Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (WBRV) staat te lezen dat in een flexibele woonprogrammatie moet worden voorzien. We moeten proactief inzetten op het ruimtelijk rendement. We moeten een ontwikkeling op maat mogelijk maken, inclusief aandacht voor de nieuwe woonvormen en het benutten van specifieke kansen, zoals intensivering. Volgens datzelfde BRV moet de woningmarkt beter kunnen inspelen op de levensloop en de inkomenssituatie van de mensen en op de dynamiek in gezinnen. We weten allemaal dat er een gezinsverdunning en een vergrijzing is. Er is nood aan aangepaste woningen en dergelijke. Wat dit betreft, kan ik verwijzen naar een aantal punten die mevrouw De Vroe in de commissie Wonen telkens opnieuw tracht te beklemtonen.
Minister, u hebt wellicht kennis genomen van de blog van de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB). De VCB waarschuwt meer dan eens voor een aantal huidige elementen. Op 5 september 2017 is op de blog geschreven dat de overschatting van de beschikbaarheid van de bouwgronden en de te trage verdichting voor stijgende prijzen zorgen. Ik heb ook gelezen dat de Vlaamse overheid op dit ogenblik een spanningsveld in de hand werkt tussen de stijgende woonnoden van de Vlamingen en het stagnerend aanbod aan wooneenheden. Ook dit zal opnieuw prijsstijgingen veroorzaken.
Verder wordt in de tekst verwezen naar wat in 1992 is gebeurd. De goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen was een kantelmoment. De woonprijzen zijn nadien fors gestegen. De VCB stelt zich de vraag wat in 2018 zal gebeuren, zeker indien niet voldoende snel wordt ingezet op een verdere verdichting en een rendementsverhoging. Dit wordt elke keer aangekondigd, maar de concrete stappen moeten nog worden gezet.
Verder heb ik gelezen dat de stadsvernieuwingsprojecten, die vaak een lange termijn in beslag nemen en meestal een doorlooptijd van minstens twintig jaar kennen, niet zullen volstaan. Er is op dit ogenblik opnieuw een slinkend aanbod dat de prijzen niet kan volgen.
In de Ruimtelijke Staat Vlaanderen staat te lezen dat de betaalbaarheid van woningen al sinds 2015 negatief evolueert. Ik verwijs opnieuw naar de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND). Ook daar staat te lezen dat de prijsstijgingen voor woningen zich doorzetten. Tegelijkertijd lezen we dat de bewoonbare oppervlakte almaar daalt. Tegelijkertijd moeten we rekening houden met de prognoses. Tegen 2050 zullen er 550.000 gezinnen bijkomen. We moeten rekening houden met de demografische evoluties inzake gezinsverdunning en dergelijke.
Minister, ik ben er zeker van dat u deze blog hebt gelezen, en ik zou u hierover dan ook enkele vragen willen stellen.
Bent u eveneens van oordeel dat er op dit ogenblik sprake is van een bijkomende prijsstijging voor bestaande woningen? Kan het aangekondigd, maar nog niet beslist beleid inzake het BRV hier een invloed op hebben, zoals de VCB heeft aangekondigd? Bent u van oordeel dat er een spanningsveld is tussen het stagnerend woningaanbod, de woonnoden van de Vlamingen en de prijsstijgingen?
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de monitoring van wat er in de praktijk effectief nog rest aan bouwgronden in Vlaanderen en van het woningaanbod in verhouding tot de groeiende vraag naar wooneenheden?
Welke concrete initiatieven of steunmaatregelen plant u, los van de wijzigingen die reeds zijn aangekondigd of die reeds in het ontwerp van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn opgenomen, om de kwaliteitsvolle verdichting op korte termijn te stimuleren? Wordt in het licht van de beleidskaders nog verder onderzoek verricht? Kunnen de bouwvoorschriften in de toekomst nog flexibeler en soepeler worden gemaakt?
Hoe evalueert u momenteel de ontsluiting van de bestaande kernen en de initiatieven inzake stadsvernieuwing? Op welke manier kan dit nog worden versterkt?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, eigenlijk heeft de heer Tobback me enkele maanden geleden net dezelfde vraag om uitleg gesteld. Ik ben toen zeer uitvoerig ingegaan op de impact van het ruimtelijk beleid op de bouwgronden en de woningprijzen. Ik zal dat nu niet allemaal herhalen.
