Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, het klinkt als een detail en ik wil er geen groot drama van maken dat de paasvakantie van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap volgend jaar niet samenvallen, maar het heeft een aantal praktische nadelen. Er zijn echt wel een aantal ouders in Brussel die kinderen in het Franstalige en het Nederlandstalige onderwijs hebben. Die zullen hun vakantiepuzzel nog moeilijker in elkaar krijgen. En iedereen weet hoe moeilijk het is om die opvang en zo meer te regelen.
Het heeft ook gevolgen voor het jeugdwerk. Het jeugdwerk in Brussel werkt over die taalgrenzen heen en biedt kampjes aan voor zowel Franstalige als Nederlandstalige jongeren. Dat betekent dat die nu drie weken aanbod moeten hebben, of hun aanbod maar op één week kunnen toespitsen. Ook het openbaar vervoer, dat zijn uurregeling aanpast aan de vakantieregelingen, moet het nu anders doen. Het heeft dus een aantal praktische gevolgen, en dat is gewoon niet werkbaar in Brussel.
Ik heb in de media gelezen dat u zelf ook verbaasd was en dat geen goed idee vond. Ik ga er dus van uit dat er een oplossing kan worden gevonden. Hoe ziet die oplossing eruit? Ik weet dat er intussen overleg is geweest, maar ik heb nog steeds niet gehoord dat er effectief een oplossing is of dat een van beide gemeenschappen gewoon de vakantie even aanpast, om dan toch samen te vallen.
Maar ik wil u daar vooral een vraag over stellen, minister, vanuit de vraag: als dit al niet lukt, hoe gaan we dan die gigantische problemen, zoals het scholentekort, aanpakken? Hoe gaan we dan zorgen dat het spijbelprobleem wordt aangepakt? In Brussel heb je nu eenmaal twee gemeenschappen. Veel partijen hier hebben daar een mening over of dat goed is of niet, maar het is de realiteit. Je hebt Nederlandstalig en Franstalig onderwijs, en de Brusselse kinderen zitten daarover verspreid. Samen moeten die twee gemeenschappen ervoor zorgen dat ieder kind in Brussel een school heeft, dat van ieder kind opgevolgd wordt of het niet spijbelt, of het wel effectief naar school gaat en of de leerplicht wordt gevolgd, en dus ook dat ieder kind vakantie heeft en vakantie kan nemen.
Hoe zit het eigenlijk met het overleg? Vroeger was er een taskforce Brussel, waarbij de Franse en de Vlaamse Gemeenschap elkaar ontmoetten. Dat werd getrokken door de minister-president in Brussel. Komt die nog samen? Bestaat die nog? Welke onderwerpen worden daar besproken? Zijn er nog andere manieren waarop u met de Franse Gemeenschap overlegt, om ervoor te zorgen dat in Brussel het onderwijs zo efficiënt mogelijk georganiseerd wordt? Want wij hebben daar geen millimeter reserve om niet efficiënt te zijn. De uitdagingen zijn te groot.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Van den Brandt, u behoort niet tot mijn partij en ook niet tot mijn meerderheid, maar u weet dat ik uw vragen altijd met heel veel oprechte zorg probeer te benaderen.
Ik begrijp uw bezorgdheid. Ik was zeer ‘pissed’ toen ik dat in de krant las. Ik heb dat ook gezegd tegen mijn collega van de Franse Gemeenschap. Ik vind het niet kunnen, als je elkaar als regionale ministers ziet en een namiddag met elkaar zit te vergaderen, dat je dan in de krant moet lezen dat de paasvakantie op een ander moment zal vallen. Ik zag dat mijn ergernis gedeeld werd door de Duitstalige collega. Want zij zitten met hetzelfde probleem. U hebt het over Brussel, maar de Duitstalige Gemeenschap zit met het probleem dat heel veel ouders hun kinderen naar het Franstalige onderwijs sturen, of omgekeerd. Ook daar heb je dus die kruisbestuiving. De Duitstalige Gemeenschap volgt ons regime van verlof, maar bij de Franstaligen is dat anders.
