Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, het Agentschap Integratie en Inburgering werd als een privaatrechtelijk EVA, extern verzelfstandigd agentschap, opgericht in 2013. Ik stel deze lange vraag omdat er de afgelopen tijd in die sector allerlei zaken gezegd, geschreven en gebeurd zijn. Het lijkt me dan ook goed kort de voorgeschiedenis mee in beeld te brengen.
De instelling heeft een reeks duidelijke opdrachten, zoals vastgelegd in artikel 17 van het decreet over het integratie- en inburgeringsbeleid. Het vervult een reeks belangrijke kerntaken, zoals adviesverstrekking en begeleiding op maat met het oog op empowerment van individuele burgers van de bijzondere doelgroepen om te komen tot een zelfstandige en evenredige participatie, actief burgerschap en sociale samenhang; adviesverstrekking en praktijkondersteuning met het oog op het draagvlak, de beeldvorming en de wederkerigheid van integratie en met het oog op sociale samenhang; het uitreiken van bewijzen van het taalniveau Nederlands; de regie opnemen over een behoeftedekkend en behoeftegericht aanbod Nederlands als tweede taal.
Om de doelstellingen van het Vlaamse integratiebeleid te realiseren vervult het agentschap ook de volgende taken: bepaalde gegevens verzamelen, bewerken en ter beschikking stellen; gerichte, experimentele projecten opzetten; expertise verzamelen en ter beschikking stellen. Verder kan het andere activiteiten en taken uitoefenen die rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van alle daarnet vermelde opdracht en kerntaken. Het agentschap moet dus een heleboel, volgens mij cruciale taken in het Vlaanderen van vandaag vervullen.
De begin september verschenen berichten over mogelijke problemen bij het agentschap – er wordt zelfs over wanbeheer gesproken – doen dan ook een aantal vragen rijzen. Er werd melding gemaakt van het opstappen van de waarnemend voorzitter van het agentschap. Ze deed dat blijkbaar uit onvrede over de werking van de dienst en ze beklemtoonde daarbij dat de raad van bestuur onvoldoende zou worden geïnformeerd door de directie. Ik citeer mevrouw Özcan in Het Belang van Limburg: “Ik kreeg niet genoeg informatie door, en ik wil geen documenten tekenen waarvan ik niet weet waar ze precies over gaan.”
Dergelijke uitlatingen van de voorzitter van een belangrijk agentschap zijn toch wel zeer ongewoon te noemen en doen vragen rijzen over de wisselwerking tussen de leiding en de raad van bestuur en over de mate waarin de raad van bestuur op een gedegen manier beslissingen kon en kan nemen. De informatie die de raad van bestuur krijgt van directie en administratie is cruciaal om de juiste beslissingen te kunnen nemen. In een agentschap moeten leiding en raad van bestuur in vertrouwen met elkaar kunnen samenwerken. Wordt dat gehypothekeerd, dan heeft dat natuurlijk zijn weerslag op de goede werking. We kunnen ons afvragen in hoeverre maatregelen aangewezen zijn om het vertrouwen tussen leiding en bestuur te versterken of zo nodig te herstellen.
Daarnaast wordt het agentschap ook geconfronteerd met aanzienlijke financiële tekorten en dat moet ons als commissie zorgen baren. Die tekorten zouden, aldus de berichten, onder meer te wijten zijn aan het feit dat het agentschap extra opdrachten zou uitvoeren waar geen financiering tegenover staat. Ter illustratie daarvan wordt verwezen naar de implementatie van het computersysteem KBI-connect. De kosten daarvan zouden nooit in de boekhouding zijn meegerekend. Andere tekorten zouden ook te wijten zijn aan wat in persberichten ‘postfusiekosten’ worden genoemd. Dat zijn dus heel wat zaken die wij als parlementsleden uit de media moeten vernemen en die ons ongerust maken.
Een belangrijk punt blijft de ontslagronde die we in de plenaire vergadering al konden bespreken. Daar wil ik op zich niet opnieuw op ingaan, maar toen is niet de vraag aan bod gekomen welke criteria er in die ontslagronde worden gehanteerd. En waarom is er destijds gekozen voor contracten van onbepaalde duur? Dat hebben we in het parlement nog niet besproken.
Ook valt vandaag op dat het agentschap zich sterk bezighoudt met inburgering, maar dat de pijler integratie, naar mijn aanvoelen, minder aandacht krijgt. Nochtans kan het belang van deze pijler niet genoeg worden benadrukt. Een inburgeringstraject is noodzakelijk, maar wel maar een eerste stap richting integratie. De echte integratie begint immers pas nadien, in de samenleving zelf. Daar moet voldoende op worden ingezet.
