Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Voorzitter, u merkt dat ik mijn tijd in de vakantie nuttig heb besteed. (Gelach)
Eigenlijk heeft deze vraag om uitleg dezelfde inleiding als de vorige vraag om uitleg. Ik kom terug op de initiatieven om het ondernemerschap te ondersteunen. Er zijn drie pijlers, de creatie van een cultuur voor ondernemerschap, begeleiding en de focus op de grote groeibedrijven.
Sinds 23 november 2016 zijn een aantal evenementen gestart. ‘Road to growth’ en ‘Road to action’ zijn begeleidingstrajecten die op lange termijn lopen. De bedoeling is ondernemers te adviseren, wat soms ook nodig is. Ondertussen zijn ongeveer veertien projecten gestart. Daarmee zitten we ongeveer in de helft van de 26 aangekondigde initiatieven. Die initiatieven zouden tot 20 februari 2018 lopen.
Het vernieuwende is dat in de contracten die met de twintig partnerorganisaties zijn afgesloten ook concrete engagementen zijn opgenomen. Dat komt gedeeltelijk uit het bedrijfsleven. Er zijn kritieke prestatie-indicatoren en dergelijke aan verbonden. Ik vind dat niet meer dan normaal. Vroeger was de tendens meer dat subsidies werden uitgedeeld en nadien werd nagegaan of de partners al dan niet hun werk hadden gedaan. Indien ze het niet goed hadden gedaan, hadden we eigenlijk geen stok achter de deur. In een bedrijf is dat de normaalste zaak van de wereld. Ik ben dan ook blij dat de aanpak op deze wijze is verlopen.
Minister, ik heb eigenlijk opnieuw dezelfde vragen. Hebt u sinds de start al een evaluatie kunnen maken? Het is misschien nog wat vroeg. Hebt u al een algemeen beeld hiervan? Wat zijn de resultaten? U hebt voor een vernieuwde, wat strengere aanpak gekozen. Bent u daar voorlopig tevreden mee? Dit is een verandering. Ik kan me voorstellen dat de instanties hier anders mee omgaan en zich anders gedragen omdat ze wat strenger worden geëvalueerd. Wat het aantal vooropgestelde evenementen betreft, zit het project nu ongeveer in de helft. Hoe kijkt u hierop terug? Hoe kijkt u de toekomst tegemoet?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Vanwesenbeeck, ik ben zeer blij met uw inleiding. Alvorens op uw vragen in te gaan, wil ik hier nog even op inpikken. In het verleden werden tijdens een jaar allerlei subsidies voor acties uitgekeerd. Mij leek het veel verstandiger het geheel in één beweging naar buiten te brengen. We volgen hierbij, zoals u hebt aangehaald, drie sporen.
De kritieke prestatie-indicatoren zijn effectief nieuw. Ik heb alle organisaties uitgedaagd om niet gewoon de projecten in te dienen die al jaren lopen, maar om met de hierin opgedane kennis iets origineels te bedenken. Zij kennen de markt beter dan ik. Ik wil geen overheidsprojecten. Indien ze goed worden geëvalueerd, hebben ze een kans op een project voor vier jaar. Als het in het eerste jaar niet lukt, wordt het geld voor het tweede jaar niet betaald.
We kunnen natuurlijk niet het geld voor dat eerste jaar afnemen. Ik heb me altijd geïnspireerd op wat we voor de topsporters doen. Ze proberen gedurende een jaar prestaties te halen. We kunnen moeilijk nadien hun geld afnemen. Dat is voor het volgende jaar. Dat is de filosofie die we hebben gevolgd.
Zelfs bij de lancering is dit door de organisaties zeer positief onthaald. We zijn nog geen jaar verder. Tot nu toe heb ik de cijfers voor de uitrol van de mastercall tot en met het tweede kwartaal van dit jaar ontvangen. De cijfers voor het derde kwartaal zullen halverwege oktober 2017 beschikbaar zijn. Als ik naar het geheel kijk, zitten we met die projecten stilaan op kruissnelheid.
Mevrouw Vanwesenbeeck, zoals u zelf hebt vermeld, is de eerste jaargang wat te vroeg voor een evaluatie. Een aantal belangrijke projecten zitten nog in hun eerste jaar. We hebben per dienstverlener onderzocht of er al dan niet een verlenging voor het tweede jaar zou volgen. Het goede is dat we dit vroeg moeten doen. We kunnen niet net voor de verlenging beslissen of het ja of neen wordt. De verlengingen moesten op 23 februari 2017 ingaan.
Voor tien dienstverleners is een verlenging met een tweede jaar toegekend. Voor eentje is dat niet gebeurd, namelijk de beurs Ondernemen in Vlaanderen. Het agentschap heeft geoordeeld dat een verlenging niet aan de orde was. Volgens het oordeel van het agentschap droeg het initiatief te weinig bij aan de doelstellingen van het beleid. Het was te weinig vernieuwend om een tweede jaar toe te kennen. Hieruit blijkt dat we streng zijn. Als niet wordt gedaan wat er is beloofd, gaat het niet verder. Een eerste volwaardige evaluatie kunnen we misschien eind dit jaar of begin volgend jaar uitvoeren.
