Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de segregatie tussen leerlingen in ons onderwijs blijft bijzonder groot, zo blijkt uit nieuw onderzoek in opdracht van de Koning Boudewijnstichting. Zij analyseerden de PISA-resultaten van 2015 verder op drie aspecten. Men onderzocht de effectiviteit van ons onderwijssysteem, de gemiddelde prestaties; de prestatieverschillen tussen leerlingen en de invloed van de sociale achtergrond op gelijke kansen.
Vlaanderen scoort in vergelijking met andere regio’s vrij goed wat betreft de gemiddelde schoolprestaties, maar de prestatieverschillen tussen de best presterende leerlingen en de minder goed presterende zijn erg groot. De grote verschillen die aanwezig zijn in het secundair onderwijs, maken dat de zwakste leerlingen het naar alle waarschijnlijkheid veel moeilijker zullen hebben op de arbeidsmarkt en in hun latere leven. Uit onderzoek blijkt de sociaal-economische achtergrond erg bepalend. De sociaal-economische achtergrond in België bepaalt meer dan elders in de OESO-laden de slaagkansen op school. De onderzoekers roepen op om factoren en systemen die in ons land sociale ongelijkheden blijven reproduceren, grondig aan te pakken.
Als conclusie op deze opmerkelijke onderzoeksresultaten formuleren de onderzoekers een aantal beleidsaanbevelingen op vlak van desegregatie en regulering van de schoolkeuze, het doorbreken van het watervalsysteem en het tegengaan van zittenblijven. De aanbevelingen worden als volgt geformuleerd: “De schoolkeuze is een belangrijk middel in de strijd tegen segregatie. Om de sociale mix te verbeteren moeten er, van zodra kinderen leerplichtig zijn, meer verfijnde, transparante, gecentraliseerde en geïnformatiseerde inschrijvingsprocedures komen.”
De sociale mix is niet alleen een uitdaging bij de inschrijving; hij is tijdens het hele schooltraject belangrijk. Een echt gemeenschappelijke brede eerste graad, bij voorkeur tot 15 of 16 jaar, kan bijdragen tot een gelijker onderwijssysteem. De keuze voor technisch en beroepsonderwijs moet later worden genomen en moet een positieve keuze zijn.
Uit onderzoek blijkt ook dat zittenblijven niet nuttig is. Het is bovendien duur. Zittenblijven moet afgeschaft of drastisch worden beperkt. Dit moet hand in hand gaan met een bredere hervorming van het onderwijssysteem met nieuwe alternatieve maatregelen rond remediëring, gedifferentieerd onderwijs en andere, en met een mentaliteitswijziging bij leerkrachten, schooldirecties en ouders.
Minister, welke conclusie trekt u op basis van de analyse in opdracht van de Koning Boudewijnstichting van de resultaten van het PISA 2015-onderzoek en de bevindingen met betrekking tot segregatie in het onderwijs?
Op welke wijze zult u werk maken van de beleidsaanbevelingen over desegregatie en schoolkeuze, het watervalfenomeen en het zittenblijven?
Neemt u bijkomende maatregelen om de grote prestatieverschillen en de invloed van sociale achtergrond op gelijke kansen weg te werken en de effectiviteit van ons onderwijssysteem nog verder te versterken?
Hoever staat u met de uitwerking van een nieuw Inschrijvingsdecreet? Eigenlijk hebt u net aangegeven dat het aan de parlementsleden is.
Ik zou dan collega De Ro willen ondersteunen en zeggen: sla dan de hand snel aan de ploeg. Minister, ondertussen zijn we echter net als collega De Ro voorstander van een centraal aanmeldingsregister.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, uw vraag zit ook op de snijlijn met de vragen van vanmorgen en over het Inschrijvingsdecreet daarnet. Ik zal proberen te antwoorden met betrekking tot die dingen waarover eigenlijk nog niks is gezegd.
