Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de campagne 'Geef de wereld een thuis' in het kader van een tijdelijke opvang van vluchtelingen door pleeggezinnen
Vraag om uitleg over de opvang van vluchtelingengezinnen in de pleegzorg
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, naar aanleiding van de vluchtelingenstroom die in ons land aankwam in de loop van 2015, lanceerde Pleegzorg Vlaanderen in september 2015 het project ‘Geef de wereld een thuis’. Via dit project wilde men niet alleen zoveel mogelijk niet-begeleide minderjarigen opvangen in een pleeggezin, maar ook vluchtelingen met een verblijfsstatuut. Vlaamse gezinnen die zich spontaan willen engageren om een gezin met kinderen op de vlucht tijdelijk in huis op te nemen, zouden in het kader van dit project onder pleegzorg terechtkunnen. Het zou ook kunnen in een tijdelijke fase omdat de zoektocht naar een geschikte woning inderdaad vaak heel moeizaam verloopt.
In antwoord op mijn vraag om uitleg van 14 maart 2017 zei de minister dat er op 31 december 2016 183 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in een pleeggezin verbleven. Er werden toen ook al twee snelle pleegzorgplaatsingen gerealiseerd. Dat houdt in dat een kind na aankomst in België slechts de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de medische checks en het aanstellen van een voogd, in een federaal opvanginitiatief verblijft. Daarna wordt hij of zij onmiddellijk naar pleegzorg en een pleeggezin toegeleid. De gezinnen doorlopen het volledige traject van screening en vorming. Het verschil met gewone plaatsing in pleegzorg is dat het kind hier zonder voorafgaande kennismaking of matching in een gezin terechtkomt. Daarom is de intensiteit van de begeleiding groter. Na twee weken wordt geëvalueerd of een verlenging van de plaatsing is aangewezen. Indien nodig is een residentiële terugval mogelijk, en dit binnen Minor-Ndako, een organisatie die door Jongerenwelzijn is erkend voor de opvang en begeleiding van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.
Minister, kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot het project ‘Geef de wereld een thuis’? Zijn er eventueel administratieve of regelgevende struikelblokken om dit project ten volle uit te werken? Hoeveel kandidaat-pleeggezinnen of pleeggezinnen zijn er momenteel binnen dit project? Hoeveel niet-begeleide minderjarigen vonden zo reeds een pleeggezin? Hoeveel vluchtelingen met een verblijfsstatuut werden zo reeds opgevangen? Over hoeveel pleeggezinnen gaat het dan? Zijn er wachtlijsten?
Minister, kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de snelle pleegzorgplaatsingen? Hoeveel werden sinds de opstart ervan reeds gerealiseerd? In hoeveel gevallen was er na de snelle pleegzorgplaatsing sprake van een residentiële terugval? Hoe wordt die dan opgevolgd?
Mevrouw van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, minister collega's, ik wil eerst een vraagje toevoegen aan de vragen van mevrouw Schryvers. Overweegt u eventueel om de snelle pleegzorgplaatsingen verder uit te breiden en systematischer toe te passen of niet? Het is al een paar keer aan bod gekomen dat, zodra jongeren in een voorziening komen en ze daar gehecht geraken en zich veilig voelen, verhuizen niet evident is. Zonder die lange fase van de matching werken, is mogelijk wel beter voor de hechting van de kinderen.
De vraag die ik u had gesteld, gingen over dezelfde campagne maar specifiek over de opvang van vluchtelingengezinnen. Mevrouw Schryvers heeft uitgelegd hoe de campagne ineen zit en dat er verschillende deelgroepen zijn. Er zijn niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, volwassen mensen met een beperking of een psychiatrische problematiek en gezinnen met minstens één minderjarig kind. Ik wil u vragen stellen over die gezinnen.
De opvang van gezinnen is op zich nieuw binnen pleegzorg. Zoals al gezegd, is het tijdelijk. Het gaat meestal over drie maanden, eventueel verlengbaar, met de bedoeling om een woning te zoeken en dat het pleeggezin het nieuwe gezin wegwijs kan maken in de samenleving en ervoor zorgt dat het nieuwe gezin een lokaal netwerk kan uitbouwen. Er wordt samengewerkt met Pleegzorg Vlaanderen en met Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Zij doen de screeningsgesprekken met de kandidaat-vluchtelingengezinnen en staan in contact met Fedasil, de opvangcentra en de lokale opvanginitiatieven.
Aanvankelijk bleken er heel wat administratieve, technische en juridische obstakels. Er waren mensen die dit wilden doen en er waren mensen die in aanmerking kwamen, maar ze botsten op een aantal drempels: het gebruik van een referentieadres, drempels met betrekking tot de vergunningsplicht of meldingsplicht, het feit dat een eengezinswoning tijdelijk een meergezinswoning wordt. In verschillende gemeentes werd de wooncode ook anders gehanteerd.
Op 19 april 2016 heb ik u al ondervraagd, en toen kende u die problemen en was u bezig met het aanpassen en oplossingen te zoeken. Er werd een besluitwijziging aangekondigd die de vergunningsplicht vervangt door een verplichte melding wanneer de woning tijdelijk opgesplitst wordt voor het huisvesten van vluchtelingen en hun gezinnen. Bovendien werd de optie zorgwonen onderzocht, maar ook hier blijkt dat gemeenten dit sterk verschillend kunnen hanteren. We stellen echter vast dat er vandaag nog steeds dezelfde alarmsignalen komen van mensen op het terrein. Dezelfde drempels zijn nog steeds aanwezig en onvoldoende aangepakt.
