Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, we moeten ons behoedzaam opstellen wanneer we kritiek uiten aan het adres van een nieuwsmedium. U bent minister van Media, we hebben het hier al over gehad, maar dan eerder in een andere commissie. In onze samenleving hechten we veel belang aan de persvrijheid en aan de controlerende functie die media uitoefenen ten aanzien van de macht, zowel de uitvoerende als de wetgevende macht, en dus ook ten aanzien van Justitie. Dit geldt uiteraard ook voor media die voor hun bestaan afhankelijk zijn van overheidssteun. Het mediamerk BRUZZ is hier een voorbeeld van.
De Vlaams-Brusselse Media worden gefinancierd en ondersteund door de Vlaamse overheid, en tegelijkertijd ook door onze lokale partner, de Vlaamse Gemeenschapscommissie. We hebben de beheersovereenkomst een tijdje geleden afgesloten. Op basis van deze overeenkomst is Bruzz ertoe gebonden een correct en genuanceerd informatieaanbod te brengen.
Er zijn problemen geweest, twee jaar geleden, in juni 2015 denk ik. We hebben nu een nieuw BRUZZ, een nieuwe tv- zender, een nieuwe radio, een nieuw concept, een nieuwe website en een nieuw magazine dat in april van dit jaar werd gelanceerd. We waren daar allemaal.
Meestal verloopt dat positief, ik geef dat toe. We moeten daar misschien nog eens een debat over houden, we moeten BRUZZ evalueren. Het belangt ons allemaal aan, het belangt iedereen aan die geïnteresseerd is in onze stad. Op een moment van crisis moet dat eigenlijk op een zelfde manier kunnen reageren, daarmee bedoel ik: overeenkomstig de beheersovereenkomst in een correct en genuanceerd informatieaanbod voorzien in onze stad.
We hebben in onze stad, ons gewest, toch wel een crisismoment meegemaakt. Het begon met Samusocial, we hadden de aanslagen, we hebben problemen inzake radicalisering. We hebben een politieke crisis doorstaan. De oorzaak was Samusocial, de Brusselse burgemeester nam ontslag, de OCMW-voorzitter nam ontslag. Zelfs in Ukkel namen de burgemeester en de OCMW-voorzitter ontslag. De hoofdstedelijke regering ging in crisis. Een van de belangrijkste coalitiepartners zei het vertrouwen op, maar ondertussen doet men blijkbaar toch verder. We hebben een Vlaamse schepen minder in Brussel. Ik ben blij dat die partij zich ondertussen ook weer een Vlaamse partij noemt. Het heeft allemaal een impact gehad op onze stad en zeker op de politiek. We kunnen niet zeggen dat dat een stormpje in een glas water was, het was iets meer.
De berichtgeving over heel deze crisis maakte mij, maar ook heel wat andere Brusselaars, Brusselse Vlamingen, niet gelukkig. Ik vind dat het magazine daar enigszins uit de bocht ging. Het gaat om ongeveer 35 bladzijden berichtgeving, en ongeveer een derde daarvan ging over één partij. En dat gebeurde in volle crisis, in het nummer van 28 juni. Het staat op de cover. Er staat een interview in met de betrokken schepen die haar ontslag had aangekondigd. Er is ook nog een interview met een andere politicus van die partij.
Ik moet het niet verhullen, het gaat over sp.a, die krijgt nog vier bladzijden in het magazine. Er staat een artikel in met de titel ‘Vlaamse regering keurt ontwerpdecreet goed’ en de hoofdtitel luidt: ‘Alleen Vlamingen in Vlaamse rusthuizen’. Dat is totaal fout. Halverwege het artikel lezen we dat het eigenlijk het standpunt is opnieuw van sp.a met betrekking tot dat ontwerpdecreet. Verder kom ik twee bladzijden tegen waar verduidelijking wordt gegeven over het standpunt van de schepen die tegen wil en dank schepen moet blijven.
Dan zie ik het interview met Louis Tobback. Hij is niet mals voor de Brusselse politici: ‘Te kwader trouw tot op het bot’. Dan zie ik een interview met de ontslagnemende schepen: ‘Het hele systeem moet op de schop’. En ondertussen zitten we al bijna aan pagina 20. Ik zie geen correcte en genuanceerde berichtgeving. Ik vraag me af of dat in overeenstemming is of was met de beheersovereenkomst.
