Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Op 20 oktober 2014 werd een motie ingediend door mijzelf en collega’s De Meyer, Daniëls, Van Dijck, De Potter en Krekels, en volgend op de interpellatie van collega Meuleman vier dagen eerder in de commissie. De motie trachtte een antwoord te bieden op een aantal vragen over de staat van de schoolinfrastructuur in Vlaanderen.
In het kader van Scholen van Morgen, de DBFM-projecten en de capaciteitsmonitor zijn enkele van de voorstellen uit de motie in volle uitvoering, tot onze tevredenheid. Er blijven echter nog enkele vragen voorlopig niet of onvoldoende beantwoord. Ik verneem graag de volgende toelichtingen.
Punt 9 van de motie vraagt de Vlaamse Regering om “de multifunctionaliteit van de nieuwe of vernieuwde schoolgebouwen en de bijbehorende omgevingsinfrastructuur te bewerkstelligen, onder andere ten voordele van de lokale gemeenschap, en drempels in het bestaande regelgevende kader weg te nemen die dat multifunctionele gebruik verhinderen.” Wat is op dit ogenblik de stand van zaken?
Op basis van de capaciteitsmonitor kunnen we vaststellen in welke gemeenten daadwerkelijk plaatstekorten te verwachten zijn. Punt 15 van de motie stelt dat moet worden onderzocht of in die gemeenten “een moratorium op de verkoop van schoolgebouwen en schoolterreinen” wettelijk mogelijk is, “behoudens de uitzondering wanneer de verkoopopbrengst opnieuw gebruik wordt voor de creatie van nieuwe schoolcapaciteit”. Is dit reeds onderzocht? Wat is het resultaat?
Tot slot stelt punt 16 dat nieuwe schoolgebouwen voor basisonderwijs “later, bij het verschuiven van de capaciteitsdruk naar het secundair onderwijs, ook voor dat onderwijsniveau kunnen worden aangewend”. Acht u dit praktisch mogelijk? Welke maatregelen stelt u voor om dit te realiseren?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, wat de motie over de staat van de schoolinfrastructuur betreft, wijs ik erop dat de meeste voorstellen, namelijk twaalf van de zestien voorstellen, ondertussen zijn gerealiseerd of in volle uitvoering zijn. U hebt dat zelf ook vermeld, maar ik heb daarstraks verklaard dat ik vandaag voldoende achting voor mezelf moet hebben.
Wat de multifunctionaliteit en het multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen betreft, onderzoekt het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) momenteel veertien multifunctionele complexe schoolbouwprojecten. Deze projecten bevinden zich in verschillende fases, van ontwerp tot en met effectieve ingebruikname.
Het onderzoek bestaat uit de afname van een gestructureerde vragenlijst bij elk schoolbouwproject, gesprekken tijdens een plaatsbezoek aan elk project, documentenanalyse en literatuuronderzoek. De studie moet tot een praktijkgericht rapport leiden. Dit rapport zal conclusies en aanbevelingen voor de concrete praktijk en het beleid omvatten. Het rapport wordt in het voorjaar van 2018 verwacht.
Mijnheer De Ro, u weet dat het multifunctioneel gebruik van schoolinfrastructuur een van mijn grote beleidsprioriteiten is. Ik verwijs hiervoor naar strategische doelstelling 4 in het Masterplan Scholenbouw. Bij de toekenning van schoolbouwsubsidies wordt dit telkens zeer sterk beklemtoond.
Ik geef twee concrete voorbeelden. Voor het nieuwe projectspecifieke DBFM-programma is multifunctionaliteit een van de negen decretale selectiecriteria om de ingediende dossiers te beoordelen en te rangschikken. Vroeger was dat niet het geval. We hebben dat ingevoerd, maar dat heeft tot enige spanning bij de scholen geleid. De scholen vonden dat ze meer moesten betalen omdat het om multifunctioneel gebruik ging. Ook bij de beoordeling van de huursubsidieaanvragen door de raad van bestuur van AGION vormt “de brede inzetbaarheid en het multifunctionele karakter van de te huren infrastructuur” sinds maart 2017 een beoordelingscriterium om de ingediende dossiers te selecteren en te rangschikken.
Een specifiek onderzoek naar de wettelijke mogelijkheden om een moratorium op de verkoop van schoolgebouwen en schoolterreinen in capaciteitsgebieden in te voeren, is nog niet gevoerd. Vanuit mijn beleidsdomein wordt wel meegewerkt aan een optimalisering van de inventarisatie van de ongebruikte gronden en leegstaande panden. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar de leegstaande schoolgebouwen. Deze samenwerking loopt nog.
Daarnaast merk ik nog op dat de leegstandproblematiek ook aan bod komt in de lokale taskforces die de capaciteit behandelen. De lokale besturen hebben het beste zicht op welke leegstaande en ongebruikte schoolinfrastructuur er in de gemeente is.
Met het GO! heb ik vroeger al afgesproken dat leegstaande schoolgebouwen en ongebruikte terreinen effectief worden verkocht en dat de verkoopopbrengsten doelgericht opnieuw worden geïnvesteerd.
Mijnheer De Ro, we hebben daarstraks al uitvoerig van gedachten gewisseld over de groeiende capaciteitsnoden in het secundair onderwijs. Op die vraag kan ik dan ook kort antwoorden.