Minister, kunt u verduidelijken waarom de waarnemend voorzitter van het agentschap ontslag heeft genomen? Hebt u daarover met haar vooraf of nadien een gesprek gehad? Klagen ook andere leden van de raad van bestuur over het niet verkrijgen van voldoende informatie of was het vooral een individuele appreciatie? Hebt u naar aanleiding van het ontslag overleg gehad met andere leden van de raad van bestuur over de werking van het agentschap?
Werd u voordien reeds op de hoogte gebracht door de achtereenvolgende voorzitters en bestuurders over het mogelijk gebrekkig functioneren van de diensten? Hebt u daarover ooit enige informatie ontvangen van de regeringscommissaris? Zo ja, van welke strekking was die informatie en hebt u er op een of andere manier gevolg aan gegeven?
Hoe is het financieel tekort bij het agentschap ontstaan en hoe kan het worden verklaard? Welke maatregelen werden reeds genomen om de verdere opbouw van de tekorten in te dijken? Op welke wijze werd u over financiële problemen op de hoogte gebracht?
Kloppen de berichten dat het agentschap extra opdrachten uitvoert waar geen financiering tegenover staat en dat de kosten daarvan niet in de boekhouding werden meegerekend? Zo ja, laat u dat dan verder onderzoeken?
Hoe verloopt de concrete afwikkeling van de aangekondigde ontslagronde? Treft het ontslag enkel personeelsleden die in het kader van de bijkomende werklast ingevolge de asielcrisis werden aangenomen of komen ook andere personeelsleden in het vizier? Welke criteria worden gehanteerd bij die ontslagronde? We hebben begrepen dat er een link is met de asielcrisis, maar het zou natuurlijk kunnen dat tussen de mensen die ontslagen zullen worden, ook personen zitten die niet werden aangeworven in het kader van de asielcrisis. Dat is op dit moment voor mij zeer onduidelijk.
Waarom werd er bij de aanwerving van bijkomende personeelsleden voor wat uiteindelijk een tijdelijke opdracht is, voor contracten van onbepaalde duur geopteerd?
Wat is uw visie op de pijler integratie van het agentschap? Deelt u de mening dat deze pijler in de toekomst sterker moet worden uitgebouwd?
Minister Homans heeft het woord.
Heel wat vragen, mijnheer Kennes, maar ook terechte vragen, gelet op het feit dat de problematiek ook in de media aan bod is gekomen. Als ik me niet vergis, hebt u er twee weken geleden een actuele vraag over gesteld, maar in dat geval is de tijd natuurlijk beperkt tot twee minuten. Ik heb hier een antwoord van negen bladzijden en zal er vandaag heel uitvoerig op ingaan. Het is een belangrijke problematiek die ik van duiding wil voorzien, want ik heb problemen met enkele zaken die in de media zijn gekomen, zoals wanbeheer en mismanagement. Het getuigt van weinig respect voor de mensen die in het agentschap werken, van welke politieke kleur ze ook zijn. Voor alle duidelijkheid, elke kleur is in de raad van bestuur vertegenwoordigd. Jammer dus van dergelijke berichten, en een en ander moet zeker worden verduidelijkt en rechtgezet.
Weet ik waarom de waarnemend voorzitter ontslag heeft genomen en heb ik voor- of achteraf een gesprek gehad? Nee, ik heb voorafgaand aan het ontslag van mevrouw Özcan – ik hoop dat ik dat juist uitspreek – van haar absoluut geen signalen gekregen over een slechte doorstroming van informatie. Dat is nooit tot bij mij of mijn kabinet gekomen. Mevrouw Özcan heeft ook nooit op enige manier haar ongenoegen tegen mij of mijn kabinet geuit. Op 30 augustus 2017 heb ik samen met u allen in de krant De Morgen gelezen dat mevrouw Özcan ontslag had genomen.
Nadien heb ik in diezelfde en ook in andere media kunnen vernemen dat mevrouw Öczan de politieke overstap maakte van Open Vld naar Groen. Ik kan alleen samen met u vaststellen dat mevrouw Öczan het prioritair vond om eerst de media in te lichten over haar ontslag vooraleer ze haar collega’s van de raad van bestuur en de algemeen directeur van het agentschap heeft ingelicht. Mevrouw Öczan heeft noch vóór noch na haar ontslag enige poging ondernomen om met mij of met mijn kabinet contact op te nemen. Alle bestuurders, dus alle leden van de raad van bestuur, hebben op het ontslag gereageerd via een persbericht: ze zijn zeer verbaasd door de beslissing en de beweegredenen van mevrouw Öczan. De bestuurders hebben meteen ook het vertrouwen in het management van het agentschap benadrukt. Ik vind het belangrijk dat dit allemaal gebeurd is.