Voor alle duidelijkheid: ik geef zeker geen kritiek op de volledige redactie, ik geef geen kritiek op alles wat we de voorbije weken en maanden gezien hebben. Ik heb wel kritiek dat dit gebeurt in tijden van een politieke crisis in Brussel. Ik heb kritiek omdat dit volgens mij niet overeenstemt met de voorwaarden die zijn opgelegd in de beheersovereenkomst: correcte en genuanceerde informatie geven.
Minister, voldoet deze editie van het weekblad in kwestie aan wat we conform artikel 8 van de beheersovereenkomst mogen verwachten van BRUZZ? Hoe bespreekt u dat? We hebben de beheersovereenkomst, we hebben die afspraken, hoe evalueert u dat? Dat mag geen dode letter blijven. Daar moeten misschien concretere afspraken worden gemaakt. Voor alle duidelijkheid: ik pleit absoluut niet voor een ingreep, ik vraag dat de beheersovereenkomst wordt nageleefd, en dat is correcte en genuanceerde informatie brengen. Dat betekent een breed palet. Hoe ziet u toe op de naleving van de beheersovereenkomst? Op welke manier hebt u dat concreet aangebracht?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, geachte commissieleden, ik heb het al vaker gezegd: in zekere zin is BRUZZ voor mij een Brusselse mini-VRT, lees een Nederlandstalige openbare omroep in Brussel. Misschien is dit juridisch geen correcte vergelijking, maar naar financieringsmodel, opdracht, aansturing en verwachtingspatroon lopen er mijns inziens belangrijke parallellen. Deze vaststelling zal verder de lijn van mijn antwoord bepalen.
Uw vraag, mijnheer Vanlouwe, heeft specifiek betrekking op de redactionele lijn en de meer beleidsmatige aansturing. Wat betreft de redactionele lijn kan mijn antwoord in principe kort zijn: ‘Over media heb ik niets te zeggen’ naar analogie met de titel van een gelijknamige bestseller. Het is niet aan de aansturende minister om tussenbeide te komen in redactionele keuzes. Ik heb het in het verleden in deze commissie nog al gezegd: ik heb geen apothekersschaal waarmee ik afweeg welke partij wel of niet en hoeveel in het nieuws van BRUZZ aan bod komt. Ik vind dat een afweging die de redactie in eerste instantie zelf moet maken en die over een langere periode moet worden bekeken.
Natuurlijk, redactionele keuzes worden ook besproken tussen persdiensten, woordvoerders en zelfs individuele politici aan de ene kant én hoofdredacteur of redactie aan de andere kant. Dat maakt natuurlijk al jaren deel uit van het spel, waarbij de politiek en de vierde macht elkaar aantrekken en afstoten, soms tegelijk.
We zien dit zowel bij privémedia als bij openbare omroepen.
Ik vind dat op zich geen probleem, al wil ik mijn collega-politici hierbij toch ook waarschuwen. Suggesties doen voor politieke items, eventueel meer duiding vragen bij redactionele keuzes, moet zeker kunnen, maar politieke of economische macht gebruiken om redacties te beïnvloeden, is natuurlijk uit den boze. Ik weet het, het is een dunne lijn, maar toch belangrijk als principe om in het achterhoofd te houden.
Vandaag wordt in uw vraag openlijk de redactionele lijn mee in het bad getrokken. Ik krijg geregeld – misschien wat meer verdoken en onder de radar – ook uit zowat alle andere politieke hoeken dergelijke vragen of oprispingen. Blijkbaar ben ik dus een soort biechtvader, maar in dit geval dan openlijk, voor mensen die daar vragen bij hebben. Op een moment dat we bij de hervormingen, die een tweetal jaar geleden zijn gestart, unaniem aan BRUZZ vragen om hun relevantie te verhogen, is het feit dat hier geregeld vragen over gesteld worden, ook wel een positieve indicator dat BRUZZ gelezen en bekeken wordt, waardoor er maatschappelijk debat ontstaat, en dat BRUZZ de burger en politici niet onberoerd laat. Het is misschien goed om de eigen positie en onvrede te proberen te overstijgen en ook het grotere plaatje in beschouwing te nemen.
