Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, op 1 januari gaat het nieuwe wijk-werken van start. Op 29 oktober hebt u het uitvoeringsbesluit goedgekeurd in de Vlaamse Regering. In de loop van augustus kregen de lokale besturen in Vlaanderen een omzendbrief van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) met meer informatie bij het decreet en de rol van lokale besturen binnen het nieuwe wijk-werken.
In de omzendbrief werden ook belangrijke data meegedeeld met betrekking tot de opstart van wijk-werken. De verdeling van de honderd voltijdse equivalenten van VDAB-personeelsleden zou pas na 30 september 2017 gebeuren. Voor 30 september 2017 moesten de lokale besturen laten weten welke optie zij kozen voor de opstart van het wijk-werken op 1 januari.
In de nota aan de Vlaamse Regering van 29 september wordt ingegaan op het SERV-advies (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen). Meerdere keren wordt gesteld dat de bezorgdheden worden meegenomen naar de concrete uitwerking van het nieuwe stelsel. Dat was het antwoord dat we daarin konden lezen. Ondertussen is het besluit van de Vlaamse Regering goedgekeurd, maar we horen op het terrein dat er toch nog heel wat vragen en bezorgdheden zijn. Daarom heb ik de volgende informatieve vragen voor u, minister.
Werd de deadline van 30 september gehaald waartegen de lokale besturen VDAB in kennis moesten stellen van de gekozen optie? Zal er in elke gemeente in Vlaanderen per 1 januari 2018 effectief een opstart van wijk-werken mogelijk zijn?
In de nota van de Vlaamse Regering staat: “Hier kan worden opgemerkt dat de lokale besturen altijd op een later ogenblik dan 1 januari 2018 hun taken als organisator kunnen opnemen, mits een wachttermijn van drie maanden om de operationele opstart mogelijk te maken.” Betekent dat dat een samenwerkingsverband van lokale besturen die voor eind oktober alle noodzakelijke stukken aan VDAB hebben bezorgd, de operationele opstart kunnen uitstellen totdat ze operationeel volledig kaar zijn?
Een belangrijk aandachtspunt van de SERV is de nood aan kwalitatieve begeleiding, competentieversterking en ondersteuning. Dat wordt in het besluit van de Vlaamse Regering inderdaad niet geregeld en is niet de taak van de lokale organisator – daarmee bedoelen we de lokale besturen. Welke garanties kunt u geven opdat ook effectief zal worden voorzien in die noodzakelijke begeleiding en ondersteuning?
Is VDAB klaar om de opstart per 1 januari 2018 mogelijk te maken? Zullen onder andere de toeleiding en de noodzakelijke begeleiding, alsook het digitale platform, operationeel zijn op de startdatum?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Beenders, ik ben blij dat u deze vraag hebt gesteld, want ze geeft mij de kans om eens een stand van zaken te geven. Van de 308 gemeenten hebben er voorlopig 258, of 84 procent van alle gemeenten, aangegeven dat zij zelf zullen voorzien in een organisator wijk-werken en dat met inachtname van de vereiste schaalgrootte van minimum 60.000 inwoners. Het gaat heel vaak om een samengaan van gemeenten. Er wordt een opdracht gegeven aan een EVA-vzw (extern verzelfstandigd agentschap), ofwel voorzien ze in een organisator via een samenwerkingsverband of een OCMW-vereniging. Tot op heden is er nog geen enkele gemeente die een formele aanvraag tot afwijking van de schaalgrootte van 60.000 inwoners heeft ingediend. Een van de belangrijke aspecten in de hervorming van PWA (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap) was die schaalgrootte. Dat lijkt op dit moment dus heel duidelijk te lukken.
Er zijn elf gemeenten, of 3,6 procent, die hebben beslist om VDAB tijdelijk of misschien definitief als organisator van het wijk-werken voor hun grondgebied te vragen. Die liggen verspreid over heel Vlaanderen. Het is dus niet zo dat er sprake is van een concentratie.
