Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, stilstaan is achteruitgaan. Dat geldt eveneens voor ondernemingen. Innovatie is zowel belangrijk voor multinationals en grote ondernemingen, als voor de middelgrote en kleine ondernemingen. We merken echter dat kmo’s zich minder inschrijven in het innovatie-verhaal. Dat heeft verschillende redenen. Het heeft te maken met interne eigen motivatie, maar soms ook met tijdsgebrek. Ik ben vroeger zelf ook ondernemer geweest in een kleine kmo en een van de grootste redenen waarom ik het niet deed, was puur tijdsgebrek, gekoppeld aan de administratie. Nochtans zijn het vaak deze kmo's die het meeste nood aan hebben aan out-of-the-boxdenken, maar die de weg ernaartoe onvoldoende vinden.
Innovatie is geen doel op zich, maar een middel om de processen en de producten te verbeteren. Daar hebben de ondernemingen alle belang bij.
Minister, u voert een kmo-gericht innovatiebeleid en verlaagt de drempel om in te zetten op innovatie. U hebt ook een aantal randzaken gerealiseerd, zoals de kmo-portefeuille. In deze commissie hebben we daarover al regelmatig van gedachten gewisseld. Dit beleid werpt vruchten af.
In De Tijd is een artikel verschenen over een onderzoek. De voorbije vijf jaar verdubbelde de innovatiesteun voor kmo’s tot 73,3 miljoen euro in 2016 via de kmo-innovatieprojecten en de O&O-bedrijfsprojecten (onderzoek en ontwikkeling). Het gemiddelde bedrag per project is 126.147 euro. Dit werd berekend door het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO).
Het blijft echter een uitdaging. Sommige kmo’s zijn moeilijker te overtuigen om te innoveren of vinden nog steeds moeilijker de weg naar het uitgebreide ondersteuningsinstrumentarium. De aandachtspunten zijn al ruim gekend. Collega Bajart heeft hierover een vraag gesteld in 2015 en ikzelf in 2016. Denken we maar aan een nog betere informatie en doorverwijzing, de nood aan een nog meer transparant en laagdrempelig ondersteuningsaanbod en voldoende opleiding en vorming.
Minister, u werkt ondertussen aan een verdere vereenvoudiging van de innovatiesteun en de online-dienstverlening van het VLAIO. Daarbij staat de vraag van de onderneming centraal.
Minister, hoe evalueert u de groeiende cijfers van de innovatiesteun aan de kmo’s? Op welke manier zal de innovatiesteun verder vereenvoudigd worden?
Wat zult u doen om kmo’s verder te sensibiliseren en te stimuleren om in te zetten op innovatie? Op welke manier zal VLAIO worden hervormd om de dienstverlening te vereenvoudigen en laagdrempelig te maken?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega's, het verheugt me om vast te stellen dat de laatste jaren meer middelen voor innovatie effectief de kmo’s weten te bereiken. Ook steeds meer kmo’s onderkennen het belang van innovatie voor hun activiteiten. Zo blijkt uit de cijfers van het Agentschap Innoveren en Ondernemen dat in het kmo-programma jaarlijks circa de helft van de aanvragende ondernemingen kmo’s zijn die voor het eerst de weg naar innovatiesteun vinden. Ieder jaar komen er dus een heel pak ondernemingen bij die voor de eerste keer de weg naar innovatiesteun vinden.
Op mijn initiatief wordt momenteel een belangrijke hervorming in het steuninstrumentarium voorbereid met als doel het drastisch te vereenvoudigen en transparanter te maken. Vroegere projecttypes, zoals O&O, kmo-studies, kmo-innovatieprojecten en Sprint, zullen worden geïntegreerd in een logisch geheel van enerzijds op korte termijn gerichte ontwikkelingsprojecten en anderzijds op lange termijn georiënteerde kennisgedreven onderzoeksprojecten. De ontwikkelingsprojecten zullen worden gepositioneerd als een laagdrempelig steuninstrument waarmee we meer bedrijven meer en sterker willen helpen te innoveren. De aanvraagprocedure zal sterk worden vereenvoudigd en er wordt voorzien in een digitale indienmogelijkheid.
Financiële ondersteuning is slechts één ding. We moeten ook blijvend inzetten op sensibilisering van kmo’s. Ik reken daarbij op het partnernetwerk van VLAIO om daarin de nodige acties te ondernemen. De grote call naar de ondernemingen waarbij je ondersteuning geeft op alle momenten van de levensloop van een bedrijf kan daar zeker in meespelen en speelt er zeker in mee.