Mocht ik enkel over dat ene nummer uit uw vraag antwoorden, en over de redactionele keuzes wie vanuit welke politieke partij aan bod komt, dan zou u de nagel op de kop kunnen slaan, maar ik bekijk het over een langere periode. Er zijn ook mensen die mij vragen waarom mevrouw Demir op de voorpagina van dat blad staat. Dan zeg ik: ‘Laat BRUZZ doen, binnenkort zal de heer Doomst er misschien nog eens op staan.’ Statistisch is de kans wel realistisch dat een van ons vanuit het Brusselse gremium daar ook wel eens op zal prijken. Ik denk dus dat je het over een langere periode moet bekijken, zelfs al kun je bij een bepaald nummer inderdaad misschien zeggen dat het wat te veel van het goede is.
Buiten die algemene beschouwingen, waarbij de persvrijheid primordiaal blijft, zelfs bij een medium dat grotendeels door de overheid gefinancierd wordt, zou ik nu veeleer op uw tweede vraag willen antwoorden, over de beleidsmatige aansturing, waar ik wel een aantal hefbomen heb. Het centrale gegeven tussen BRUZZ en het beleid is inderdaad de beheersovereenkomst. De nauwgezette inhoudelijke en budgettaire opvolging van de meerjarige overeenkomsten met onze structurele partners, waaronder BRUZZ, staat vermeld in mijn beleidsbrief. Jaarlijks plant mijn administratie, samen met de partners en mijn kabinetsmedewerkers, een overleg in waarop de werking van het afgelopen jaar en de operationele prioriteiten die zich volgens de gefaseerde uitvoering van de strategische planning aandienen voor de komende werkingsperiode, worden besproken. Dat overleg met BRUZZ heeft ondertussen plaatsgehad. Dat neemt niet weg, mijnheer Vanlouwe, dat het formele, jaarlijkse moment ook verrijkt kan worden met nog enkele deelvergaderingen. Het wordt dus niet beperkt tot één moment, maar er is één puur formeel moment.
Wat zijn de punten die op zulke vergaderingen aan bod komen? Ten eerste: de resultaten van de TNS Media-bereikstudie. Ten tweede: de verdere transformatie van een mediumgerichte naar een contentgerichte aanpak, volgens het principe ‘digital first’, digitaal eerst. Ten derde: de geïntegreerde aanpak van het nieuwe stadsmagazine, inclusief de uitkalender, met focus op spraakmakende kwaliteitsjournalistiek. Ten vierde: de opleiding van het personeel. En ten vijfde: het verder uitbouwen van kwaliteitsstandaarden in de werking van de redactie en specifieke opleidingen voor het personeel die daarmee samenhangen.
De drie aandachtspunten die er bij deze beleidsdialoog voor mij uitsprongen, zijn de volgende. Ten eerste: de bereikstudie, of het bereik in het algemeen. Dat is een onderwerp op zich, en op zijn minst een aparte vraag om uitleg waard in de komende weken. Of we kunnen erop terugkomen bij de beleidsbrief. Ik wil hier in herinnering brengen dat we van bij het begin van deze legislatuur aan BRUZZ vroegen om hun beleids- en maatschappelijke relevantie aan te tonen. Niet dat dat een louter kwantitatieve oefening is, maar de cijfers waarover we tot dan toe beschikten, waren veeleer diffuus en onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd te noemen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de cijfers van het Centrum voor Informatie over de Media (CIM), waarvoor de steekproef bij Nederlandstalige Brusselaars te klein bleek om conclusies uit te trekken. Daarom vragen we om een nieuwe benchmark uit te werken naar lees-, kijk- en luisterbereik. Die studie is nu afgerond en werd bij het beleidsgesprek voorgesteld. Het is een nuttig en professioneel instrument, dat een goed zicht geeft op waar we vandaag staan. De bedoeling is natuurlijk om de studie op regelmatige tijdstippen te actualiseren. Zo wordt het een belangrijk element in de verdere uitbouw van BRUZZ, zowel in de beleidsmatige aansturing als wat betreft de commerciële uitbouw van de organisatie.
Net voor we de grote hervormingsoperatie begonnen, kregen we een eigen studie van de fusie van de vier vzw’s – toen was dat nog niet BRUZZ. En die was zo positief dat ik hen vroeg hoe het methodologisch gebeurd was. Er waren iets te veel telefooninterviews en iets te weinig digitale contacten. Ik zei dan dat als het zo positief was, ze ook wel gemakkelijker commerciële inkomsten konden hebben. Maar toen viel er een wat ongemakkelijke stilte, omdat men ook wel besefte dat de potentiële adverteerders niet op zulke positieve zaken ingaan, als je al een spanningsveld hebt met de CIM-cijfers. Je kunt jezelf rijk rekenen – wij doen dat als politici soms ook wel budgettair – en zeggen dat je zo goed bezig bent, maar dan moeten de adverteerders ook zeggen: ‘Daar moeten we zijn.’ En dat blijkt dan niet of onvoldoende het geval te zijn. Ik geef het maar mee, als een spanningsveld rond methodologie. We zijn nu naar de volgende stap aan het gaan. Het is wellicht beter om dit element, ofwel op basis van een particuliere vraag ofwel in een later stadium, nog eens apart verder uit te benen, want het is een heel belangrijke zaak. En men beseft dat ook bij BRUZZ, laat daar geen onduidelijkheid over bestaan.