Eén geruststelling, collega Van den Brandt, is dat het onderwijs niet meteen uit elkaar zal vallen, want ook in 1995 en 2003 is dat gebeurd. Het is dus niet de eerste keer dat we in zo’n situatie zitten. Dat komt doordat bij ons alles bepaald is in besluiten van de Vlaamse Regering. Onze regelgeving in Vlaanderen is dermate transparant, dat er geen interpretatie mogelijk is. Je kunt op onze website alle schoolvakanties vinden tot het schooljaar 2020-2021.
In de Franse Gemeenschap is het anders. Men heeft de vroegere Belgische wet omgevormd tot een decreet van de Franse Gemeenschap, en dat decreet bepaalt nog altijd dat de regering elk jaar opnieuw de school- en verlofdagen moet vastleggen, zodat er 182 schooldagen zijn, met een marge naar 181 of 183. En daar wringt in 2018-2019 het schoentje. Er zijn dan namelijk maar 180 schooldagen, doordat paasmaandag boven op de 14 dagen paasvakantie komt én de feestdag van de Fédération Wallonie-Bruxelles – of ze nu bestaat of niet – op 27 september valt, en niet op 11 juli. Dat zou natuurlijk ook een oplossing zijn, als ze dat feest op 11 juli zouden laten plaatsvinden, maar dat doen ze daar niet. Het valt dus op 27 september en dat is een dag die niet in het schoolverlof valt. De Vlaamse feestdag, in juli, valt wel in het verlof. Dat is efficiënt geregeld.
Afgelopen vrijdag hebben wij hierover met de Franse, maar ook met de Duitstalige Gemeenschap samengezeten op mijn kabinet. Ik zei al dat de Duitstaligen dezelfde regeling hebben als wij. We hebben afgesproken dat we elkaar op 6 november opnieuw zien, want ik zou de kalender van de Franse Gemeenschap van de komende jaren eens willen zien. Ik heb aan mijn collega gevraagd of ze dat nu echt niet kan oplossen, dat zij zich enten op Vlaanderen en de Duitstalige Gemeenschap. Dat zou ideaal zijn.
Zij zitten echter natuurlijk ook gewrongen met hun 180 dagen. Dus, ik versta haar ook. Ze zit ook wat gewrongen. We hebben dus gezegd: laten we nu eens technisch die schoolkalenders overlopen. Iedereen gaat terugkoppelen naar de eigen ‘achterban’. We zien elkaar terug op 6 november om te bekijken hoe al minstens in de toekomst zulke dingen kunnen worden vermeden. Wat ik wel moet meegeven, is dat we eigenlijk goed samenwerken met onze Franstalige collega’s. De minister heeft me zelf gezegd dat het aan hun aandacht is ontsnapt. We hebben nu al twee keer grondig overleg gehad met de Duitstalige en de Franstalige collega’s over allerhande punten, zoals leerlingenuitwisseling. Vorige week heb ik hier gezegd dat we bezig zijn met een van die innovatieve blockchainprojecten. We werken dus echt wel goed samen, ook met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) inzake de bouw, zoals ik daarnet heb gezegd. Ik geloof dus echt dat dit aan de aandacht is ontsnapt en dat het geen kwade trouw is. Men was natuurlijk ook verrast dat ik zo kwaad was, omdat we goede relaties hebben, over het feit dat ik het in de krant heb moeten lezen. Bij ons kan je immers op elk moment onze dagen zien. Zij hebben daar een beslissing over moeten nemen omdat dat decretaal zo is bepaald. Op 6 november of kort daarna zal ik waarschijnlijk dus uw volgende vraag beantwoorden.
