Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, eind september las ik in De Tijd dat van de naar schatting 18.400 asielzoekers die zich in Vlaanderen hebben gevestigd, er zich maar 5500 ingeschreven hebben bij VDAB. “Sommigen hebben werk gevonden, anderen zijn verhuisd of in de anonimiteit terechtgekomen. We weten het gewoon niet en dat is een probleem.” zegt Voka-topman Hans Maertens.
Dit artikel was de aanleiding tot mijn vraag, minister. Het is niet de eerste keer dat we discussiëren over de lage instroom van asielzoekers/vluchtelingen bij VDAB. In de SERV-academie in april dit jaar gaf VDAB aan dat er verschillende factoren spelen. Om de instroom te stimuleren heeft VDAB ingezet op samenwerkingsovereenkomsten.
Op een schriftelijke vraag van mij antwoordde u dat de instroom of toeleiding op twee manieren kan gebeuren. Ofwel schrijft men zich in, online, via de werkwinkel of de servicelijn, ofwel wordt men actief toegeleid door partners van VDAB, zoals de Agentschappen Integratie en Inburgering, Fedasil en de VVSG, die hierover afspraken maken die in een samenwerkingsovereenkomst worden gegoten. VDAB volgt deze afspraken op en evalueert de toeleiding. Momenteel zit de instroom in stijgende lijn, maar het gebeurt nog niet systematisch.
Ik heb vragen over de samenwerking met die stakeholders en de toeleiding. Ik heb gezocht naar die samenwerkingsovereenkomsten maar heb ze niet gevonden. Kunt u de overeenkomsten tussen VDAB en het agentschap, Fedasil en de VVSG ter beschikking stellen zodat we de concrete afspraken kunnen lezen?
Kunt u duiding geven bij de lage instroom van asielzoekers in VDAB? Wat zijn de belangrijkste redenen? Het zou goed zijn om daar heel transparant over te zijn. Het kan zijn dat er nog andere problemen zijn, misschien zijn ze nog niet arbeidsrijp, maar we hebben een duidelijk beeld nodig. Misschien zijn de afspraken en de samenwerking niet goed. Ofwel heeft het te maken met het profiel van de betrokkenen. Misschien hebben ze andere problemen die ze eerst moeten oplossen. Ik hoor vaak dat ze eerst nog een huis moeten zoeken en zo, maar het is belangrijk dat we dat concreet maken.
Misschien wilt u mijn volgende vraag liever schriftelijk beantwoorden. Kunt u het profiel geven van de 18.400 asielzoekers naar leeftijd en opleidingsniveau? Er is altijd in algemene termen gesproken: de hoofdmoot is laaggeschoold. Nu men toch al een tijdje samenwerkt en de toeleiding wordt opgevolgd, zijn er misschien meer details bekend over het profiel.
Voor een goede toeleiding is een goede screening van belang, van meet af aan. Ik hoor dat dit niet altijd op hetzelfde moment gebeurt. Soms komt VDAB later in beeld, soms van meet af aan. Hoe sneller VDAB kan meewerken aan de screening van de betrokkene, hoe beter men een competentieprofiel kan opmaken, hoe beter men de jobkansen in kaart kan brengen.
De vraag is dan hoe dat kan worden verbeterd, zodat er op dat vlak een systematiek is, waarbij VDAB ook zo snel mogelijk, meteen aan de slag gaat.