Wat voor mij hier belangrijk is, is dat er voor een belangrijk aandachtspunt in de werking van BRUZZ toch weer een stap vooruit is gezet naar professionalisering. Zo kom ik bij het tweede punt, het traject naar een geïntegreerde redactie, met als principe ‘digitaal eerst’. Dit voorjaar werd de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand uitgenodigd in het Flageygebouw. Mijn kabinet was daar ook aanwezig en kon samen met jullie vaststellen dat de trendbreuk met het verleden – drie aparte vzw’s en vier aparte redacties – wel degelijk is ingezet. Meer nog, als minister die ook bevoegd is voor de media, vind ik het gelopen traject indrukwekkend. De redactie is er samen met haar management in geslaagd om op dat vlak een trend te zetten. Ik zie in Vlaanderen veel redacties en mediabedrijven worstelen met de vraag hoe in deze wereld van veranderend mediagebruik multimediaal en geïntegreerd kan worden gewerkt. Digitaal is de toekomst, iedereen zegt het. Maar hoe doe je dat dan in de praktijk? De vraag is dan hoe met de klassieke media een nieuw verhaal te schrijven.
Ik denk dat BRUZZ hier een voorloper is. Men heeft misschien wat te lang gedacht dat de opgelegde fusie van moeten was, maar men ziet nu toch ook wel de voordelen van het geïntegreerde geheel in, om die experimentrol of laboratoriumrol te kunnen vervullen. Daar speelt de schaal van BRUZZ wel positief in mee. Het is geen megamediabedrijf. Men kan sneller dingen veranderen en meer flexibel dingen hervormen. Het afgelegde parcours mogen we in die zin zeker niet onderschatten. Ik zeg dat zowel als minister bevoegd voor de Brusselse aangelegenheden als als minister bevoegd voor de media. Er werden grote stappen gezet.
Dan kom ik bij het derde punt, het verder uitbouwen van de kwaliteitsstandaarden in de algemene werking van de organisatie, de redactie en, meer specifiek, de opleidingen voor het personeel. Op dat vlak zitten er zowel vanuit het aansturend beleid als vanuit de organisatie zelf nog de meest marges voor vooruitgang. Uiteraard wordt er wat kwaliteit betreft, permanent aan de weg getimmerd, maar van een geïntegreerde globale kwaliteitsaanpak, die ook gebruikt kan worden als ijkpunt en opvolging in een beleidsdialoog met de overheid, is er vooralsnog onvoldoende sprake. Die kwaliteit raakt dan de algemene en, als logisch gevolg van een integrale kwaliteitskijk, de redactionele werking.
Wil ik daarmee zeggen dat ik vind dat de werking van BRUZZ op dit punt onvoldoende kwalitatief is? Neen, bij het beleidsgesprek bleek duidelijk dat er in de eerste helft van 2017 al veel aandacht werd besteed aan opleiding en vorming van het personeel. Zo werden informatieve workshops georganiseerd onder de naam BRUZZ Academy. Voor het middenkader werden coaching en teambuildingsessies georganiseerd, onder de noemer BRUZZ-OUTSIDE. Het ging daarbij onder meer over beslissen, werken in groep, functioneringsgesprekken voeren, performance management, omgaan met stress, burn-outpreventie en dies meer. Ook werd een nieuwe geïntegreerde organisatie verkoop-marketing-distributie opgezet. Trouwens, als er in de privé- of non-profitsector over kwaliteit wordt gesproken, is dat meestal niet in termen van ‘wel of niet’, maar veeleer in termen van ‘voortgang en verbetering’. Ik beschouw kwaliteit als permanente reflectie over verbeteren en excelleren.