Ik reken ook op de vijf speerpuntclusters en de veertien innovatieve bedrijfsnetwerken. De doelgroep van het clusterbeleid zijn Vlaamse ondernemingen met groei-ambities, innovatiebewust, met internationale blik en openstaand voor samenwerking. Dit kunnen zowel grote ondernemingen als kmo’s zijn. Idealiter zet een cluster ook minder- en niet-innovatiegerichte ondernemingen en kmo’s aan om aansluiting te vinden bij de cluster. Deze betrokkenheid van de kmo’s wordt onder het criterium ‘representativiteit’ actief afgetoetst bij de selectie van de innovatieclusters. We willen dus echt dat diegenen die de cluster opzetten, kijken naar bedrijven die in aanmerking zouden kunnen komen en vandaag nog niet innovatief zijn zodat die worden meegetrokken in de cluster. Het is zelfs zo dat bij de speerpuntclusters als een specifieke key performance indicator (KPI) naar voren is gebracht dat de betrokkenheid van kmo’s moet worden verzekerd via de speerpuntclusters.
In het najaar plannen we ook een nieuwe oproep voor innovatieve bedrijfsnetwerken. Opnieuw zal daar de kmo aan bod komen.
Ook wordt er gewerkt aan een alternatief voor het programma ‘VIS voor innovatievolgers’, waarvoor momenteel nog een oproep open staat. Het nieuwe programma zal zich focussen op kennisdeling en innovatiestimulatie bij nog niet of weinig innovatie-actieve kmo’s.
Een belangrijke component in het welslagen van de hervorming ligt in het adviseren en begeleiden van kmo’s naar de juiste dienst- of steunverlening. De frontoffice van het Agentschap Innoveren en Ondernemen krijgt hierin een belangrijke taak. Ook de hervorming van de provinciale innovatiecentra die deel zullen uitmaken van deze frontoffice, kadert hierin. Het is de bedoeling dat de ondernemer niet langer zelf alle mogelijke diensten en/of steuninstrumenten moet kennen om er een beroep op te kunnen doen. We draaien het om, zoals we ook met PMV hebben gedaan. We draaien het om en luisteren naar de vraag van de ondernemer om dan het juiste instrument aan te bieden. Dat is veel meer klantgericht. In de toekomst zal de kmo zijn direct netwerk kunnen aanspreken met een businesscase en een vraag naar steun. Dan zoeken wij waarom de kmo steun vraagt en hoe we daarop kunnen antwoorden.
Het principe zal zijn ‘no wrong door, no single door’. Het netwerk dat de ondernemer kent, kan worden ingeschakeld en het juiste kanaal zal worden gevonden om de ondernemer te helpen. De frontoffice van het agentschap vormt hierin een cruciale partner. Je komt bijvoorbeeld bij je eigen boekhouder terecht die dan informatie kan opvragen bij het agentschap. De ondernemer zal hier met al zijn vragen terechtkunnen en het nodige advies krijgen. Dit advies kan van diverse aard zijn. Er kan worden doorverwezen naar andere dienstverleners. Bij vragen over een waarborg, lening of financiering kan er worden doorverwezen naar PMV of de banken. Er kan ook een doorverwijzing zijn naar mogelijke partners, zoals een werkgeversorganisatie zodat er via netwerking dingen kunnen worden gerealiseerd. Het kan ook gaan over informatieverstrekking over overheidsreguleringen. Het kan ook mogelijk een verdere begeleiding inhouden naar financiële ondersteuning, waaronder ook innovatiesteun.
De ondernemer zal dus op maat van zijn vraag en noden op de juiste weg geholpen worden, zonder zichzelf te moeten informeren en te moeten verdiepen in de diverse diensten en mogelijke ondersteuningsinstrumenten. Neen, we draaien het om: kom af en we helpen u waar we kunnen met uw vragen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. U houdt rekening met de voornaamste knelpunten voor kmo’s om aan innovatie te doen, namelijk tijd en administratie. U zult de onlinedienstverlening verbeteren door te vertrekken vanuit de vraag van de ondernemer. Dat is een heel goede insteek. Vroeger moest men alles zelf opzoeken en contacten leggen. Dat was vaak een drempel wegens tijdgebrek. Ik denk niet dat kmo’s niet willen innoveren. Sommigen redeneerden om het wel te doen, maar dan geen beroep te doen op de subsidies, waardoor het soms verkeerd afliep.