Het komt erop neer dat er toen geen indicaties waren van bijkomende prijsstijgingen ten gevolge van de intenties van de Vlaamse Regering in het witboek BRV en van de intenties in de resolutie betreffende het klimaat die het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd. Ik zie die effecten nu ook niet.
Ik heb toen vermeld dat wetenschappers uit onderzoek hebben afgeleid dat de ontleningscapaciteit van de huishoudens de belangrijkste universele factor in de prijsvorming van woningen op lange termijn is. Die ontleningscapaciteit wordt in grote mate bepaald door het inkomen van de gezinnen, door de hypothecaire intrestvoet, door de hypotheekmarkten en door de woonfiscaliteit. Het onderzoek levert de vaststelling op dat de grote afbetalingsmogelijkheden van gezinnen tot hogere woningprijzen leiden.
Ik wil niet uitsluiten dat er een invloed is. Ik zie enkel een gebrek aan wetenschappelijk onderzoek dat in staat is de invloed van een welbepaalde beleidsoptie in de prijsfluctuaties te isoleren.
De VCB gaat uit van een woningnood in Vlaanderen. Indien we de bevolkingsvooruitzichten op lange termijn van het Federaal Planbureau mogen geloven, zal de jaarlijkse behoefte aan bijkomende woningen de komende jaren echter dalen. De voorbije jaren zijn jaarlijks ongeveer 25.000 woongelegenheden geproduceerd. Omgerekend naar woongelegenheden tonen de bevolkingsvooruitzichten van het Federaal Planbureau echter aan dat in de periode 2015-2015 ongeveer 19.000 woningen per jaar nodig zijn. In de periode 2025-2050 zal de groei op ongeveer 13.000 woongelegenheden per jaar liggen. Dat is beduidend lager dan de voorbije productie van ongeveer 25.000 woongelegenheden per jaar. Ik wil me niet in de plaats stellen van de minister van Wonen, maar als we het Federaal Planbureau mogen geloven, zal de vraag naar woningen de komende jaren veeleer dalen dan stijgen.
Indien we dit vergelijken met ons totaal woningpatrimonium van ongeveer 3 miljoen woongelegenheden, stel ik me de vraag of we niet meer bezig moeten zijn met de aanpassing van dat patrimonium aan de huidige noden en wensen. Het toekomstig ruimtelijk beleid biedt alleszins de mogelijkheid in bijkomende woningen te voorzien en om de bestaande woningen aan te passen. Het witboek BRV omvat hiervoor twee denksporen, namelijk de verhoging van het ruimtelijk rendement en de mogelijkheid door middel van ruimtelijke uitbreiding. Op die manier is heel wat mogelijk.
Momenteel wordt het juridisch aanbod in Vlaanderen opnieuw geanalyseerd. In principe gaat het om alle harde bestemmingen, maar de prioriteit ligt bij het juridisch aanbod voor woningen. De resultaten van de analyse zijn nog niet afgerond. Ze worden op dit ogenblik geëvalueerd. Voor zover we hier zicht op hebben, kan ik een beetje inkijk geven in de orde van grootte in de analyse. Dat is vergelijkbaar met de bestaande monitoring. Er komen geen wereldschokkende nieuwe feiten uit voort.
Vorige week zijn de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) gepubliceerd. Uit de cijfers blijkt dat het gaat om 62.000 percelen of 9800 hectare in Antwerpen, om 57.000 percelen of 880 hectare in Limburg, om 59.000 percelen of 9000 hectare in Oost-Vlaanderen, om 53.000 percelen of 7000 hectare in Vlaams-Brabant en om 27.000 percelen of 4000 hectare in West-Vlaanderen. In totaal gaat het om 261.000 percelen of 40.000 hectare in het Vlaamse Gewest. Dit zijn de officiële cijfers van het register aan onbebouwde percelen die voor bebouwing in aanmerking komen tijdens de bestemming van de plannen van aanleg.
Ik stel vast dat de VCB de officiële cijfers niet hanteert. Ik weet niet welke bron de VCB wel hanteert. Misschien gebruikt de VCB een bron die haar beter uitkomt. Ik weet het niet. Ik geloof echter in de officiële statistieken in de VRIND.