Eerst en vooral, het onderzoek ‘Segregatie in het onderwijs overstijgen’ van de Koning Boudewijnstichting is een zeer waardevol onderzoek, waarin ik ook een aantal zaken lees die we ook weten. Het onderwijs moet ernaar streven dat zo veel mogelijk jongeren hun talenten kunnen ontwikkelen en dat ze de vooropgezette doelen behalen, ongeacht hun afkomst of hun achtergrond. In mijn repliek op de bevindingen van het Rekenhof ben ik ook al op een aantal zaken ingegaan. Hoewel ik me in de analyse over segregatie kan vinden, heb ik de aanbevelingen van de onderzoekers ook eens met een positief-kritisch oog bekeken. Ik ben er met name niet echt van overtuigd dat er voor die aanbevelingen voldoende draagvlak is. Ik geef een paar voorbeelden. Een van de voorbeelden is de desegregatie door de regulering van schoolkeuze. Dat is heel moeilijk, omdat in het regeerakkoord net staat dat wij de keuzevrijheid van ouders willen maximaliseren. Op het terrein is die keuzevrijheid ook een gedragen principe. De vraag is dus of je dat zomaar kunt omdraaien.
Dan is er het doorbreken van de watervallogica door het uitstellen van de studiekeuze tot 16 jaar en het aanbieden van een gemeenschappelijk basisprogramma in het secundair onderwijs. Het hangt ervan af hoe je dat bekijkt. We hebben een gemeenschappelijk basisprogramma tot in het eerste en tweede middelbaar. Het overgrote deel van de uren is een gezamenlijk aanbod, en het aantal keuze-uren is in het eerste middelbaar beperkt en in het tweede middelbaar ook nog relatief beperkt, maar het is geen volledig gemeenschappelijk programma, omdat wij niet geloven dat dat de eurekaoplossing is.
In het kader van het terugdringen van zittenblijven in gespecialiseerde leerkrachten voorzien voor remediëring is voor mij ook een stap te ver.
De analyse die in het rapport werd gemaakt, stemt in grote mate wel overeen met de redenen waarom we het secundair onderwijs moderniseren. Wij hebben een SWOT-analyse gemaakt en zien daarin dat de sociaal-economische status van een leerling eigenlijk te veel impact heeft op zijn schoolkeuze. Er is ook de hiërarchie in de maatschappelijke appreciatie voor de onderwijsvormen die mee de studiekeuze van de leerlingen bepaalt. Ook heeft zittenblijven op lange termijn slechte effecten: leerlingen boeken, uiteraard behoudens de uitzonderingen, weinig leerwinst.
Met de modernisering van het secundair onderwijs proberen we aan al die zaken tegemoet te komen. Mevrouw Gennez, ik zal nu niet de hele modernisering van het secundair onderwijs opnieuw opsommen; Dat zou me vrij ver leiden. Wat ik wel wil meegeven, is dat we ook leerlingen keuzevaardiger willen maken, zodat ze meer inzicht krijgen in hun eigen capaciteiten en interesses en een positieve school- en studiekeuze kunnen maken onafhankelijk van hun sociaal-economische status (SES). Met de nieuwe indeling van het studieaanbod zou dat mogelijk moeten zijn. Sociale ongelijkheid kunnen we ook al veel vroeger aanpakken, zelfs al in de kleuterklas. Vandaar ons actieplan ‘Elke dag kleuteronderwijs telt’ en onze grote inzet op kleuterparticipatie.
Dan is er het ontwerp van decreet inzake de leerlingenbegeleiding. Ik heb het al vaak genoemd, maar we moeten dat ook eens doorpraten. Dat biedt echt een aantal handvatten om ook de sociaal-economische verschillen tussen leerlingen voor een stuk te verminderen.