Er wordt ook gezegd dat er ook wel een discussie is tussen de stakeholders en VDAB, dat men niet goed weet hoe VDAB omgaat met die betrokkenen, dat er onduidelijkheid is over de rol van VDAB. Men vreest bijvoorbeeld dat VDAB sneller of te snel sanctionerend optreedt en dies meer. Er is op dat vlak dus ook wel wat wantrouwen tussen de partners. Wordt eraan gewerkt om dat wantrouwen tussen de VVSG, het Agentschap Integratie en Inburgering en VDAB op dat vlak weg te werken en het imago van VDAB te verbeteren?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Kherbache, momenteel zijn er samenwerkingsovereenkomsten tussen VDAB en Fedasil en tussen VDAB en de Agentschappen Integratie en Inburgering. Ik heb een kopie gegeven aan de secretaris. Die kan dus gemakkelijk aan u worden overgemaakt. Die zijn duidelijk openbaar. De gesprekken met betrekking tot een eventuele samenwerkingsovereenkomst met de VVSG zijn nog bezig. Ter zake is er dus nog geen samenwerkingsovereenkomst. De overeenkomst met Fedasil behartigt de rechtstreekse doorverwijzing van opvangcentra en -initiatieven naar VDAB. De overeenkomst met de Agentschappen Integratie en Inburgering gaat ruimer en bevat strategische en tactische doelstellingen gericht op de gemeenschappelijke doelgroep, de samenwerking met werkgevers en werkgeversorganisaties, acties gericht op een positieve maatschappelijke beeldvorming en optimaal klantgerichte klantenprocessen. De operationele doelen werden regionaal-provinciaal afgesproken en uitgewerkt. Daartoe behoort ook de doorverwijzing van en naar elkaar. Een centrale werkgroep implementatie volgt dat proces op.
Zoals reeds gesteld, komen asielzoekers ofwel op eigen initiatief ofwel via toeleiding bij VDAB terecht. Aangezien ze in principe geen uitkering krijgen, zijn ze uiteraard ook niet verplicht om zich bij VDAB in te schrijven. Wellicht zal van die twee derde asielzoekers die niet bij VDAB terechtkwamen, een deel zelf een job hebben gevonden. Een deel zal geen geldige verblijfsvergunning meer hebben. U weet dat men zich kan inschrijven vóór men een verblijfsvergunning heeft. Een deel zal nog niet klaar zijn voor een traject naar werk. U gaf zelf het voorbeeld van de huisvesting. Het kan ook zijn dat ze bij de Agentschappen Integratie en Inburgering geen perspectiefbepaling hebben of geen professioneel, maar wel een sociaal of educatief perspectief hebben gekregen, en dat ze om die reden niet of nog niet werden doorverwezen naar VDAB. Het kan ook zijn dat ze worden geactiveerd door de OCMW’s en niet worden doorverwezen naar VDAB. Er zijn dus wel veel redenen, maar die hebben of kennen wij niet.
Wat de profielen betreft, daarover kan ik natuurlijk alleen informatie geven met betrekking tot de 5496 mensen die zich bij VDAB hebben ingeschreven: 83 procent zijn mannen, 17 procent vrouwen; 32 procent is tussen 18 en 25 jaar, 66 procent is tussen 25 en 54 jaar en 1 procent is meer ervaren, is 55-plusser; 52 procent is kortgeschoold, 26 procent middengeschoold en 22 procent hooggeschoold; 30 procent komt uit Syrië, 21 procent uit Irak, 20 procent uit Afghanistan en 29 procent uit andere landen; 0,1 procent is arbeidsgehandicapt. Het lijkt me wenselijk dat VDAB vroeg wordt betrokken bij die screening met betrekking tot die afstand tot de arbeidsmarkt. Ik volg u daarin. Tot op heden stellen de samenwerkingsakkoorden dat de toeleiders bepalen wie kan worden doorverwezen naar VDAB. Het zijn dus de toeleiders die die keuze moeten maken, die die inschatting moeten doen.
Voor de Agentschappen Integratie en Inburgering behoort de perspectiefbepaling tot hun decretale opdracht. OCMW’s bepalen autonoom wie ze zelf activeren en wie ze naar VDAB sturen. Ik heb dat al gezegd.