Werd ik voordien al op de hoogte gebracht door de achtereenvolgende voorzitters en bestuurders van het agentschap over het mogelijke gebrekkige functioneren van zijn diensten? Heb ik daar meer informatie over gekregen? Wanneer ben ik eigenlijk op de hoogte gebracht dat er financiële problemen waren? Ik mis iets in die vraagstelling, maar dat zal natuurlijk per ongeluk zijn. Je hebt voorzitters en bestuurders, maar er werd ook een regeringscommissaris aangeduid. Ik denk dat we dit in het kader van de openbaarheid van bestuur kunnen toevoegen aan het verslag. Ik heb hier het officiële verslag van de regeringscommissaris, dat mij in juni 2017 werd bezorgd in het kader van de begrotingsopmaak 2018. Toen heeft de regeringscommissaris voor het eerst gemeld dat er tekorten dreigden in 2018 indien er geen extra financiering zou komen vanuit de Vlaamse overheid. De regeringscommissaris heeft bij de begrotingsopmaak 2017 geen gewag gemaakt van enig probleem. Er was dus geen enkel financieel probleem. Dat is blijkbaar op zeer korte termijn allemaal ontstaan. We zullen deze officiële rapporten van de regeringscommissarissen overmaken. Dan kan dat bij dat dossier worden gevoegd.
In het kader van de begrotingsopmaak 2018 hebben wij dus van de regeringscommissaris dat advies gekregen. Daarna heeft mijn kabinet onmiddellijk contact opgenomen met de heer Riffi, om bijkomende vragen te stellen omdat er toch een aantal zaken in zijn rapport voor ons niet altijd heel duidelijk waren. Als het over zoiets precairs gaat, is het toch normaal dat je bijkomende vragen stelt. We hebben ook het antwoord gekregen op die vragen. Dat is geen enkel probleem. Ik zegt het maar, collega’s, om aan te geven dat wij onmiddellijk in actie zijn geschoten. Als u weet dat we dit verslag in juni 2017 hebben gekregen, dat de begrotingsopmaak 2018 gebeurt in september 2017, dat wij onmiddellijk tot actie zijn overgegaan op het kabinet, door de vraag te stellen niet alleen aan de heer Riffi maar natuurlijk ook aan het management en aan het dagelijks bestuur van het agentschap, dan weet u dat we heel hard en kort op de bal hebben gespeeld. Mijnheer Kennes en andere collega’s, u zult waarschijnlijk ook hebben gezien in de begrotingstabellen dat er voor 2018 in 5,5 miljoen euro extra is voorzien voor het agentschap. We hebben onmiddellijk onze verantwoordelijkheid opgenomen, vanaf het ogenblik dat we voor de eerste keer met die financiële problemen werden geconfronteerd.
Ik denk dat het goed is dat ik dit hier heel eventjes heb uiteengezet. We zullen dit overmaken aan de commissiesecretaris, zodat dit dossier volledig is. We hebben echter onze verantwoordelijkheid opgenomen, zeker ik, als functioneel bevoegd minister. U weet hoe dat gaat tijdens begrotingsbesprekingen: je krijgt geld, maar geld is niet eindeloos. Je moet als functioneel bevoegd minister – en ik heb zeven bevoegdheden! – weten in welke zaken je extra geld wilt steken. Ik heb er bewust voor gekozen om met het geld dat aan mij werd toevertrouwd iets aan dat probleem te doen. Ik heb ook nog andere maatregelen genomen, bijvoorbeeld voor het groeipad in de sociale economie – maar dat hoort niet in deze commissie thuis.
Wat zijn nu de oorzaken van de financiële problemen of het tekort, zoals u wilt, bij het Agentschap Inburgering en Integratie? Het is twee weken geleden al heel kort aan bod gekomen. U weet dat in 2015 meer dan twintig organisaties zijn ingekanteld in het Vlaams agentschap. U weet dat er naast het Vlaams agentschap ook nog een Antwerps en een Gentse agentschap bestaan. Maar ik ga mij in dit Vlaams Parlement beperken tot de vraag die de heer Kennes heeft gesteld over het Vlaams agentschap.
Deze organisaties moesten gefuseerd worden in het Vlaams agentschap. Dat bracht en brengt nog altijd heel wat uitdagingen met zich mee. Een van de doelstellingen van de fusieoperatie was efficiëntiewinsten te boeken. Ik heb dat twee weken geleden in de plenaire vergadering ook gezegd. Efficiëntiewinst moet je niet louter financieel bekijken. Het gaat ook over een nóg betere dienstverlening. Dat heeft weinig te maken met het financiële aspect. Wel een klein beetje natuurlijk: als je fusies doet, is het normaal dat de dienstverlening uitbreidt en nóg beter wordt – de dienstverlening van al die ingekantelde organisaties was al goed. Het agentschap is meteen gestart met het uniformiseren van processen en met het opzetten van beheersstructuren.