Kwaliteitswerking in haar algemeenheid kwam aan bod in de beleidsdialoog tussen BRUZZ en kabinet en administratie Brusselse Aangelegenheden. Daarover werd ook al apart verder nagedacht en gesproken met het management. Momenteel werken we aan de beleidsbrief, en ik kan u verzekeren dat wat dit aspect betreft, u zeker niet op uw honger zult blijven bij de voorstelling in november.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw zeer omstandige antwoord. Voor alle duidelijkheid: ik verwijt BRUZZ niet dat ze partijdig zijn. Ik heb bedenkingen bij één bepaald nummer. En ik heb u in uw antwoord toch horen zeggen dat er ook wel bepaalde vragen konden worden gesteld bij dit specifieke nummer. U moet het toch nog maar eens bekijken. Het was natuurlijk een nummer dat gepubliceerd werd, net volgend op een politieke crisis in onze stad, waar we nu nog altijd de gevolgen van voelen.
Ik vind het interessant dat u dat zegt, dat u daar bepaalde bedenkingen en vragen bij had, maar ik pleit, voor alle duidelijkheid, ook niet voor een ingrijpen in de redactionele lijn. Er zijn afspraken gemaakt. We kunnen er niet omheen dat BRUZZ inderdaad een openbare zender is, die werkt met overheidsgelden en die reclame-inkomsten heeft. Ik denk dat de Vlaamse overheid 6 à 6,5 miljoen euro investeert, wat een aanzienlijk bedrag is. Dan mag er toegekeken worden op de beheersovereenkomst die werd afgesproken – die neutraliteit, die correcte berichtgeving.
U spreekt over een jaarlijks overleg. Dat gaat dan inderdaad niet over de redactionele lijn, wel over de prioriteiten, de opvolging, de opleiding van personeel, maar tegelijk ook over de studies die gemaakt zijn. Dat is inderdaad een goede zaak, maar misschien kan dat toch nog iets meer gebeuren. Ik weet dat er ook nog altijd wat personeelsverloop is. Ik heb u daarover een schriftelijke vraag gesteld. We weten dat hoofdredacteur Klaus Van Isacker recent ook vertrokken is. Sinds 1 september is hij niet meer aan de slag en hebben we een nieuwe hoofdredacteur, wiens naam mij nu ontsnapt. Ik weet dat hij afkomstig is van Woestijnvis. We stellen vast dat er personeelsverloop is. Er zijn ook journalisten die komen en gaan. Het is natuurlijk goed dat er geïnvesteerd wordt in personeel, maar dan moet dat uiteraard ook renderen voor BRUZZ.
Uw suggestie om die studie hier op een ander ogenblik eens te bespreken, lijkt me heel goed. We kunnen dat bij de regeling van de werkzaamheden eens ter sprake brengen. Ik noteer dat de studie in september opgeleverd is, en dus eigenlijk kan worden bekendgemaakt. Dan is het misschien nuttig dat ze wordt overgemaakt aan de commissieleden, zodat we ze kunnen bestuderen en kijken op welke manier we dat hier ter sprake brengen.
Een ander idee dat ik heb en dat ook een link heeft met de VRT als openbare omroep, is het feit dat er soms aan de hand van cijfers wordt nagegaan wie wanneer aan bod komt. Geregeld zijn er bepaalde partijen die daar vragen over stellen. Men kan dan ook eens nagaan of dat ook nuttig is bij BRUZZ. Ik ben gewoon nieuwsgierig. U hebt zelf al verwezen naar andere nummers, onder andere met Zuhal Demir. U hebt daar blijkbaar ook kritiek of opmerkingen over gekregen.
Ik vind BRUZZ een interessant blad, maar het is niet alleen een blad voor Brusselse Vlamingen. Wat mij betreft, is het ook voor anderstaligen, en ook voor pendelaars naar Brussel die willen meeleven met of interesse vertonen voor onze stad.
Ik denk inderdaad dat we die studie hier moeten krijgen en daarover misschien overleg hebben met elkaar. Tegelijk wil ik zeggen dat het goed is dat u dat opvolgt. Misschien kan het iets meer zijn dan één jaar. Het is een zender die we moeten koesteren, maar het is ook een zender waarvan we mogen verwachten dat hij onpartijdig is en elke schijn van partijdigheid vermijdt.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik wil de vraagsteller bedanken, want toen ik de vraag een eerste keer las, vond ik ze wat tendentieus of nogal eenzijdig gesteld. Maar zoals hij ze vandaag gekaderd heeft, vind ik wel dat de toegevoegde waarde van de vraag naar boven komt, ook na de antwoorden van de minister.