Mevrouw Peeters, u gaat in uw vraagstelling uit van een groeiende vraag naar wooneenheden. Volgens de officiële prognoses van het Federaal Planbureau zou de vraag dalen. In elk geval kan ik u geruststellen. Mijn diensten en ikzelf hebben contacten met de VCB. De VCB blijkt zich volledig in het BRV te kunnen vinden. De VCB is zeer enthousiast om een green deal voor de open ruimte af te sluiten. Ik heb het daar afgelopen week nog met de heer Dillen over gehad.
Uw vraag over de slagkracht van de lokale overheden en over het lokaal woonbeleid valt eigenlijk onder de bevoegdheid van minister Homans. Over het ruimtelijk beleid kan ik me wel uitspreken. Als we het over verdichting of over de verhoging van het ruimtelijk rendement hebben, blijft het lokaal maatwerk natuurlijk centraal staan. Dat maatwerk wordt in het witboek BRV sterk benadrukt.
Het spanningsveld waarvan sprake slaat veeleer op een evenwicht. De consultatie in verband met het witboek BRV heeft aangegeven dat de verwachtingen van de gemeenten ten aanzien van de beleidsruimte voor het ruimtelijk beleid gemengd zijn. De gemeenten verwachten in elk geval dat de Vlaamse overheid een helder operationeel ruimtelijk ontwikkelingskader zal schetsen. De eerder stedelijke gemeenten pleiten er doorgaans voor dit strikt op te vatten. Bij de landelijke gemeenten horen we natuurlijk een andere klok.
In de regelgeving werken we vooral faciliterend. We creëren net meer marge voor een lokale interpretatie. De huidige codexwijziging, met een flexibilisering met betrekking tot verkavelingen of stedenbouwkundige voorschriften, is hier een mooi voorbeeld van.
Mevrouw Peeters, u hebt me gevraagd hoe ik ervoor zal zorgen dat de principes inzake het ruimtelijk rendement en de verdichting zullen worden vertaald. Uiteraard ben ik er voorstander van dat de gemeenten die principes huldigen. U hebt me echter gevraagd op welke wijze ik dit wil opleggen. We doen dat door te faciliteren, te stimuleren en te sensibiliseren. Dat zal ook de verdere aanpak zijn.
Ik vind de wijzigingen aan de VCRO een belangrijke stap in de flexibilisering van de regelgeving. Ik hoop dat het Vlaams Parlement dit snel kan goedkeuren. De beleidskaders van het BRV zijn in volle voorbereiding. In hun huidige vorm bevatten ze een aantal maatregelen die relevant kunnen zijn als antwoord op uw vraag.
We zullen een webtool maken met goede voorbeelden. We zullen doelgericht sensibiliseren in functie van het ruimtelijk rendement. We zullen impulsen geven voor een kwalitatieve rendementsontwikkeling. We zullen de early adopters ondersteunen. We zullen regelgevende stimuli onderzoeken. We zullen de ruimtelijke rendementsverhoging op goedgelegen plekken opdrijven. We zullen de parkeernormen slim maken. We zullen zorgen voor een level playing field inzake vergunningen. We zullen de regelgeving buiten de ruimtelijke ordening analyseren in functie van een verhoging van het ruimtelijk rendement. We zullen de typevoorschriften voor ruimtelijke uitvoeringsplannen optimaliseren. We zullen screenen naar eventuele knelpunten. We zullen financiële stimuli geven. Er komen pilootprojecten voor energie- en klimaatwijken. Het zijn maar een aantal voorbeelden van wat in de pipeline zit.
Daarnaast lopen in opdracht van het Departement Omgeving enkele studies die nieuwe elementen kunnen opleveren voor het te voeren beleid. Het gaat om studies in verband met het vergunningenbeleid in Vlaanderen en naar de uitwerking van beleidsinstrumenten.