Collega’s, jullie begrijpen hopelijk dat het, als je twintig organisaties inkantelt in één agentschap, niet altijd gemakkelijk is om bepaalde processen te uniformiseren en om een standaard te vinden waarin iedereen zich kan vinden. Je moet ook voor wat betreft de manier van werken tot een gemeenschappelijke deler komen. Net op het moment dat het agentschap in 2015 bezig was met die efficiëntiewinsten en met die fusie, werden we geconfronteerd met het uitbreken van de asielcrisis. Dit had een enorme druk op het Agentschap Inburgering en Integratie tot gevolg. Die druk was terecht in zoverre dat we vooralsnog het enige gewest zijn waar inburgering verplicht is. Als we iets verplichten, moeten we ervoor zorgen dat er voldoende aanbod is.
Ik was niet de enige die extra middelen kreeg in het kader van de asielcrisis. Ook de ministers Crevits en Vandeurzen kregen extra middelen, en ook nog andere collega’s. Maar het was een juiste keuze van het agentschap om er op dat moment voor te kiezen om het aanbod te verzekeren, niet alleen ten aanzien van de nieuwe mensen die instroomden om een inburgeringstraject op te starten, er moest ook voor worden gezorgd dat er geen wachtlijsten ontstonden voor mensen die op vrijwillige basis wilden inburgeren. We weten dat er heel veel mensen zijn van binnen Europa die we niet kunnen verplichten, maar die dat wel vrijwillig willen. Ik denk dat het heel jammer zou zijn indien we dan de kansen zouden hebben afgepakt van die mensen. Het agentschap heeft alles op alles gezet om daar geen wachtlijsten te doen ontstaan. Collega’s, sta me toe te zeggen dat het daar wonderbaarlijk in is geslaagd.
Mijnheer Kennes, maar ook andere collega’s, hier werden al vaak vragen over gesteld. Maar er zijn tot op vandaag geen wachtlijsten voor inburgering. We mogen deze pluimen op de hoge hoed van de verschillende agentschappen steken, niet alleen van het Vlaams agentschap, maar ook van de agentschappen in Antwerpen en Gent. Ook daar deden ze meer dan hun best.
Ik heb al gezegd dat het agentschap onmiddellijk kort op de bal heeft gespeeld om het aanbod te kunnen garanderen. Het heeft de druk zeer goed opgevangen. De dienstverlening kon daardoor gegarandeerd blijven. Dat was zeer belangrijk. Ik hoop dat we dit hier ook kamerbreed kunnen ondersteunen. Dat zal ik subiet wel horen.
Mijnheer Kennes, ik heb de vorige keer ook gezegd dat het agentschap in 2016 ongeveer 18.000 projecten meer heeft opgestart. Dat was 52 procent meer dan in 2014, dat is toch wel beduidend veel meer. Dat wijst toch ook op de extra druk en werkdruk die er toen was binnen het agentschap. De uitbouw van de capaciteit van de eerstelijnsdienstverlening vroeg natuurlijk zeer veel tijd en energie van het agentschap, waardoor de geplande efficiëntiewinsten door de inkanteling na de fusie van die twintig organisaties natuurlijk niet allemaal konden worden gerealiseerd.
U weet dat iemand die in een asielprocedure zit al vanaf vier maanden aan een inburgeringstraject kan beginnen. NT2 kan vanaf dag één. Men moet zelfs niet wachten op een erkenning. Zodra men erkend is, moet men zich verplicht binnen de drie maanden registreren en ten laatste binnen de zes maanden beginnen met het traject.
Men kan dus al beginnen vanaf vier maanden dat men in de asielprocedure zit, zonder dat men een erkenning op zak heeft. Veel mensen hebben dat gedaan. Ook daar heeft het agentschap in kwestie meer dan zijn verantwoordelijkheid opgenomen.
De aandacht van het management moest dus niet alleen gaan naar de uitbreiding van de dienstverlening, er waren natuurlijk bijkomend ook een aantal onvoorziene tegenslagen, zoals de aansluiting bij de gemeenschappelijke dienstencentra van de Vlaamse overheid die als extern verzelfstandigd agentschap (EVA) veel moeilijker verliep dan gedacht. Ook de kwaliteit van een deel van de huisvesting voldeed niet aan de kwaliteitseisen van een agentschap. Dat moest dus ook allemaal opgelost worden.
We weten allemaal dat bovendien de gevolgen van de asielcrisis nog steeds merkbaar zijn binnen de organisatie. Het aantal lopende inburgeringstrajecten ligt nog steeds hoger dan voorheen omdat men een inburgeringstraject natuurlijk niet afrondt op twee maanden tijd. Iedereen doet dat op zijn eigen ritme. Sommige mensen doen er anderhalf jaar over, sommige mensen kunnen dat in negen maanden. Dat heeft natuurlijk te maken met de capaciteiten van de personen in kwestie. Het aantal lopende inburgeringstrajecten ligt nog steeds hoger dan voor het uitbreken van de asielcrisis. Dat lijkt me ook logisch. Het is echter wel duidelijk dat de gevolgen van de asielcrisis op de eerstelijnsdienstverlening stilaan wel afnemen. Bijgevolg zal de tijdelijke extra dienstverlening moeten worden afgebouwd.