Hebt u een timing wanneer de onlinedienstverlening operationeel zal zijn?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, innovatie, onderzoek en ontwikkeling zijn belangrijke onderwerpen. Het was ook een van de beleidsprioriteiten van deze regering. De extra middelen die deze regering in de loop van de legislatuur inzet voor onderzoek en ontwikkeling, zijn aanzienlijk.
We moeten wel vaststellen dat er nog heel wat werk te doen is, niet alleen op vlak van financiële steun maar ook op vlak van imago. Heel veel bedrijfsleiders, zowel van grote als kleine bedrijven, zijn vaak nog afgeschrikt door een verouderde perceptie van de manier van aanvragen en de administratieve rompslomp die hoort bij het aanvragen van innovatiesteun of het opstarten van innovatieprojecten.
Enkele weken geleden was ik te gast bij een Oostends bedrijf dat nogal bekend is in de energiesector en waar men vloeiend Japans spreekt. Het hoofd van de innovatiecel daar zei dat hij niets meer aanvraagt omdat het te complex is. Nochtans heeft dat bedrijf een behoorlijk groot budget en een grote innovatie-eenheid. Toch blijft de perceptie dat het veel te complex is om in Vlaanderen innovatiesteun aan te vragen. Dat is maar een voorbeeld, maar er zijn ontelbare bedrijfsleiders waar dezelfde perceptie leeft. Daartegen vechten is een belangrijke opdracht. U bent daarmee bezig en de sensibilisering speelt daarop in.
Ik maak me toch een klein beetje zorgen over de voorgestelde hervorming. We zijn voor alle mogelijke vereenvoudiging. De drempel verlagen is altijd goed. Alleen hadden we nu vrij herkenbare kmo-programma’s en de kmo-haalbaarheidsstudies. Dat verdwijnt wat in uw hervorming. De herkenbaarheid naar kmo’s verdwijnt een beetje.
Het is niet onbelangrijk om op dat vlak heel duidelijke doelstellingen te stellen, zowel budgettair als naar het bereik van het aantal kmo’s. Ik hoop dat u bij uw hervorming zegt: we bereiken nu zoveel kmo’s en met de hervorming willen we er zoveel bereiken. Ik verwacht van u duidelijke targets in dezen. Ik denk dat de mensen die u op het terrein stuurt met de innovatiecentra en dergelijke, nood hebben aan dergelijke targets zowel naar het aantal bedrijven als naar het budget dat we gaan besteden.
Binnen de wereld van de kmo’s zijn er grote verschillen natuurlijk. We hebben middelgrote bedrijven die al heel wat in huis hebben inzake innovatie, onderzoek en ontwikkeling. We hebben ook kleine ondernemingen die innovatief zijn maar nog wat verder af staan van de wereld van de innovatiesteun, onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en dergelijke. Ook daar is het van belang om zeker die kleine ondernemingen aan te spreken en op een goede manier te benaderen zodat ook zij de stap zetten naar projecten en daarbij de nodige steun kunnen genieten.
Ik verwacht van u, minister, bij die hervorming, een focus op de kmo’s, op de kleine ondernemingen, en duidelijke targets.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik heb in de vorige commissievergadering geleerd dat ik alleen maar vragen mag stellen aan de minister, ik moet nu heel hard op mijn tanden bijten.
Ik heb het artikel natuurlijk ook gelezen. We hebben gelezen dat die steun is toegenomen. Mijn eerste opmerking was: eigenlijk kunnen we uit die cijfers ook niet te veel opmaken, maar, minister, u hebt eigenlijk al gezegd dat de helft van die aanvragen van kmo’s komen die voor het eerst steun aanvragen rond innovatie. Dat is op zich heel positief.
Wij zijn geen specifieke voorstander van een beleid toegespitst op de kmo’s. Ik vind dat we innovatie meer moeten aantrekken, maar we mogen de grote bedrijven niet vergeten. Dat is daar ook heel, heel belangrijk voor. Zij staan in voor de meeste O&O-uitgaven en de meeste tewerkstelling. We mogen hen niet aan de kant schuiven.
Ik ben in september naar New York geweest. Daar bruist het van innovatie. Het hoeft niet zo moeilijk te zijn. Ik heb een suggestie voor u of de werkgeversorganisaties. Een bedrijf als Spotify is wereldwijd bekend. Het werkt zeer innovatief. Een keer per maand moeten alle medewerkers samenzitten om innovatieve ideeën te spuien. Het is dus niet zo moeilijk. 95 procent van die ideeën wordt aan de kant geschoven. Maar dat is innovatie. Dat is heel veel proberen en af en toe lukt er iets en kan men daar grote dingen mee doen. Als men daar een idee mee kan realiseren, dan is het tijd om de stap naar VLAIO te zetten.