Bij uw laatste opmerking moet ik toch wel een kanttekening maken. De controleopdracht kan hier eigenlijk niet spelen. Aangezien die mensen niet uitkeringsgerechtigd zijn, heeft VDAB ook geen controleopdracht. Het kan hier dus gewoon niet dat men het imago van boeman zou hebben.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat we af moeten van het idee dat, als een persoon wel werkzoekend is, maar niet per se uitkeringsgerechtigd wat de werkloosheid betreft, die dan niet moet worden ingeschreven bij VDAB. Ik vind dat immers echt wel een gemiste kans. Als ze ingeschreven zijn bij het OCMW, als ze een leefloon krijgen, moeten ze wel werkbereid zijn, maar ze moeten niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Je kunt dat perfect met de partners afspreken. De wet verbiedt u niet om die personen in te schrijven bij VDAB. Integendeel, ik denk dat we er alle belang bij hebben, ook voor de transparantie van de arbeidsmarkt, om daar meteen ook werk van te maken. Ik denk dat dat hen vooruithelpt dat men de VDAB-inschrijving ook als een startpunt ziet. Uiteraard kan het OCMW dan nog verder blijven activeren, maar naast elkaar blijven werken op dat vlak en elke keer schermen met wetgeving lijkt me niet echt efficiënt. Dan moet VDAB altijd op het einde van de rit proberen te remediëren, en ik denk dat we echt geen tijd te verliezen hebben als je ziet dat we hier te maken hebben met een grote groep, die zeker begeleiding kan gebruiken. Ik denk dat VDAB daarin dan zijn rol moet spelen. Ik hoop dus dat men in de lopende overeenkomst met de VVSG echt afspraken maakt en zich ertoe engageert om die persoon gewoon in te schrijven bij VDAB. Je doet daar niks onwettelijks mee. Integendeel, je helpt die persoon daar veel meer mee.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik dank de collega voor de vraag. Ik had zelf een aantal schriftelijke vraagjes gesteld over deze materie. Wat eigenlijk wel opvalt, is dat het qua profiel en opleidingsniveau van de betrokkenen nog relatief meevalt als ik kijk naar het gemiddelde opleidingsniveau van de werkzoekenden die op dit moment bij VDAB zijn ingeschreven. Er zijn meer dan 200.000 werkzoekenden in Vlaanderen. Daarvan is 45 procent laaggeschoold, 35 procent middengeschoold en 20 procent hooggeschoold. Bij de asielzoekers zijn er meer hooggeschoolden. Dat neemt niet weg dat die 52 procent laaggeschoolden ook wel echt laaggeschoold zullen zijn, en bovendien hebben ze met de taalproblematiek erbij een heel grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ik wil de uitdaging dus niet minimaliseren, maar ik zie toch ook wel een bepaald potentieel in die groep voor onze arbeidsmarkt. Die moeten we maximaal proberen in te schakelen.
Ik had een paar vraagjes gesteld over de samenwerking tussen VDAB en het Agentschap Integratie en Inburgering. U geeft zelf aan dat de gegevensuitwisseling tussen VDAB en het agentschap blijkbaar moeilijk verloopt, dat het moeilijk is om de juiste gegevens te krijgen van het agentschap, om op de juiste manier vorm te geven aan de communicatie tussen VDAB en het agentschap. Wat zijn daar de concrete problemen en wordt er gewerkt aan oplossingen? Wat zijn die dan concreet?
Het is het agentschap dat moet instaan voor de loopbaanoriëntatie van de betrokkenen. Een heel groot deel van de mensen met een inburgeringscontract krijgt een professioneel perspectief mee, een deeltje een educatief perspectief, dus opleiding en vorming, maar voor een groot stuk is het blijkbaar gewoon onbepaald. Een vierde tot een derde van de mensen die via het Agentschap Integratie en Inburgering aan een traject beginnen, krijgen een onbepaald perspectief. Het is natuurlijk heel moeilijk voor u om daar dan mee aan de slag te gaan vanuit VDAB als het perspectief niet eens duidelijk is. Wordt daaraan gewerkt? Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat de mensen die daadwerkelijk in een traject komen, ook een duidelijk perspectief krijgen, zodat ook de begeleiding op maat kan zijn en ook de betrokkenen weten waarvoor ze zich moeten inzetten?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik treed bij dat vandaag nog te weinig asielzoekers de weg naar VDAB vinden. Erger is natuurlijk dat ze daardoor wellicht minder gemakkelijk doorstromen naar een job. Achterliggend is dat uiteraard onze doelstelling.