Bij de begrotingsopmaak 2018 heb ik in de nodige middelen voorzien, 5,5 miljoen euro, om het agentschap in 2018 opnieuw een gezond financieel evenwicht te laten bereiken. Deze middelen zijn bedoeld voor het financieren van de herstructureringskosten en de broodnodige investeringen die moeten leiden tot efficiëntiewinsten. Zonder dat geld zou dat absoluut niet mogelijk zijn.
In 2018 is er ook in 3,2 miljoen euro asielmiddelen voorzien voor het agentschap bovenop de middelen die ze al in 2017 en 2016 hebben gekregen. Het is dus niet zo dat ze in 2018 totaal geen asielmiddelen krijgen. Bij mijn collega’s zie je die asielmiddelen ook dalen. Dat is binnen de Vlaamse Regering ook altijd de afspraak geweest.
Mijnheer Kennes, het was inderdaad een veel te kort debat. Bij een actuele vraag mogen we niet veel zeggen. Voor diegenen die het niet hebben gevolgd: er is nooit bespaard geweest op het agentschap. Dat hebt u niet beweerd, voor alle duidelijkheid. Ik wil wel nog een aantal cijfers meegeven die dat ook aantonen. Ik heb het nu alleen over de basistoelagen, dat is het gemakkelijkst om te vergelijken want de asielmiddelen zijn afhankelijk van de instroom. In 2015 was de basistoelage van het agentschap 35,2 miljoen euro; in 2016 38,8 miljoen euro; in 2017 40,1 miljoen euro; en in 2018 gaat het, door de 5,5 miljoen euro die er is bijgekomen, over 45,6 miljoen euro. Dat is dus 10,4 miljoen euro meer dan in 2015. ‘Significant’ is een woord dat we niet altijd graag horen, maar in dezen is het toch wel terecht. Collega’s, er is dus absoluut niet bespaard op het agentschap, integendeel, er is alleen maar geld bijgekomen.
Kloppen nu de berichten dat het agentschap extra opdrachten heeft uitgevoerd waar geen financiering tegenover staat en dat de kosten daarvan niet in de boekhouding werden opgenomen? Mijnheer Kennes, het klopt dat het agentschap een beperkt aantal opdrachten heeft bijgekregen. Ik denk concreet aan de resultaatsverbintenis maatschappelijke oriëntatie (MO) die is ingevoerd. Dat behoort dan uiteraard tot de taken van het agentschap, maar daartegenover stond wel degelijk een passende dotatie. Ik had het daarnet over de stijging van de dotatie tussen 2015 en 2018. Laat nu 2018 eventjes buiten beschouwing, zelfs tussen 2015 en 2017 is het nog altijd 5 miljoen euro extra. Volgens mij moet dat wel voldoende zijn om die beperkte extra taken die er zijn bijgekomen te kunnen opvangen.
U vraagt of de kosten daarvan al dan niet in de boekhouding worden opgenomen. Ik ga er in elk geval van uit. Ik heb in elk geval nooit het signaal gekregen dat dit niet het geval zou zijn, ook niet van de regeringscommissaris. Ik ga er dus van uit dat het allemaal braafjes is opgenomen in de boekhouding, zoals het hoort.
U vraagt naar de oorzaak. Ik heb al heel veel oorzaken gegeven. Als besluit van dit antwoord kan ik toch wel stellen dat de oorzaak van de problemen die er vandaag zijn een cocktail van oorzaken is. Dat is begonnen met de jammerlijke samenloop van de fusieoperatie, met een inkanteling van meer dan twintig organisaties, en de asielcrisis waarmee Vlaanderen, en niet alleen Vlaanderen maar heel het land, geconfronteerd werd.
Hoe gaat het nu met de afwikkeling van de aangekondigde ontslagronde? Welke personeelsleden komen er in het vizier? U weet dat de afwikkeling van de aangekondigde ontslagronde voorwerp is van sociaal overleg. De beslissing om te werken met contracten van onbepaalde duur is genomen in overleg en op uitdrukkelijke vraag van de vakbonden zelf. Niet alleen ik, maar ook andere collega’s van de regering hebben altijd zeer duidelijk gecommuniceerd dat de asielmiddelen van tijdelijke aard waren. Er konden nieuwe werknemers contracten krijgen, maar ze moesten weten dat de tewerkstelling, van welke aard de contracten ook waren, tijdelijk was. Dat werd ook zo gecommuniceerd aan de werknemers in kwestie. Het is altijd gezegd dat het tijdelijk was vanwege de asielcrisis. De vakbonden hebben altijd uitdrukkelijk gevraagd om er contracten van onbepaalde duur van te maken. Destijds wist iedereen dat onbepaalde duur niet gelijk stond met ‘voor altijd’. Men wist zeer duidelijk dat het over tijdelijke tewerkstelling ging. De raad van bestuur heeft uiteindelijk ingestemd om te werken met contracten van onbepaalde duur om verschillende redenen, onder andere omdat het agentschap niet kon inschatten hoelang de verhoogde werklast zou duren. Iedereen, en dus ook de medewerkers, wist dat het wel degelijk tijdelijk werk was.