Ik ben het ermee eens, er is een verbreding van de innovatiebasis nodig. Targets vind ik een beetje moeilijk. Het is moeilijk om aan ondernemers op te leggen dat ze moeten innoveren. Dat horen ze niet graag. (Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
Ik zal uw woorden niet verdraaien, maar we hebben dat wel nodig.
Dan kom ik tot hetzelfde pijnpunt dat we hier horen. Ik heb in het verleden al een vraag gesteld over de administratieve vereenvoudiging. Ik weet dat er heel veel energie is gegaan naar de samensmelting van het IWT en het Agentschap Ondernemen. U hebt gezegd dat dit best wat tijd heeft gevraagd. U bent daarmee bezig. Wanneer gaan we de vereenvoudiging zien?
Ik zal met dat laatste starten. Ze zijn al lang bezig en de resultaten zijn fantastisch. De hervorming van de kmo-portefeuille en -groeisubsidies heeft de interesse van de bedrijven enorm doen stijgen, het aantal aanvragen is verdubbeld in 2, 3 jaar tijd. Dat heeft zeker en vast ook te maken met de administratieve eenvoud. Men dient een aanvraag in voor een kmo-portefeuille, de administratie houdt bijna niets meer in, men kan de factuur van de externe consultant gewoon doorgeven, men krijgt 30 of 40 procent terug afhankelijk van de grootte, men weet op voorhand dat men dit gaat krijgen. Eenvoudiger kan niet.
Bij de groeisubsidie is er een beoordeling, heel eenvoudig en snel. Dat loopt heel goed. Dat is voor de laagste graad, die hervormingen zijn gebeurd, de resultaten zien we op het veld. We krijgen daar geen klachten meer over dat het ingewikkeld en moeilijk is. We zijn daar, en als het kan, zullen we dat zeker doen.
Op het hoogste niveau is er de idee van open innovatie, we stimuleren dat. We brengen de netwerken en clusters bij elkaar, de speerpuntclusters, dat zijn de belangrijkste voor onze economie. We reserveren onderzoeksmiddelen voor onderzoek tot tien jaar voor risicovol wetenschappelijk onderzoek naar bepaalde aspecten. De samenwerking tussen bedrijven, innovatiecentra, onderzoeksinstellingen enzovoort is een heel sterk aspect. Die hervorming is gebeurd. Ik denk dat we daar heel goed bezig zijn.
Er bleef een tussenstuk over tussen het bovenste en het onderste gedeelte. Ik bedoel met bovenste het langdurig wetenschappelijk onderzoek. Heel die innovatiefilosofie hebben we gedaan. Ik maak niet graag onderscheid tussen innoveren en ondernemen, dat loopt door elkaar.
Dus de kmo-portefeuille en de kmo-groeisubsidie zijn hervormd, zijn eenvoudig gemaakt. Dan bleef het tussenstuk over, het stuk van individueel onderzoek bij bedrijven, innovatieve aspecten bij bedrijven, maar ook de innovatievolgers enzovoort. Dat is het laatste stuk. Wat dat betreft: van twee dingen één. Mijnheer Bothuyne, u zegt dat we een aantal herkenbare dingen misschien beter niet weggooien, dat we moeten oppassen, maar ik wil niet alleen ook daar opnieuw vereenvoudigen. In die groep is het immers ook zeer belangrijk dat de filosofie wordt omgedraaid. Dus niet dat men binnenkomt en vraagt of men steun kan krijgen en dat men dan zegt ‘Je hebt dat en dat en dat en dat en dat, en kijk nu eens of je iets kunt indienen’. Zo blijf ik het altijd aanvoelen. Kunnen we dat niet omdraaien en vragen waarom iemand steun vraagt, wat zijn probleem is, waar hij naar zoekt, wat hij wil? Dan kunnen we een bepaald instrument bij hem inschakelen en dan zal hij begeleid dossiers indienen. Dan denk ik dat we de laatste stap ook daar zetten. Dat is de hervorming die ik in dezen wil doen: niet alleen die klantgerichtheid erin brengen, maar ook de instrumenten hebben die er voor de korte termijn zijn, die ook kunnen worden gedigitaliseerd en eenvoudig kunnen zijn, en dan die die weer wat verder gaan, waarbij je wel weer een dossier moet gaan indienen en dergelijke meer. Als we die laatste fase hebben gedaan, dan is heel het ondersteuningsbeleid hervormd. Ik ben daarvan overtuigd. De resultaten zijn er al van wat we hebben gedaan. Ik denk dat ik kan zeggen dat mijn speerpunten en mijn bedrijvennetwerken ook de eerste resultaten lijken op te leveren. De projecten die zijn ingediend door diverse bedrijven samen en zo, dat loopt goed. Wat dat onderste betreft: als je een verdubbeling hebt op drie jaar tijd van de steunaanvragen, als voor de helft, zoals ik daarnet zei, het de eerste keer innovatie is, dan denk ik dat we juist zitten.