Ik heb recent een schriftelijke vraag gesteld over de afname van de werkloosheid bij mensen met een migratieachtergrond. U hebt er zelf over gecommuniceerd dat er een daling is bij de klassieke herkomstlanden als Marokko en Turkije, en een stijging voor Syrië, Afghanistan en Irak. Algemeen is er wel een daling, en dat ondanks het feit dat slechts een minderheid effectief de weg vind naar VDAB en dus ook niet in de officiële werkloosheidsstatistieken terechtkomt. We weten dat VDAB versterking kreeg van 35 consulenten om de invloed van de vluchtelingencrisis op te vangen. In hoeverre kan het potentieel van 35 consulenten optimaal worden benut om die instroom te vergroten? In hoeverre kunnen zij extra inspanningen leveren om potentiële werkzoekenden bij de vluchtelingen en asielzoekers te detecteren en hen actief aan te trekken om zich in te schrijven bij VDAB?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik heb een informatieve vraag. Ik begrijp het als u zegt dat er tal van redenen zijn waarom ze niet zouden kunnen doorstromen naar VDAB. Ik vind het wel ongemakkelijk dat er tal van redenen kunnen zijn waarover gespeculeerd wordt. Mijn vraag is heel eenvoudig: is er een manier om te kunnen achterhalen welke redenen er specifiek zijn waarom mensen die keuze niet maken, zodat we ook weten hoeveel procent en om welke reden dat niet doet?
Minister Muyters heeft het woord.
Het zal wel zijn dat daar mogelijkheden zijn, als je iedereen gaat bevragen, als ze juist antwoorden en als we weet ik wat allemaal doen. Ik vind wat jullie naar voren brengen nogal moeilijk. Er is nog altijd geen verplichting om je in te schrijven bij VDAB als je niet-uitkeringsgerechtigd werkloos bent. Je moet dat niet. We kunnen die mensen ook niet verplichten. Er is de privacywetgeving. Zij kiezen of ze worden ingeschreven of niet. Een toeleider kan hen helpen door te zeggen: ‘Doe dat.’ Dat is wat we afspreken. Verder dan dat kunnen wij niet gaan. Men kan afspreken met het agentschap en met anderen: ‘Zeg tegen die mensen dat VDAB hen kan helpen.’ Dat is wat we ook met Fedasil hebben gedaan, namelijk op de plaatsen zelf waar ze worden opgevangen de service van VDAB gaan aankondigen, zelfs in andere talen dan onze klassieke talen, zodat je die mensen zo snel mogelijk kunt helpen. Maar de eerste stap moet nog altijd worden genomen door die mensen zelf.
Jullie vragen dan hoe we die instroom nog kunnen vergroten. Ik denk dat we alles proberen wat we kunnen doen, maar de eerste stap is dat zij zich inschrijven. Wij kunnen niet hun handje pakken en zeggen: ‘Duw nu eens op dat knopje, dan bent u ingeschreven.’ Zij moeten zelf die stap zetten. Buiten de akkoorden die we al hebben gesloten, kunnen we nu nog met de VVSG zien of daar nog een stimulans kan zijn, maar het blijft bij de mensen zelf om het te doen.
De instroom vergroten, weten we iets van die twee derde? Neen, we weten dat niet. Wie weet dat wel? Waarschijnlijk de ambtenaren van de Agentschappen Integratie en Inburgering en van Fedasil. Ik vind het ook geen taak voor VDAB om dat te doen. Het is niet de taak van VDAB om te gaan zien wat die mensen nu allemaal wel doen. Wij moeten klaarstaan voor iedereen die geholpen wil worden door VDAB. Ze helpen, dat is onze job, en hun zo snel mogelijk onze diensten aanbieden, dat is onze job. En dat doen we. Ik vind het ook belangrijk dat we dat doen.