Ik ben van mening dat de pijler integratie van het agentschap sterker moet worden uitgebouwd in de nabije toekomst. Ik ben het in elk geval niet eens met de stelling, als ze al geponeerd werd, dat het aspect integratie minder uit de verf zou komen bij het agentschap. Dat heeft eerder te maken met een perceptieprobleem. Het is natuurlijk niet toevallig dat het Agentschap Integratie en Inburgering vooral wordt geassocieerd met het thema inburgering. Inburgering is immers een zeer uniek aanbod in Vlaanderen. Slechts drie agentschappen zijn daarmee bezig. Naast inburgering heeft het agentschap vooral een stimulerende en ondersteunende rol op het vlak van integratiebeleid, waardoor dit werk minder zichtbaar is voor het brede publiek. Dit is het zogenaamde tweedelijnswerk, en het gebeurt wel degelijk, maar het is gewoon minder zichtbaar. Inburgering kun je meten. U kunt mij vragen hoeveel mensen in een bepaald jaar het inburgeringstraject hebben afgerond, of hoeveel mensen er in een bepaald jaar een inburgeringstraject zijn gestart. Een antwoord geven op de vraag hoeveel mensen een succesvolle integratie in een bepaald jaar hebben afgerond, is veel moeilijker. In de perceptie is het iets helemaal anders.
Het mag echter wel gesteld worden dat het integratiebevorderend werk van het Agentschap Integratie en Inburgering zeer goed gekend is bij zijn belangrijkste stakeholders. Dat is goed. Het wordt ook zeer gewaardeerd. Ik moet u maar verwijzen naar een enquête die de VVSG vorig jaar heeft afgenomen bij de lokale besturen. Het rapport vermeldt met zoveel woorden dat de lokale besturen erg tevreden zijn over de samenwerking met het agentschap, zowel wat betreft inburgering als, vooral, de pijler integratie, omdat daarin de lokale besturen een grotere rol spelen dan in inburgering.
Het agentschap ondersteunt ook diverse actoren bij het werken aan integratie. Maar het is natuurlijk ook de medeverantwoordelijkheid van verschillende beleidsdomeinen, maar ook van de lokale besturen. U weet dat ik het kader van de vluchtelingencrisis – of de asielcrisis, zoals u wilt – vanuit mijn bevoegdheid Binnenlands Bestuur 22,5 miljoen euro extra heb vrijgemaakt voor de lokale besturen. Minister Vandeurzen heeft dan ook nog eens middelen vrijgemaakt voor woonbegeleiding, minister Crevits voor het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN), en minister Muyters voor het werkervaringstraject. Ik heb die 22,5 miljoen euro vanuit mijn bevoegdheid Binnenlands Bestuur vrijgemaakt om de lokale besturen aan de pijler integratie te laten werken. Wij faciliteren en betalen de inburgeringstrajecten, maar integratie is toch ook wel een belangrijke taak van de lokale besturen. Ik zeg niet ‘bij uitstek een belangrijke taak’, want dan zou het lijken alsof ik mijn verantwoordelijkheid van mij afschuif.
Als ik mijn volledige budget voor 2016 bekijk, het laatste jaar dat volledig bekend is, en dan bekijk ik het ruimer dan alleen maar de dotaties aan de agentschappen zelf – ik heb daarnet de stijging van de dotatie aan de Vlaamse agentschappen uit de doeken gedaan –, dan stel ik vast dat ongeveer 46 procent naar inburgering is gegaan en 49 procent naar integratie.
Mijnheer Kennes, ik hoop dat dit aantoont dat de pijler integratie wel degelijk belangrijk wordt bevonden, niet alleen door mezelf maar ook door het agentschap.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik wil voor de goede orde nog één zinnetje uit mijn vraag herhalen, om duidelijk te maken dat ik ook oog had voor de regeringscommissaris: “Hebt u dienaangaande ooit enige informatie ontvangen van de regeringscommissaris?” De vraagstelling was ook wat dat betreft redelijk volledig.
