, zal het Agentschap Binnenlands Bestuur samen met de VVSG voorzien in een opleiding voor de lokale mandatarissen. Daarbij zal het aspect omgaan met geweld ook aan bod komen. Het zal natuurlijk niet alleen over dat aspect gaan, maar het wordt wel toegevoegd aan de agenda zodat het daar kan worden besproken. Al dan niet nieuwe lokale mandatarissen kunnen daar dan een beetje een wegwijzer in vinden.
Ik kan en zal dit niet in decreetgevend werk gieten – maar ik denk ook niet dat dat de vraag was – want dat gaat niet. Het gaat vooral over respect hebben voor elkaar en weten welke grenzen men kan opzoeken en aan welke grens men het best stopt bij het omgaan met sociale media.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Net als bij het debat vorig jaar tijdens de plenaire vergadering, wordt de vraag opengetrokken. Het is zeker niet de bedoeling om het probleem te beperken tot enkel mandatarissen, maar het debat inderdaad open te trekken naar alle hulpverleners. In dat kader heb ik een aparte vraag om uitleg. Ik wilde die twee groepen een beetje gescheiden houden omdat ik daarover minder informatie ter beschikking heb. Ik zal die vraag met uw goedkeuren, voorzitter, alsnog indienen.
We stellen vast dat het inderdaad net mensen zijn die aan dienst- en hulpverlening doen die het slachtoffer worden van verbaal of fysiek geweld. Dan heb ik het zeker niet alleen over mandatarissen maar ook over maatschappelijk werkers, hulpverleners in de zin van verpleegkundigen, zorgkundigen enzovoort. Het zijn mensen die anderen willen helpen die daar dan het slachtoffer van worden.
Ik ben er mij ook van bewust dat het een heel moeilijke evenwichtsoefening is. Waar kun je op ingrijpen? De dienstverlening en ook de bereikbaarheid mogen er niet onder lijden, ook niet voor mandatarissen. Ik ben een nogal grote voorstander van een lage drempel. Maar, minister, ik ben tevreden dat zowel het Agentschap Binnenlands Bestuur als de VVSG in een opleidingspakket voor nieuwe mandatarissen zal voorzien: ‘Hoe omgaan met geweld?’
Ik heb nog een bijkomende vraag. Als ik mij niet vergis, had de VVSG vorig jaar, naar aanleiding van een onderzoek of van een aantal klachten of feiten die aan de oppervlakte kwamen, de suggestie gedaan om een meldpunt voor dergelijke zaken te installeren, ten behoeve van de mandatarissen, om er dan beter mee om te gaan. Hebt u, of heeft het Agentschap Binnenlands Bestuur, weet van de stand van zaken van dat meldpunt?
De heer Maertens heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd, ik zal het hierbij houden.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Loor, dat was een initiatief van de VVSG zelf. U weet dat ik geen toezichthoudende overheid ben van de VVSG, maar ik kan u wel melden dat er nog geen meldpunt is bij de VVSG.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.