Wat dan de taskforce betreft, deze legislatuur is die vervangen door de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel, die als sexy afkorting GACB heeft. Daarin zijn zowel de gemeenschapsbevoegdheden van de Vlaamse overheid als de VGC vertegenwoordigd. U kent wellicht de taken van die commissie: het actualiseren van de financiële stromen van de Vlaamse overheid naar Brussel, de decretale regelgevingsagenda’s samenleggen, een ontwerp van interpretatief kader uitwerken voor de Brusselnorm en een aantal voorstellen formuleren over de Brusseltoets. Van die vier taken worden de eerste twee op dit moment uitgevoerd. Dit orgaan is echter zeker niet het geschikte forum om aan het verschil in vakantieregeling te werken. Dat moeten we onder ministers doen, omdat het ook de regering is die dat vastlegt, niet bij ons, maar bij de Franse Gemeenschap. Zij moeten zich richten naar het decreet. Als ze die vakantieregeling zouden willen aanpassen aan de onze, dan moeten ze dus eigenlijk het decreet wijzigen.
Mevrouw Van den Brandt, geduld tot 6 november, heb ik begrepen, maar waarschijnlijk hebt u daar toch nog wel iets op te zeggen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik heb nog een repliek, en zelfs ook nog een vraag voor de minister.
Minister, het is inderdaad niet alleen Brussel. Het is ook in Ronse, in Eigenbrakel. Iedereen die aan die taalgrens zit, en die doorkruist ons hele land, wordt hiermee geconfronteerd. Ik weet dat het in het verleden nog al eens is geweest, maar in het verleden zijn er nog foute dingen gebeurd die we niet moeten herhalen. We moeten dus leren uit het verleden en vermijden dat dit voorkomt. Ik ben blij dat er overleg is en dat er een oplossing wordt gezocht. Ik hoor uw uitleg. Wij hebben een lang op voorhand gepland vakantieritme. Ik moet toegeven dat ik ook vaak op die kalender kijk om te zien wanneer mijn kinderen opvang nodig hebben. Bij de Franse Gemeenschap is dat anders. Ik begrijp echter ook dat zij zeggen dat ze moeten vermijden dat ze te weinig schooldagen hebben. Als Brusselaar denk ik dan echter, eerlijk gezegd: los het op. Een van de twee zal over de brug moeten komen. Ik zal u niet scheef aankijken, als slechte Vlaming, indien u zou plooien, en ik ga aan de Franse Gemeenschap niet zeggen dat ze onderdoen voor de Vlaamse Gemeenschap. Het zou handig zijn, mocht een van de twee gewoon de vakantie kunnen verschuiven. Dat is één zaak. Ik begrijp echter ook dat dat veel consequenties heeft. Maar goed, ik ga u daar na 6 november opnieuw over ondervragen en dan gaan we daarop terugkomen.
Voor mij is dit een voorbeeld. U zegt dat dit iets is dat misloopt. Dat kan inderdaad zijn. De vraag is dus of er ten gronde goed overleg is tussen de gemeenschappen. Het is de indruk dat er beter overleg is dan vroeger tussen de gemeenschappen, maar uw antwoord maakte me wel enigszins ongerust, want u verwijst naar de taskforce die is overgegaan in de GACB, maar dat is een andere taskforce. Nu ga ik met taskforces smijten, ik weet het, maar we hadden in de vorige legislatuur de Task Force Brussel, en dat ging over overleg tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, dus onder Nederlandstaligen, om het zo te zeggen. Die is relevant. Die doet heel zinvolle zaken en we wachten vol ongeduld wat die inzake die Brusselnorm gaat doen, maar ik vroeg eigenlijk naar een andere taskforce. Dat was tussen de gemeenschappen. Dat was een taskforce met de Franse Gemeenschap, met Brussel en met de Vlaamse overheid. Dat was de taskforce Onderwijs Brussel. Die heeft in de vorige legislatuur heel sterk ingezet op spijbelpreventie: hoe kunnen we ervoor zorgen dat we weten van ieder kind waar dat op school hoort te zitten en of het daadwerkelijk gaat? Daar werd ook bekeken of men samen een plan kon opmaken om het scholentekort weg te nemen, een plan dat er nog altijd niet is, dat absoluut wel nodig is. Dat is dus een taskforce waar men daadwerkelijk specifiek inzake onderwijs voor Brussel met de diverse gemeenschappen samenkomt.