Hoe zal ik nu omgaan met die beleidsaanbevelingen? Ik denk dat we een aantal juiste beleidskeuzes maken. Er wordt ook hard gewerkt aan het toekomstplan voor het basisonderwijs, dat hopelijk binnenkort ook rond zal zijn. Ik krijg op geregelde tijdstippen een brief van de parlementsvoorzitter, waarin hij me vraagt om via hem mijn plan voor het basisonderwijs aan u te bezorgen, maar ik had daar ook vorige week in het parlement eigenlijk al op geantwoord. U weet waarschijnlijk niet dat die brief bij mij komt. Ik heb nu een tweede herinnering ontvangen. Wij antwoorden daar altijd op. Ik heb het gevoel dat ik ook vorige week aan u heb gezegd, naar aanleiding van de vraag van de heer Vandenberghe, dat we daaraan werken. Dat is echter meer dan een budget vragen. Daar moet ook inhoud in komen. Gelet op uw gelaatsuitdrukking weet ik echter dat u niet degene bent die … (Opmerkingen van Jo De Ro)
Die brieven komen bij mij. Daar staat in zwarte letters ‘tweede herinnering’ bij, waardoor ik dan denk: oei oei, mevrouw Gennez is kwaad op mij. (Gelach. Opmerkingen)
Straks krijg ik een derde herinnering. Uw gelaatsuitdrukking stelt me echter enigszins gerust: we begrijpen elkaar over de cadans van dat plan.
Voor het secundair onderwijs is het nu nog zaak om het besluitvormingsproces voor de modernisering van dat secundair onderwijs af te ronden. Het belangrijke werk dat u levert inzake de eindtermen, kan daar ook een grote bijdrage toe leveren.
Wat het zittenblijven betreft, ben ik het er met de onderzoekers over eens dat we meer remediëringsgerichte praktijken moeten ontwikkelen. Dat is een van mijn zware zorgpunten. Dat is ook hoe we dat willen aanvatten: inzetten op het versterken van differentiatie en ook flexibele leerwegen stimuleren. Dat moet echt ook ingeburgerd geraken in Vlaanderen. Wat dat betreft, volg ik de onderzoekers dus absoluut. Samen met de pedagogische begeleidingsdiensten worden zowel in het basisonderwijs als in de eerste graad van het secundair onderwijs vanaf dit schooljaar gerichte projecten inzake differentiatie opgezet. U weet dat we ook de conceptnota Samen tegen Schooluitval aan het uitvoeren zijn.
Tot slot, wat desegregatie betreft, onderzoekers van het Steunpunt studie- en schoolloopbanen (SSL) bestudeerden in 2015 de evolutie van de sociale mix en relateerden die aan ontwikkelingen in het inschrijvingsrecht. Dat is zeer interessant. Wat blijkt daaruit? Sinds de invoering van de dubbele contingentering valt voor het eerst in meer dan tien jaar een gunstige kentering in de segregatietrend op te merken. Het onderzoek suggereert dat het beleid van dubbele contingentering wel degelijk aan de oorzaak daarvan ligt. Ik wil dat toch wel opmerken, omdat daarbij hier vaak ook kritische kanttekeningen worden gemaakt.
Dat brengt me bij de volgende vraag. Bij het begin van de legislatuur heb ik met de meerderheid afgesproken dat er twee dossiers zijn die op parlementair niveau zouden worden bekeken, namelijk de eindtermen en het inschrijvingsrecht. Ik zal daarover misschien dan ook eens een brief sturen naar de parlementsvoorzitter. We hebben het daar al over gehad in deze commissie. Het streven naar een sociale mix is een onderdeel van het inschrijvingsrecht. Ik heb ook vanmorgen bij de vergadering met het Rekenhof gezegd dat dat Inschrijvingsdecreet voor mij een van de pijlers is om vorm te geven aan het gelijkekansenbeleid. Nogmaals, ik ben bereid om zelf een aantal initiatieven te nemen, maar laten we misschien nog eventjes het parlement aan zet laten, en als er binnen een paar maanden geen soelaas is, dan zal ik zelf een aantal zaken... (Opmerkingen)
Ik laat dat over aan de meerderheid, en de minderheid. Het is dus aan het parlement. (Opmerkingen)
Voorlopig, heb ik gezegd.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, dank u wel. Zoals u weet en de collega’s weten, zijn wij altijd bereid om constructief mee na te denken over elk belangrijk onderwijsthema, dus zeker ook over het Inschrijvingsdecreet. Als ik het dus als een uitnodiging mag opvatten, dan gaan wij daar graag op in.