Voorlopig hebben 39 gemeenten, oftewel 12,7 procent, nog geen formele melding van hun keuze overgemaakt. VDAB heeft vernomen dat de politieke besluitvorming in een aantal van die gemeenten enige vertraging heeft opgelopen en dat een melding nog te verwachten valt. VDAB geeft er de voorkeur aan deze laattijdige meldingen nog even af te wachten. Bij gebrek aan formele melding zal VDAB als organisator optreden. Alles bij elkaar mogen we zeer tevreden zijn. Dit is een stand van zaken die op 5 oktober 2017 is opgesteld. Dat is, voor alle duidelijkheid, nog geen definitieve stand van zaken.
Indien een gemeente, al dan niet in een samenwerkingsverband, zelf voorziet in een organisator voor het wijk-werken, moet uitdrukkelijk worden vermeld vanaf welke datum die organisator voor de uitvoering van de nieuwe opdracht zal instaan. De gemeenten hebben tot 31 oktober 2017 de tijd om de nodige stukken in te dienen. Ik licht even de regeling toe voor de gemeenten die alle nodige stukken bij VDAB hebben ingediend.
In principe wordt de organisator geacht de uitvoering van de opdracht op zich te nemen vanaf 1 januari 2018. Indien dit, om welke reden dan ook, niet mogelijk is, moet de gemeente duidelijk meedelen vanaf welke datum dit wel kan. In de brief van 8 augustus 2017 aan de colleges van burgemeester en schepenen is duidelijk vermeld dat de start van de organisator in dat geval ten vroegste op 1 april 2018 mogelijk is. Tot die datum neemt VDAB de rol van organisator op zich.
De begeleiding wordt geregeld in afdeling 2, met als titel ‘Begeleiding’, van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het wijk-werken. In deze bepalingen staat vermeld wat de begeleiding minimaal moet inhouden, ongeacht of de toeleiding vanuit VDAB of een OCWM gebeurt. Mijns inziens biedt deze bepaling voldoende garanties met betrekking tot het voorzien in begeleiding, competentieversterking en ondersteuning. Samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zal VDAB concreet invulling geven aan deze bepalingen.
De toeleiding van VDAB naar het stelsel gebeurt in elk geval steeds in functie van een traject naar werk. VDAB zal het wijk-werken inzetten als een bijkomend instrument voor de activering van werklozen. De toeleiding naar wijk-werken door VDAB is tweeledig. Enerzijds zal VDAB de huidige PWA-werknemers screenen om na te gaan wie naar wijk-werken kan en zal overstappen. Dat is al een tijd geleden gestart. Anderzijds treft VDAB de nodige voorbereidingen om de toeleiding naar wijk-werken vanaf 1 januari 2018 in de reguliere werking te integreren. Op die manier kan VDAB nagaan welke werkzoekenden voor wijk-werken in aanmerking komen.
Binnenkort starten eveneens acties om de vlotte overgang van de huidige PWA-gebruikers naar het wijk-werken te kunnen garanderen. We zullen nagaan of ze al dan niet naar wijk-werken wensen over te stappen. Een communicatiepakket wordt voorbereid om potentiële nieuwe gebruikers over wijk-werken te informeren.
Voor de organisatoren is een belangrijke taak weggelegd. Een van hun opdrachten is het realiseren van een aanbod aan activiteiten, zodat de toegeleide werkzoekenden en leefloongerechtigden als wijk-werker aan de slag kunnen. Het digitaal platform is in ontwikkeling en volgt nog steeds de vooropgezette planning. De organisatoren zullen dit platform vanaf 1 januari 2018 effectief in gebruik kunnen nemen.