Ik denk dat het van belang is dat er dergelijke formele overlegmomenten zijn, dat er structuren zijn waarin die gemeenschappen elkaar vinden. Misschien zullen sommigen daarvoor naar de Senaat verwijzen, maar ik denk dat er efficiëntere organen zijn om overleg tussen de gemeenschappen te organiseren. Ik hoop dan ook dat dat gebeurt.
Ik zal het daarbij houden. Mijn specifieke vraag was dus of de taskforce Onderwijs Brussel nog bestaat, nog samenkomt, en of u die nog relevant acht.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik vind alle taskforces die nuttig werk doen, uiteraard relevant. Ik weet dat er bijvoorbeeld over scholenbouw een zeer goed overleg is met de onderwijsdiensten in Brussel, ook over de schoolcapaciteit. Ik heb daarnet ook toelichting gegeven bij het onderzoek inzake infrastructuur en capaciteit, waaromtrent we ook samenwerken. Ik zal eens bekijken welke taskforce u nu precies bedoelt, maar nog veel belangrijker vind ik dat de ministers en de ambtenaren elkaar op geregelde tijdstippen zien, want dan kun je dingen uitpraten.
Ik ben het niet helemaal met u eens dat de verlofstelsels sowieso gelijk moeten zijn. U weet dat er vrij veel druk komt uit alle hoeken om ook in België verschillende verlofmomenten te nemen. Ik zeg niet dat ik daar een grote fan van ben, maar ook wat deze vragen betreft, is er een cyclus waarbij ik regelmatig moet antwoorden of ik dat een goed of een slecht idee vind. De ideale oplossing is dat de vakantie in de Brusselse regio voor iedereen gelijk is, maar als het niet zo is, dan zitten we in een situatie zoals deze die al twee keer is gebeurd, en daar is niemand van doodgegaan. Handig is het niet, maar ik zou dit nu geen voorbeeld van een gebrek aan communicatie noemen, of het gevolg van een slechte samenwerking, omdat het dan de derde keer zou zijn dat het te maken heeft met de manier waarop de agenda’s worden gemaakt. Ik zal echter wel mijn uiterste best doen om tot een oplossing te komen. Daar kunt u van op aan.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
In het onderwijs waarderen wij engagementsverklaringen veeleer dan resultaatsverbintenissen, dus in die zin waardeer ik uw engagement ten zeerste.
Minister, als u vragen zou krijgen over het al dan niet opsplitsen in België van verlofmomenten, dan kan ik alleen mijn mening geven. Laten we dat alsjeblieft niet doen. België is niet zo’n gigantisch groot land. Het is niet zo dat wij waanzinnige files hebben door die vakantieregeling enzovoort. In Nederland hebben ze dat. Ik hoor heel veel klachten van die mensen op de grens die kinderen in de twee systemen hebben. Laten we daar dus gewoon niet mee beginnen. Laten we in heel België op hetzelfde moment vakantie hebben. Ik denk dat dat niemand in de weg kan staan en dat dat alleen maar voor meer efficiëntie kan zorgen. Ik besef dat niemand ervan doodgaat als het niet samen is, maar het zorgt daadwerkelijk wel voor praktische problemen, bijvoorbeeld voor onze jeugdsector, die zo’n goed werk levert, die enthousiast is, die erin slaagt om over de gemeenschapsgrenzen heen te gaan. Zij verdienen iedere steun en niet nog een extra obstakel.
Ik weet niet of u het Pacte pour un Enseignement d’excellence al eens hebt bekeken, want daarin overweegt men ook om naar totaal andere vakantieregimes te gaan, en geen acht weken meer, maar zes weken. Dus, we moeten proberen ook daarover grondig te praten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.