Wat de brief van de voorzitter betreft, ik ben zeer blij dat de voorzitter van het parlement het woordvoerderschap van mezelf en onze fractie op zich neemt. Het is ontroerend om dat te zien, maar ik had inderdaad geen weet van een brief of een rappel aan uw adres van voorzitter Peumans. Ik zal hem echter zeker bedanken voor zijn inspanningen. (Gelach)
Minister, iets minder vrolijk, ik denk dat de aanbevelingen die de onderzoekers formuleren, inclusief het uitstel van de studiekeuze, inclusief een milde regulering van de schoolkeuze, eigenlijk minstens wel een overweging of een discussie waard zijn. Het is niet het eerste onderzoek dat inzake het belang van een goede studiekeuze, van een goede oriëntatie aangeeft dat dat niet evident is op de leeftijd van 11 jaar, zoals nu voorzien in de hervormingsplannen van de meerderheid voor het secundair onderwijs. Ik ben ook niet de enige die dat zegt. Ook het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) over de hervorming van het secundair onderwijs zal u niet zijn ontgaan. Dat was bijzonder kritisch, niet alleen over de timing. Hierbij wil ik toch nog eens de oproep van het onderwijsveld steunen om die hervorming niet te laten ingaan op 1 september 2018, niet alleen omdat het alleen maar een structuurhervorming is, geen inhoudelijke, maar ook omdat men dat voor het ordentelijk verloop van onderwijshervormingen niet door de strot van het veld mag duwen.
Het Vlor-advies was niet alleen kritisch voor de timing, maar had ook inhoudelijke bemerkingen, die eigenlijk aansluiten bij de voorstellen die worden geformuleerd in het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting: een uitstel van studiekeuze, een bredere eerste graad, het wegnemen van tussenschotten tussen de verschillende onderwijsvormen, – niet zoals u dat doet, wat de matrix complexer maakt, maar door dat veeleer helderder te maken. Dat zijn allemaal elementen die ook voor onze fractie zeer belangrijk zijn en waarvan we betreuren dat ze niet in overweging zijn genomen bij de modernisering van het secundair onderwijs.
Waar ik wel blij mee ben, is dat u zegt dat we daadwerkelijk moeten blijven inzetten op die sociale mix als we gelijke onderwijskansen echt willen stimuleren. Daarvoor hebben we door ons gefragmenteerde onderwijslandschap soms nood aan ingewikkelde regelgeving, want eerlijk is eerlijk, het Inschrijvingsdecreet en de dubbele contingentering zijn ingewikkelde regelgevingen. Als ze echter het doel dienen, namelijk die sociale mix bevorderen, dan is minstens dat belangrijk om te behouden of te versterken. Dan moet men zeker niet overwegen om dat te laten vallen, zoals de collega’s van de N-VA wel eens voorstellen.
Minister, ik wil besluiten met te zeggen dat u wat ons betreft een tweede kans krijgt voor de hervorming van het secundair onderwijs. We hebben deze ochtend gesproken over het gebrek aan effectiviteit soms van de toch wel aanzienlijke GOK-investeringsmiddelen, zowel voor werking als voor omkadering. Om die extra te laten renderen, lijkt het me niet wenselijk om alleen maar te ‘kurieren am Symptom’ en de transparantie van de inzet van die middelen te bevorderen. Dat moeten we ook doen, maar belangrijker nog is die juiste studiekeuze, en daarvoor is uitstel van studiekeuze belangrijk, en die kan dan gebeuren op basis van de talenten, de interesses en de brede basisvorming die leerlingen hebben, en niet in functie van wat een school aanbiedt of van een vroege tracking, al vanaf 11 jaar. Ik denk echt dat we die kaap niet mogen nemen op de manier zoals is afgesproken door de meerderheid. Ik zou daarvoor nogmaals willen verwijzen naar het Vlor-advies. In elk geval, er is veel voorbereidend werk aan voorafgegaan. Er is twintig jaar over gediscussieerd. Het is goed dat er stappen worden gezet, maar ik vrees dat die nu in de foute richting worden gezet, en dat kan gelijke kansen alleen maar verder hypothekeren.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik heb begrepen dat er volgende week een vraag om uitleg is van u over het secundair onderwijs. Het is dus een beetje moeilijk, maar ik voel me natuurlijk ook wel aangesproken door wat u zegt. Om te beginnen, ik denk dat er toch een stukje collectief geheugenverlies is, want uw partij heeft vorige legislatuur mee de conceptnota secundair onderwijs goedgekeurd, en die rollen wij nu uit. Daarvan nu maken dat dat enkel een structuurhervorming is, vind ik ook echt wel kras, aangezien we al tal van inhoudelijke maatregelen aan het nemen zijn en u mee aan het stuur zit voor nog zo’n belangrijke maatregel, namelijk de eindtermen.