Mevrouw Peeters, ik hoop dat ik uw bezorgdheid heb weggenomen en dat ik heb getoond dat we hier, in partnerschap met de lokale besturen maar vooral ook met de bouwsector, volop aan werken. Afgelopen weekend heb ik in Gent de bis-beurs geopend, het bouw- en inspiratiesalon. Ik hoor overal veel enthousiasme om mee te werken aan de beleidsvisie die in het witboek BRV is ontwikkeld.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben uiteraard blij te vernemen dat u een goede verstandhouding met de VCB hebt en hierover meerdere gesprekken hebt gevoerd. Als ik die blog lees, denk ik toch dat er een aantal kritische bedenkingen worden gemaakt. De VCB verwijst zeker naar de omzendbrief waarin de transitie wordt gemaakt naar bebouwd en onbebouwd gebied. Dit maakt een aantal mensen ongerust. Verder gaat het ook om een aantal uitspraken van anderen uit het verleden. Daarover hebben we het in deze commissie al vaker gehad.
Het is belangrijk dat we rekening houden met de bestaande tendensen. Dat de prijzen stijgen, blijkt ook uit de VRIND. Wat het huidig potentieel woonaanbod in elke provincie betreft, hebt u zelf naar de VRIND verwezen. Daarnaast lezen we echter dat snel aan een verdichting en een kernversterking moet worden gewerkt. Indien dat niet zou gebeuren, zouden we 25 tot 30 procent van het potentieel woonaanbod moeten gebruiken om tegemoet te komen aan de noden van de mensen.
Dat staat ook in VRIND. We moeten dus zeker ten volle inzetten op het verhogen van dat ruimtelijk rendement. U hebt gezegd dat u dat zeker wilt doen door te faciliteren en te sensibiliseren. Dat vragen en ondersteunen wij ook. Maar het is heel belangrijk dat er los daarvan nog een intenser overleg komt over wat zich afspeelt rond wonen en wat er in de commissie Wonen aan bod is gekomen en wat ook blijkt uit de recente cijfers van de Woonraad. We zien vandaag een daling van het percentage eigenaars, het aantal mensen die een woning in eigendom hebben, van 75 naar 70 procent. Men zegt dat die daling vooral inkomensgerelateerd is. Vooral de lagere inkomens hebben het alsmaar moeilijker om een woning te verwerven. Minister, ik vraag u om daar aandacht aan te besteden en om daar zeker nog meer werk van te maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik roep al mijn collega’s op om zeer, zeer voorzichtig om te gaan met links tussen de stijging van de woningprijzen en het hier ontwikkelde beleid. We moeten daar met de grootste voorzichtigheid mee omgaan, want als er iets is wat ons aller beleid zou kunnen ondergraven dan wel dat: zo’n link leggen of op zijn minst al de indruk geven dat er een link zou kunnen zijn. Onlangs tweette iemand mij: ‘Door jullie BRV kan ik geen huis meer kopen.’ Ik heb die persoon uitgenodigd naar het parlement. Ik heb daar drie uur mee samengezeten. Die persoon is weggegaan en weet nu dat hij wel nog een huis kan kopen. Ik heb hem geen geld gegeven, ik heb dat geld niet. Maar in ieder geval: we moeten daar echt zeer, zeer, zeer, zeer omzichtig mee omgaan. Het is trouwens ook mijn overtuiging dat het BRV vandaag absoluut nog geen impact heeft op de woningprijzen. Het is belangrijk dat heel die zaak in alle rust verder kan worden uitgerold.
We hadden het daarnet over de leegstaande panden. We zitten nog met zoveel potentieel. Dat moet je zeggen aan de mensen: er zijn terreinen en mogelijkheden om extra woningen te creëren via verdichting en ruimtelijk rendement. Als we dat allemaal doen, zal het niet zo’n vaart lopen dat de woningprijzen zouden stijgen naar het niveau van bijvoorbeeld Nederland.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mijnheer Ronse, de minister gaf daarnet aan dat in het kader van de maatschappelijke kosten-batenanalyse vooral werd gefocust op wonen. U verwijst naar de leegstaande bedrijvensites waarover we het daarnet hadden. Maar in heel wat facetten wordt toch vooral gefocust op wonen. U zegt dat het geen impact zal hebben. Maar enerzijds zie je de evolutie sinds het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. En anderzijds is het een gewone economische wetmatigheid dat er een prijsstijging is wanneer het aanbod daalt. Dat weten we allemaal. In die zin is het heel belangrijk dat je heel goed datgene wat rond wonen allemaal wordt gelanceerd, combineert en dat je ervoor zorgt dat er straks geen schaarste is. Als er schaarste is, zal de prijs stijgen. Daarom roep ik op om zeker van het ruimtelijk rendement werk te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.