We zijn het erover eens dat er vandaag onvoldoende bewijs is voor een bepaalde trend of voorkeur in welke richting dan ook, met die ene editie. Wat we daarentegen wel mogen onderstrepen, is de verhoogde professionaliteit, het professionalisme waarmee het parcours van BRUZZ vandaag duidelijk wordt gemaakt.
Uiteindelijk is de essentie van de vraag vandaag of BRUZZ zijn redactiestatuut consequent nakomt. Dat is de vraag die wij ons stellen. We moeten dat bekijken over een langere duurtijd. Vandaag is er daar volgens mij geen enkel probleem te bespeuren.
De heer Poschet heeft het woord.
U weet dat onze fractie een beetje op haar hoede was bij de fusie van de verschillende vzw’s en de eenmaking van de redacties, omdat wij altijd pleiten voor pluriformiteit en redactioneel pluralisme. We hebben ook wel van nabij opgevolgd wat er nu gebeurt sinds die eenmaking, sinds de Vlaams-Brusselse Media van start gingen als nieuwe, eengemaakte groep.
En het klopt, wij denken soms dat partijen X en Y gefavoriseerd worden, en dat zijn dan niet de partijen van de minister en van mij. En X is dan de partij van de vraagsteller. En soms zult u de indruk hebben dat dat andere zijn, of dat het alleen partij Y is. Ik wil maar zeggen: iedereen bekijkt dat vanuit zijn eigen perspectief, en op dit moment denk ik dat we daar objectief in moeten blijven, dat de ‘boîte’ goed draait en dat niemand veel redenen tot klagen heeft. Dat is een kleine bedenking.
Minister Gatz heeft het woord.
We hebben wel degelijk iets regelmatiger contact met BRUZZ dan louter jaarlijks, maar ik heb gezegd dat er jaarlijks één administratief-formeel moment is. Je moet dat wel iets dynamischer zien. Dat is natuurlijk ook niet wekelijks of maandelijks. Die mensen moeten ook hun werk kunnen doen. We proberen daar de goede middenweg te vinden.
Het personeelsverloop vind ik niet problematisch. Enerzijds heeft men nu waarschijnlijk een effect van personeelsverloop door de hervorming, die nu natuurlijk wel verteerd is. Maar bij een recente ontmoeting bij BRUZZ, in september, zei men mij dat ze nu weer zien dat er een nieuwe lichting richting nationale media vertrekt. Er zijn momenten dat dat minder is. Dat heeft te maken met de vraag of nationale media nieuwe mensen kunnen aantrekken. Dat heeft soms ook te maken met het talent dat er bij BRUZZ is, soms een beetje meer, soms een beetje minder. Dat is bijna zoals bij een voetbalploeg. Een personeelsverloop naar ‘de top’, dat is iets waar men bij BRUZZ natuurlijk niet altijd gelukkig mee is, maar men beseft wel dat dat ook een stuk van hun rol is. In die zin zou ik op dit ogenblik zeker durven te oordelen dat het personeelsverloop vrij normaal is.
Tot slot lijkt het me inderdaad goed dat de bereikstudie gedeeld wordt met de commissie. Dat kan schriftelijk, maar misschien kan het ook beter door hen zelf voorgesteld worden. Dan hebben ze de mogelijkheid om het contextueel wat toe te lichten. En dan spreken we ook allemaal over dezelfde basis, van hoe we dat in de komende jaren moeten en kunnen verbeteren.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik verkies dat u de studie rechtstreeks zou overmaken. Het zou nuttig zijn dat u het via het secretariaat overmaakt, zodat we dat allemaal op dezelfde manier in handen krijgen. Dan kan dat de basis zijn voor een nieuw debat in deze commissie.
Mijnheer Poschet, ik weet dat er af en toe wel eens discussies zijn over wie hoeveel aan bod komt. Misschien moeten we daar ook eens een debat over houden of een vraag over stellen, om cijfergegevens te krijgen.
Ik heb mijn vraag heel specifiek gesteld, over één nummer, naar aanleiding van een politieke discussie. Ik heb geen overwegend debat over de redactionele lijn. Ik heb het nummer bij – u mag dat nog eens bekijken – waarvan ik denk dat er misschien toch een probleem zou zijn met de onpartijdigheid en de correcte berichtgeving.
De vraag om uitleg is afgehandeld.