Wat het gesubsidieerd onderwijs, zowel het vrij gesubsidieerd onderwijs als het officieel gesubsidieerd onderwijs, betreft, vormt dit met betrekking tot de schoolbouwsubsidies geen enkel probleem. Voor bepaalde schoolgebouwen kan een bestemmingswijziging van basisonderwijs naar secundair onderwijs worden doorgevoerd. Dergelijke wijzigingen van het onderwijsniveau vormen geen aanleiding tot de terugvordering van de subsidies van AGION. Indien dit nuttig is, kan een schoolbestuur bij AGION zelfs een subsidie aanvragen voor de noodzakelijke verbouwingswerken om de lokalen geschikt te maken voor het secundair onderwijs. Dit moet wel binnen de bestaande subsidiemogelijkheden passen. Ook het GO! ziet geen bezwaren in het regelgevend of financieel kader om te wisselen indien de capaciteitsdruk verschuift.
De vraag is vooral of een dergelijke omvorming praktisch altijd mogelijk is. Zo zouden technische moeilijkheden kunnen opduiken indien een typische basisschool moet worden omgebouwd tot, bijvoorbeeld, een middelbare school voor technisch georiënteerd onderwijs met de nodige technische vaklokalen.
Vanuit bouwtechnisch oogpunt en met het oog op kostenefficiëntie valt het wel veeleer aan te bevelen te investeren in schoolgebouwen die voor langere tijd aan een specifiek onderwijsniveau worden toegewezen in plaats van te investeren in gebouwen die om de haverklap van type onderwijsbestemming veranderen.
Tot slot wil ik nog een persoonlijke opmerking maken. Ik houd nogal van polyvalente schoolgebouwen. Ik merk dat in het licht van Scholen van Morgen steeds meer polyvalent wordt gebouwd. Er worden zelfs verplaatsbare wanden tussen klaslokalen geplaatst. Ik heb het niet zo voor de zeer vaste bestemmingen. Ik vind dat modulair en flexibel bouwen eigenlijk de toekomst zou moeten zijn. Dit geldt niet enkel voor schoolgebouwen, maar ook voor andere gebouwen. Ik heb recht van spreken, want ik woon zelf in een kangoeroewoning die probleemloos tot een woning voor een of meerdere gezinnen kan worden omgevormd.
De heer De Ro heeft het woord.
Ik ben zeer benieuwd naar de praktijkgerichte handleiding van AGION. Ik hoop dat AGION in die handleiding ook de juiste procedures zal invoeren voor een inrichtende macht die tegelijkertijd ook met subsidies op het vlak van sport, cultuur of welzijn een project zou willen realiseren of die met een administratief centrum van een gemeente wil samenwerken. De vraag is hoe dat moet gebeuren. Ik heb gehoord dat er in veel gemeenten plannen op dat vlak zijn. De gemeenten die nog een paar centen hebben, beslissen dan ten langen leste de sport- of cultuurinfrastructuur zelf te bouwen. Wat de subsidieerbaarheid vanuit andere beleidsdomeinen betreft, laten ze daar kansen liggen. Indien AGION dat in de praktijkgerichte handleiding zou kunnen verwerken, zou dat een goede zaak zijn.
Minister, we hebben het daarstraks al kort over het moratorium gehad. In de Vlaamse Rand is een voorkooprecht in de wetgeving opgenomen. Dit heeft te maken met het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant (Vlabinvest). Er is al een bestaand vast kader dat zou kunnen worden uitgebreid. Dat zou misschien geen moratorium zijn, maar we zouden de gemeenten in Vlaanderen het voorkooprecht kunnen geven. Indien in de gemeente een schoolgebouw zou worden verkocht, zou het gemeentebestuur daar als eerste op kunnen intekenen.
Het is een suboptimale oplossing. Ik zou veel liever zien dat het patrimonium nooit uit onderwijshanden zou kunnen verdwijnen. Als er een plaatstekort is, zijn het meestal de schepen van Onderwijs en de burgemeester die in de lokale pers antwoorden moeten geven. We zouden hun dit wettelijk middel moeten geven dat we in de Vlaamse Rand al lang kennen. Dit voorkooprecht kan voor heel wat zaken worden ingezet, zoals sociale woningbouw.
Wat het secundair onderwijs betreft, wil ik nog een zaak opmerken. Een aantal recent geopende nieuwe schoolgebouwen zijn gebouwen waarin met kleuters tot en met leerlingen van de eerste graad van het secundair onderwijs wordt gewerkt. Er is een heel mooi project van het Stedelijk Onderwijs Antwerpen in de buurt van het Park Spoor Noord.
Voor de leeftijdscategorie van 2,5 jaar tot en met de eerste graad van het secundair onderwijs lijken grote synergieën met betrekking tot gebouwen mogelijk. Het klopt dat de meer gespecialiseerde jaren van de tweede en derde graad van het secundair onderwijs iets anders zijn. Er zijn echter mogelijkheden.
Minister, ik bedank u in elk geval voor uw antwoord. Het bevat veel elementen waarop we de komende maanden kunnen terugkomen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, ik zal rekening houden met uw opmerking over Vlabinvest. Ik kan daar niet meteen op antwoorden. Ik zal nagaan of ik u hier een schriftelijk antwoord op kan bezorgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.