Ik ben het eigenlijk met u eens wat die targets betreft. Ik wil dat rustig opvolgen. We hebben geen nulmeting. Ik wil zien hoe het evolueert, maar het is te vroeg om dat te zeggen. Ik had drie jaar geleden nooit gezegd dat ik een verdubbeling wou van het aantal bedrijven in de kmo-portefeuille. Het is nog altijd aan het bedrijf zelf, en ik respecteer ook kleine bedrijven die zeggen dat ze niks van de overheid moeten hebben, dat ze dat allemaal zelf doen. Prima, maar als we diegenen kunnen helpen die een innovatie niet zouden doen omdat ze het risico te groot vinden of omdat ze een financiële drempel zien of weet ik veel wat, dan zetten we een stap vooruit voor onze economie.
Mijnheer Gryffroy, over de timing durf ik niks te zeggen, zeker als het digitaliseren wordt meegenomen. Dat moet in orde zijn. De dag waarop je start, moet dat klaar zijn. Het werk evolueert goed, maar ik durf niet te zeggen tegen wanneer we klaar zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u wel. Ik vind het in elk geval boeiend dat we het op basis van deze vraag om uitleg ook binnen deze meerderheid in grote lijnen eens zijn of tevreden zijn met het beleid dat wordt gevoerd. Er zijn een aantal randbemerkingen. Ik zie enkel dat de oppositie daar totaal geen interesse voor heeft, maar dat is dan haar probleem. (Opmerkingen van Rob Beenders. Gelach)
Een aantal punten vind ik wel belangrijk in deze discussie. Het imago zal, zelfs met de volledige digitale dienstverlening, in het begin sowieso een probleem blijven. Collega Bothuyne, dat is juist. Je voelt dat ook wel. Je moet dat eerst nog eens zien. Die duidelijke targets kun je inderdaad niet doen met aantallen, maar eventueel zou er later een KPI omtrent de tevredenheid over de toegankelijkheid, omtrent de tevredenheid over de laagdrempeligheid kunnen zijn. Dat gaat dan veeleer over de kwaliteit van de dienstverlening dan over aantallen en bedragen die resulteren.
Dan is er inderdaad de discussie of je dat voor bedrijven in het algemeen doet, waar de kmo’s dan in zitten. Of ga je specifiek ook nog voor de kmo’s een aparte module maken? Ik weet dat dat in de bedrijfswereld zeer gevoelig ligt. Als je spreekt met een kmo’er, dan zegt die dat hij toch niet op kan tegen die grote jongens enzovoort. Met het oog op de zichtbaarheid, als je het wilt hebben over tevredenheid, dan moet je er misschien dan toch wel de nadruk op leggen dat kmo’s voor bepaalde zaken in aanmerking komen en de grote bedrijven minder, en omgekeerd. Ik zie daar dus niet echt een probleem.
Ik vond uw voorbeeld van Spotify interessant. Dat is een Zweeds bedrijf. Ik vergelijk het dan met een bedrijf dat ik ken dat bierplateaus maakt. Het opleidingsniveau is verschillend bij die twee mensen. Bij die bierplateaus is er ook innovatie mogelijk. Zo is dat bedrijf het eerste geweest dat een soort ‘liner’ heeft gemaakt dat je in de bierplateaus kleeft, zodat dat bier niet kan schuiven en van het plateau valt. Dat is zeer laagdrempelig, maar die hebben daar nooit innovatiesteun voor gezocht, gevonden en gekregen. Dat is wel een tijdje terug.
Mag ik u erop attent maken dat u twee minuten hebt, dat dit eigenlijk een afronding is van de vraag, dat er geen onderling debat mag worden gevoerd en dat uw twee minuten al om zijn? Als u een gedachtewisseling wilt, moet u die organiseren, maar hier is het vragen stellen aan de minister.
Ik rond daarmee af: er is dus ook een groot verschil in functie van het opleidingsniveau.
De vraag om uitleg is afgehandeld.