Ook betreur ik het, maar ik ga dat volgende week ook zeggen, dat de Vlor nooit voortwerkt op keuzes die we als regering maken, maar telkens weer teruggrijpt naar de kritiek die ze al hadden op het plan dat minister Smet ook al had gemaakt. Ik vind het dus ook wel een beetje spijtig dat dat op deze wijze gebeurt.
Mevrouw Gennez, tot slot, het is het ene of het andere. Nu zegt u dat we daar niet mee mogen starten, dat iedereen dat vraagt. Dan betekent het toch wel dat het een hervorming is die vrij ingrijpend is, ook wat de hele structuur van het secundair onderwijs betreft, ook wat de inhoud betreft. Als je in het eerste leerjaar B vier uur algemene vorming extra gaat aanbieden, dan zijn dat zware dingen. Ik ben dus zeker bereid om te luisteren naar het veld, maar kom dan niet zeggen dat het een lege doos is, wat ik u ook al een paar keer heb horen zeggen en wat mij enigszins de wenkbrauwen deed fronsen.
Dit zullen we, denk ik, volgende week echter opnieuw doen, maar ik wil vermijden dat u dan later zegt dat ik daar niks op heb gezegd de dag waarop u een opmerking maakte. Dat wens ik ook niet.
Je hebt de modernisering, maar daarnaast heb ik u ook een aantal argumenten van de studie van de Koning Boudewijnstichting gegeven waar ik het wel mee eens ben en waarvan ik vind dat we stappen ter zake moeten zetten, zoals het remediëren van zittenblijven, het aanbieden aan jongeren van flexibele trajecten. Duaal leren kan daar ook voor een stuk een oplossing voor bieden, om die ongelijkheid tegen te gaan. U zult het, denk ik, met me eens zijn dat het een verhaal is waarbij één maatregel nooit een oplossing zal bieden, maar we een pakket aan maatregelen nodig hebben.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, we zullen het waarschijnlijk nooit eens worden over de reikwijdte van de hervorming van het secundair onderwijs. U weet dat wij voluntaristisch verder hadden willen bouwen op de conceptnota van de vorige regering en dat men daar nu minimalistisch een aantal blokjes aan heeft gehangen.
Dat vinden wij net een tikkeltje te weinig. Maar daarover volgende week uiteraard meer.
De eindtermen: het zal niet aan sp.a gelegen hebben. We stellen ons heel constructief op om tot een oplossing te komen. De discussies bij het begin van het schooljaar waren ook niet tussen de oppositie en de meerderheid. Die situeerden zich vooral in een hoogoplopende ruzie tussen de N-VA-collega's en de directeur-generaal van het katholiek onderwijs Vlaanderen.
Wat ons betreft, moeten die eindtermen vooral inhoudelijk de lat hoger leggen en moet men er op die manier voor zorgen dat de inhoud van ons onderwijs wordt geactualiseerd met een sterke nadruk op het vormen van kritische burgers voor de samenleving. Ik hoop dat we daar deze namiddag met z'n allen uit geraken. Ik stel voor dat we daar nu verder over vergaderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.