Ik heb begrepen dat de informatie laat gekomen is, en dat u zeer snel en zeer kort op de bal hebt gespeeld. Dat is goed. Bij de andere leden van de raad van bestuur zijn er niet meteen dezelfde klachten gemeld als degene die de ontslagnemend waarnemend voorzitter had gemeld. Ik kan zeggen dat zo’n overleg niet zinvol is maar, ook al nemen de mensen geen initiatief, het is toch altijd nuttig om te weten wat er allemaal speelt als er ergens een conflict of een rel of een incident is. Maar goed, dat is een appreciatie.
Het is goed dat we in deze commissie wat langer hebben stilgestaan bij dat financiële tekort. Blijkbaar spelen er heel wat factoren door elkaar en kan er niet één enkele factor als verklaring worden aangegeven. Ik begrijp dat er problemen waren rond de huisvesting en dat de integratie complexer is geworden. Misschien was er te weinig tijd om te focussen op de efficiëntiewinsten omdat dat samenviel met die grote asielinstroom. Het was een slecht moment voor een agentschap dat pas was opgestart.
Ik begrijp dat er bijkomende middelen zijn, maar het is me nog niet helemaal duidelijk hoe we greep krijgen op de oorzaken van dat financiële tekort. Het is goed dat er bijkomende middelen zijn als er een tekort is, maar over het structurele karakter ervan en over het stelpen van die financiële bloeding heb ik op dit moment nog niet meteen helemaal zicht, en misschien ook u, minister, niet. Het is goed dat er bijkomende middelen worden vrijgemaakt. Minister, daarmee geeft u aan dat u het een belangrijk thema vindt. Maar we moeten ervoor zorgen dat er een controle op het tekort komt. Het mag geen structureel punt worden.
Minister, er is nog een vraag onbeantwoord. Misschien hebt u geen informatie over hoe dat intern in een EVA gaat gebeuren, maar wat zijn nu de selectiecriteria om te bepalen wie er zal moeten vertrekken? Men heeft op een bepaald moment mensen aangeworven voor een bijkomende taak, om de verhoogde instroom van asielzoekers mee op te vangen. Er zijn veel mensen met en contract van onbepaalde duur. Zijn er ook andere mensen, die om een andere reden daarvoor al waren aangeworven, die zullen worden ontslagen? En zullen sommige mensen met een contract van onbepaalde duur die wisten dat het niet ‘voor altijd’ was, kunnen blijven? Bestaat er duidelijkheid over? Is dat een verhouding van één op één? Of spelen daar andere criteria?
Dat is voor mij nog zeer onduidelijk. Het zou me verheugen om ook daar nog een antwoord op te kunnen krijgen.
De heer Wouters heeft het woord.
Dat we bij een actuele vraag weinig kunnen debatteren, is nu, denk ik, ruimschoots goedgemaakt. Minister, uw antwoord was zeer volledig. Ik dank u daar ook voor. Ik onthoud vooral dat we niet alleen financieel een efficiëntiewinst zullen boeken, maar die efficiëntiewinst óók financieel zijn. We moeten dat ruimer kunnen interpreteren. Ook de resultaatsverbintenis is in het hele gebeuren een belangrijke pijler.
Er is nog steeds een hoge werkdruk, maar dat is overal zo. Ik neem aan dat de 5,5 miljoen euro extra om de situatie gezond te maken ook maar een tijdelijke bijdrage is. Dat is mij niet volledig duidelijk.
Het verheugt me ook dat we een permanente samenwerking op poten aan het zetten zijn tussen de lokale overheden en de diverse bevoegdheden hier. Ik gebruik een modern woord: als we dat allemaal ‘samen’ aanpakken, is dat een zeer goede zaak in deze materie.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik deel de bezorgdheid van de heer Kennes over het beheer van het Agentschap Integratie en Inburgering. Het heeft een heel belangrijke taak. Op een moment dat integratie en inburgering zo acuut zijn en belangrijk, is het niet goed dat men bezig moet zijn met interne beleidskwesties. We konden er in de media over lezen, over wanbeleid en dergelijke. U hebt tot nu omstandig kunnen toelichten. Het is gewoon spijtig dat dat nu zo overheerst, terwijl er zoveel andere katten te geselen zijn.
U hebt aangegeven dat er in de loop van het hele proces bij de begrotingsopmaak contact is geweest, maar daarna zei u dat u over het ontslag van de waarnemend voorzitter en de aanleiding daartoe nooit werd gecontacteerd. Ik spreek over mijn eigen verleden, zeker als het over EVA’s gaat, die een zo belangrijke rol vervullen: er is altijd regelmatig contact tussen een kabinet en een EVA. Er wordt overlegd om elkaar daarin te versterken. Dat verbaast mij. Zeker in tijden waarin het agentschap zo onder druk staat en dat het in de media vaak wordt geviseerd, is het belangrijk dat er regelmatig contact is. Het verbaast me dat u aangeeft dat ze u niet hebben gecontacteerd. Bent u daar het afgelopen jaar of de afgelopen twee jaar zelf al op bezoek geweest, om eens te gaan zien wat die mensen daar doen en hoe ze werken? Dat is toch ook belangrijk om de werking van het agentschap te valoriseren? Wordt er nu wel regelmatig samengezeten om te vermijden dat we opnieuw in een dergelijke situatie terechtkomen?