De vergelijking met de Vlaamse arbeidsmarkt en diploma's gaat overigens volgens mij niet op, aangezien hier maar 1 procent 55-plussers zit en dat klassiek de 55-plussers eerder laag- en middengeschoold zijn. (Opmerkingen van Yasmine Kherbache)
Dat heb ik nooit gezegd. Ik wist hoeveel herders er waren. Ik heb dat getal gewoon gezegd. Dat waren er vijfhonderd. (Opmerkingen van Yasmine Kherbache)
Neen, collega Kherbache, daar wil ik heel duidelijk in zijn. De indruk werd geschapen dat het de oplossing ging zijn voor onze arbeidsmarkt, want dat dat allemaal technisch geschoolden waren die een hoog niveau hadden. Door sommige werkgeversorganisaties is het zo in de markt gezet. Ze zeiden: ‘Wees blij, werf ze allemaal aan, ze staan klaar, ze kunnen zo beginnen!’ Wel, dat is dus duidelijk niet waar. Dat wilde ik aanduiden met de vijfhonderd herders die erbij zaten. Ik heb nooit gezegd dat ik die vijfhonderd herders … Dat zijn de omstandigheden. Die gaan we ook proberen te begeleiden naar een job als ze zich inschrijven bij VDAB. Niet naar een job als herder, we zullen hen proberen te heroriënteren.
Collega Bothuyne, u vraagt naar de concrete problemen. Ik denk dat het vooral te maken heeft met de wet op de privacy. Je kunt niet zomaar alle gegevens overmaken. Ik dacht dat het daarmee te maken had, maar ik weet niet of er ook andere zaken zijn. Wat betreft dat onbepaald perspectief, dat is nu eenmaal de job van het agentschap. Wij kunnen alleen werken met de informatie die we krijgen en met degenen die inschrijven. Dat is de situatie. Dat VDAB in de gesprekken die ze hebben met de agentschappen en dergelijke meer, proberen er zoveel mogelijk te krijgen, met de juiste perspectieven en dergelijke meer, dat is zeker het geval.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik zou u willen aansporen om vanuit VDAB en vanuit uw bevoegdheid als minister van Werk, iets actiever naar die samenwerkingsovereenkomsten te kijken met de partners. Nu zegt u dat u afhankelijk bent van de stap die de asielzoeker naar VDAB zet en dat u pas dan het arbeidsmarktbeleid kunt toepassen. U kunt perfect afspreken met die stakeholders dat voor elke asielzoeker de VVSG het agentschap Fedasil engageert – voor de mensen die arbeidsgeschikt zijn voor alle duidelijkheid – om ze in te schrijven bij VDAB, en als ze dat niet doen, dat ze VDAB dan ook informeren waarom niet. Dat gaat niet over massa's. Dat is perfect af te spreken. Dan heeft VDAB er een zicht op welke groep niet omdat er andere problemen zijn, een andere groep omdat die in opleiding is enzovoort. Als wij u dan een vraag stellen, kunt u dat zo uit de computer halen. Ik vind dat echt een minimum minimorum. Nu weten we het gewoon niet en zeggen we dat we pas iets kunnen doen als ze zich inschrijven. Ik vind dat veel te passief als aanpak. Er zijn perfect afspraken te maken met de stakeholders.
Ik roep u dan ook op om in de onderhandelingen met de VVSG de lijn aan te houden om a priori in te schrijven bij VDAB, en als ze dat niet doen, aan te geven waarom. Zo hebt u er tenminste een zicht op. Anders weet u het ook niet. Ik kan Hans Maertens van Voka begrijpen wanneer hij zegt dat het van de pot gerukt is dat men het gewoon niet weet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.