Als ik alles samenvat, zitten we met betrekking tot de realisatie van de start van wijk-werken op 1 januari 2018 volledig op schema. Ik ben zeer tevreden met de samenwerkingsverbanden die verschillende gemeenten hebben gerealiseerd of nog realiseren. Volgens mij kunnen we hiermee de schaalgrootte bereiken die we willen bereiken. Ik ga ervan uit dat het wijk-werken dan kan starten en dat dit een stap wordt in het traject naar werk.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Net zoals mijn volgende vraag om uitleg is ook dit een vraag naar een stand van zaken. Ik wilde vooral weten of we op schema zitten. Het is goed te horen dat de timing zal worden gerespecteerd. Het zou goed zijn indien alles wat u hier hebt verklaard, ook zal worden gerealiseerd. We zullen dit opvolgen. Aangezien dit een informatieve vraag om uitleg is, heb ik ook geen bijkomende vragen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, op basis van de signalen die we van VDAB en de VVSG ontvangen, ziet het er heel positief uit en zal 90 tot 95 procent van de Vlaamse steden en gemeenten zich engageren voor het nieuwe wijk-werken. We kunnen dit enkel toejuichen. Het uitstel is een goede zaak geweest. De gemeenten en de lokale besturen hebben meer tijd gehad om zich goed voor te bereiden. Het is zeer belangrijk dat we het systeem nu uitrollen en alle kansen geven. Het moet met een goede basis van start gaan.
Wat de toeleiding en de begeleiding betreft, dacht ik dat de organisatie die toeleidt en begeleidt van bij het begin van het wijk-werken moet voorzien in competentieverwerving. Het gaat dan om de competenties die een wijk-werker moet verwerven of de competenties waaraan een wijk-werker moet werken om ze te beheersen. Daar is duidelijk in voorzien. Volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) moet het ambitieuzer. Het is echter niet zo dat er niets is gepland. Dit is daarin opgenomen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, ik ben zeer tevreden dat zoveel gemeentebesturen zich op dit ogenblik engageren om in dat groter verband te werken. Het was niet zo gemakkelijk om die timing te halen. De vakantie kwam daar ook nog eens tussen. We moeten hier met zijn allen tevreden over zijn.
Minister, ik weet niet of u nog iets meer kunt zeggen over de toewijzing van de beambten. De medewerkers zijn allemaal VDAB-medewerkers geworden. Is dat proces al begonnen? Is het al duidelijk hoeveel mensen die de functie vroeger uitoefenden, dat zullen blijven doen? Hoe verloopt dat proces? Ik weet niet of u die gegevens bij hebt, maar ik zou hier graag nog wat meer toelichting bij krijgen.
Minister Muyters heeft het woord.
De filosofie voor de berekening van het aantal vte’s in de verschillende samenwerkingsverbanden vertrekt van een vte per 60.000 inwoners. Dat klopt natuurlijk nooit helemaal juist. Ik heb alle gegevens bij me. Er zijn samenwerkingsverbanden met 188.000, 259.000 of 153.000 inwoners. Het theoretisch aantal vte’s wordt toegewezen. Om dit praktisch in te vullen, kijkt iemand dit zelfs dag per dag na. Soms gaat het om een vte en soms komt iemand helpen. De nodige stappen zijn gezet. Ik heb tabellen waarin staat hoeveel vte’s, bijvoorbeeld 1,2 of 1,4 vte, ze krijgen om het samenwerkingsverband te realiseren.
Minister, het is belangrijk dat de knowhow bewaard blijft van de mensen die dat al hebben gedaan. Hebt u hier gegevens over? Zijn het dezelfde mensen die dit blijven doen?
Ik kan dat natuurlijk niet voor elk individu zeggen. Dit is een organisatorisch aspect. VDAB moet dit zelf bepalen. De mensen waarover in het verleden tevredenheid was en waarvan VDAB weet dat ze het goed hebben gedaan, worden uiteraard opnieuw ingezet. Die mensen moeten dat natuurlijk wel willen blijven doen. Het is een organisatorische kwestie. Het is niet zo dat wie vroeger voor een PWA instond, dat nu automatisch niet meer doet. Die mensen worden op de meest efficiënte manier ingezet.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, het succes van de inkanteling zullen we kunnen bepalen op basis van het aantal mensen die naar een reguliere job kunnen doorstromen. Dat zo veel gemeentebesturen zich hebben kunnen engageren, is een stap in de goede richting. De begeleiding is vooral nodig om de screening op de juiste wijze uit te voeren. Het gaat nog steeds om mensen. Dat de screening op de juiste manier kan gebeuren, vind ik het allerbelangrijkste. De structuren moeten er zijn, maar het allerbelangrijkste is nog steeds dat we de juiste mensen op de juiste plek krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.