De eerste fase van de hele vluchtelingencrisis was inderdaad inburgering, maar onderschat het belang niet van integratie.
Minister, dat is langetermijnwerk. Dat vergt enorm veel investeringen. U hebt in uw antwoord verklaard dat er in het verleden al een stijging is geweest. De laatste stijging in het budget is er gekomen om de financiële put te dempen. Ik hoop dat de ambitie voor de toekomst groter is. Ik denk dat we, ook op het vlak van integratie, voor gigantische uitdagingen staan.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, ik zal met dat laatste punt beginnen. Ik heb het net uit de doeken gedaan, maar het is mogelijk dat ik uw opmerking verkeerd heb begrepen.
De basistoelage is enkel gestegen. Tijdens de begrotingsopmaak voor 2018 heb ik onmiddellijk mijn verantwoordelijkheid genomen en heb ik bijkomende middelen in het agentschap geïnvesteerd. Ik wil hier nog aan toevoegen dat in 2018 3,2 miljoen euro aan asielmiddelen aan het agentschap wordt toegekend. Indien zou blijken dat er plots weer een nieuwe instroom is, zal de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid nemen. Dit geldt natuurlijk voor alle leden van de Vlaamse Regering. Er zullen dan opnieuw bijkomende middelen komen.
We hebben alles gedaan wat in onze mogelijkheden ligt. We hebben de dotaties enkel verhoogd. De asielmiddelen zijn aanzienlijk geweest en zullen dat in 2018 ook nog zijn. Bovendien heb ik vanuit mijn eigen begrotingspotje zelf 5,5 miljoen euro in het agentschap geïnvesteerd. Ik ben nochtans pas in juli 2017 op de hoogte gebracht.
Wat de vraag over het ontslag betreft, zou ik u willen vragen eens te proberen u in mijn plaats te stellen. Ik weet dat het wederzijds moeilijk zou zijn, maar we doen een poging. Ik lees ook De Morgen. Elke politicus moet elke krant lezen. Ik heb dat in de krant gelezen. Het ontslag van de waarnemend voorzitter stond in de krant.
Er zijn uiteraard contacten tussen het kabinet en de raad van bestuur geweest. Niemand wist iets. Vindt u dan echt dat ik als functioneel bevoegd minister naar die dame had moeten bellen met de vraag waarom ze ontslag had genomen? Ik denk het niet.
Ik wil nog meedelen dat ondertussen iemand anders tot voorzitter van de raad van bestuur van het Agentschap voor Inburgering en Integratie is benoemd. U weet dat wellicht al. Die persoon is u niet onbekend. Het gaat om de heer Verhaert, de voormalige stadssecretaris van de stad Antwerpen. Tijdens de korte periode waarin hij voorzitter van het agentschap is, heeft hij het kabinet al verschillende malen bezocht. We hebben al verschillende gesprekken gevoerd. Veel heeft met de herstructurering te maken. Hij is gepokt en gemazeld in een omgeving waarin hij met betrekking tot herstructureringen wel enkele katten heeft gegeseld. Volgens mij is het de juiste man op de juiste plaats. Er zijn heel wat contacten geweest en die contacten zullen er ook blijven.
Mevrouw Kherbache, ik vind het niet mijn taak of mijn opdracht naar een ontslagnemend waarnemend voorzitter te bellen nadat ik dat ontslag zelf in de media heb moeten vernemen.
Mijnheer Kennes, ik begrijp waarom u een vraag stelt over de criteria voor de personeelsleden. Ik begrijp de bekommernis die hiermee gepaard gaat. Dit maakt echter deel uit van het sociaal overleg. Aangezien ik het sociaal overleg, net als u allicht, alle kansen wil geven, kan ik daar echt niets over zeggen. Ik kan wel meedelen dat ikzelf en anderen de vakbonden komende vrijdag zullen ontvangen. Het is de bedoeling alles in goede banen te leiden en het sociaal overleg alle kansen te geven.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat hierover momenteel niet verder kan worden gecommuniceerd. Ik ben blij te vernemen dat overleg met de vakbonden is gepland. Ik heb tijdens de plenaire vergadering vernomen dat voor het collectief ontslag is gekozen. Dat houdt voor het personeel een aantal garanties in. Ik hoop dat hier voldoende aandacht aan wordt geschonken om dit in zo goed mogelijke omstandigheden te laten verlopen. Overleg is hiervoor zeker een voorwaarde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.