Wat de tevredenheid met de vernieuwde aanpak betreft, heb ik naar de eerste globale cijfers gekeken. Over de dienstverleners heen zie ik echt wel de beoogde resultaten. Bijgevolg kan ik tevreden zijn met de huidige stand van zaken met betrekking tot de behaalde resultaten en de nieuwe aanpak.
We creëren een kader voor de samenwerking op lange termijn. We baseren ons hiervoor op een duidelijke pay-off performance met heldere kritieke prestatie-indicatoren. Al de capaciteit kan op de effectieve inhoud worden ingezet. Dat is een groot verschil. Het gaat niet om rapporteringen of om het indienen van nieuwe projecten. Onze boodschap is dat een goed project kan worden ingediend en vier jaar kan lopen. Dit komt in de plaats van elk jaar een nieuw projectje en elk jaar een rapportering in te dienen. Dit geeft een boost aan de manier waarop wordt gewerkt. Volgens mij is dit een zeer goede zaak. De feedback van de partners op deze werkwijze is in elk geval unaniem positief. Er is effectief minder administratieve rompslomp. We pleiten daar altijd voor, maar op deze wijze realiseren we dit echt.
In de loop van juli 2017 hebben de stuurgroepen met de dienstverleners vergaderd. Hieruit blijkt dat de benuttingsgraad op het einde van het eerste jaar bij bijna alle dienstverleners in de buurt van 100 procent lag. Dit lijkt ook door te gaan. Een start kan iets trager resultaten opleveren. Om die reden gaat het in het tweede jaar beter dan in het startjaar. Er zijn een aantal nieuwe projecten, onder meer de projecten van Ernst & Young en een paar projecten van UNIZO, waarvan we merken dat ze een startperiode nodig hebben. Hierdoor halen ze hun cijfers niet, maar we zien elk kwartaal een verbetering. Dat is voor mij ook een goede zaak.
Een belangrijke evolutie in dit project is volgens mij dat we met de verschillende partners naar een groepswerking gaan. We brengen alle aanbieders bij elkaar. De filosofie daarachter is dat we ze inzichten in elkaars trajecten willen geven. Zo weten ze wie wat doet. Op die manier kan een doorverwijzing tot stand komen. Iemand die een starterstraject van Bryo heeft gevolgd en een paar jaar later een scale-up nodig heeft, kan misschien bij Sirris een scale-uptraject volgen. Ze weten van elkaar wat er gebeurt, en zien elkaar minder als concurrenten. Het zijn toch vierjarige projecten. Het bedrijfsleven en de bedrijven kunnen hier enkel iets winnen. Het agentschap neemt nu jaarlijks meer initiatieven om de dienstverleners met betrekking tot bepaalde thema’s bij elkaar te brengen.
Mevrouw Vanwesenbeeck, tot slot hebt u gevraagd naar de personeelsinzet. Het agentschap heeft een cel voor de monitoring en de beleidsevaluatie die onder meer de projecten van deze overheidsopdracht volgt. Naast de drie vte’s in die cel zijn in de afdeling Ondernemerschapsstimulering twee personen deeltijds actief met de monitoring van die programma’s. Het relatiebeheer met de dienstverleners is volgens inhoudelijke specialiteiten over verschillende personen gespreid. De ene houdt zich bezig met de starters, de andere houdt zich bezig met de groeiers enzovoort. Het is moeilijk te zeggen hoeveel mensen het precies zijn. Dit toont aan dat de zaak voldoende wordt opgevolgd. Als er minder administratieve lasten zijn voor het bedrijfsleven is het leuke nu net dat er ook minder administratieve lasten voor de overheid zijn. Dat is ook een goede zaak.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
In het begin had ik toch wel wat scepsis ten opzichte van de aanpak. Als je bijvoorbeeld werkt met een mastercall, krijg je soms specialisten die heel goed zijn in het uitschrijven van overheidsopdrachten. Die slagen er dan in om dat binnen te halen, en dan wordt er voor de rest niet veel meer mee gedaan. U kunt wel zeggen dat het uw bedoeling is geweest om een soort van marktconcurrentie te veroorzaken, maar als al die spelers gewoon heel goede tenderschrijvers hebben die die projecten goed kunnen uitschrijven, dan heb je een afvinkbeleid. Ik ben dan ook verheugd om vast te stellen dat er achteraf effectief een evaluatie is waarbij er zelfs één uit de boot is gevallen. Ik hoop dat we op deze manier verder kunnen.
Ik denk ook dat het aantal vte’s dat bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) werkt, zeker aanvaardbaar is. Het is ook nodig om die mensen te sturen. Ik heb geen verdere vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.