Ongeveer twee jaar na de opstart van het project 'Geef de wereld een thuis' – een mooi en warm project dat op het moment van een asielcrisis de samenleving mee betrekt om die crisis op te vangen – zijn er nog steeds praktische gevolgen die ervoor zorgen dat het programma niet volledig van de grond kan komen.
Minister, hoe zult u de knelpunten wegwerken opdat gezinnen die tijdelijk een vluchtelingengezin willen opvangen, dit zonder onnodige administratieve drempels en fiscale implicaties kunnen doen?
Welke stappen zijn er gezet om de lokale besturen te sensibiliseren, hen te overtuigen van de meerwaarde aan het project en hen te vragen om de toepassing van een aantal codes en systemen zo positief mogelijk aan te wenden?
Hoeveel gezinnen stelden zich kandidaat om in het kader van het proefproject 'Geef de wereld een thuis' tijdelijk een vluchtelingengezin op te vangen? Hoeveel gezinnen vangen momenteel al een vluchtelingengezin op?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb gelijkaardige vragen en bezorgdheden.
De opvang van erkende vluchtelingengezinnen door Vlaamse gezinnen was geen succes, ook al stonden er zo’n vijftig kandidaat-gezinnen klaar om een erkend vluchteling op te vangen. Het is maar in drie gevallen gelukt. Het project, dat door Jongerenwelzijn wordt gecoördineerd, blijkt wettelijk gezien erg moeilijk te regelen te zijn door ‘overbureaucratisering en overregulering’. Het project staat dan ook on hold. Nochtans is de situatie op de woonmarkt van kwetsbare gezinnen in het algemeen bijzonder nijpend en hebben we echt nood aan een dergelijk project. Vluchtelingenwerk en Pleegzorg Vlaanderen vragen u dan ook om in dezen een duidelijk kader te scheppen.
Ik heb daarom drie vragen. Welke obstakels, juridisch en administratief, staan de opvang van vluchtelingengezinnen in de weg? Ik besef goed dat het niet alleen Vlaamse obstakels kunnen zijn, noem gerust ook de federale. Is er reeds overleg geweest met uw federale collega’s om eventuele praktische bezwaren weg te werken? Wat kunt u, binnen uw bevoegdheid en het huidige federale kader, ondernemen om een antwoord te bieden op de te sterke bureaucratisering en overregulering waarvan sprake is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uit het tussentijdse verslag van het project ‘Geef de wereld een thuis’ blijkt dat eind juni 2017 288 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in een pleeggezin waren geplaatst, van wie 86 in de eerste helft van 2017. Van de opgestarte begeleidingen zijn er 18 beëindigd, in de meeste gevallen omdat de betrokkene overging naar zelfstandig wonen. Slechts in twee gevallen ging de minderjarige terug naar een federaal centrum, wat we als een negatieve beëindiging kunnen beschouwen. We mogen dus zeggen dat het project, wat de minderjarigen betreft, succesvol en op kruissnelheid is. Uit contacten met het werkveld blijkt dat het aantal pleegplaatsingen de komende maanden nog zal toenemen, zeker gezien de blijvende instroom in België van ongeveer 80 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen per maand. Er blijft dus een nood aan bijkomende gezinnen bestaan. Enerzijds worden nog steeds bestandsgezinnen gezocht. Uit het tussentijds verslag blijkt dat er nog 75 kandidaat-gezinnen in de procedure van screening en matching zitten. De diensten blijven investeren in het aantrekken van nieuwe gezinnen. Anderzijds wordt ook in het netwerk van de jongeren gekeken of netwerkplaatsingen mogelijk zijn. Een update van de kwantitatieve gegevens is gepland in november. Voor de minderjarigen zijn er geen administratieve of andere beletsels.
Een ander aspect van het project betreft de introductie van de Alternative Family Care-methodiek in Vlaanderen. Deze methodiek is een bundeling van expertise van verschillende Europese lidstaten met betrekking tot pleegzorg voor de doelgroep, met onder meer de Nederlandse Nidos-methodiek. De methodiek beoogt meer en kwaliteitsvolle pleegzorg voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, onder meer door het inschakelen van cultuurgezinnen. Momenteel gaat elke dienst voor pleegzorg met de screeningsmethodiek van Alternative Family Care aan de slag, wordt ondersteunend materiaal, zoals brochures en flyers uitgewerkt, worden sleutelfigurengroepen samengesteld en wordt een samenwerking met relevante organisaties uitgebouwd. We beogen een volledige implementatie in alle regio’s tegen eind dit jaar.
We zijn in april 2017 met directe pleegplaatsingen gestart, waarbij jonge niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, jonger dan 13 jaar, nagenoeg onmiddellijk na hun aankomst in België in een pleeggezin worden geplaatst, met intensieve begeleiding, ondersteuning en opvolging door de betrokken dienst voor pleegzorg en Minor-Ndako. Voor de pleeggezinnen is er een 24 urenpermanentie voor het geval het moeilijk loopt. Na een periode van drie maanden gaat de situatie over in een reguliere pleegzorgbegeleiding. Inmiddels werden er zes directe pleegplaatsingen gerealiseerd. Er is nog geen nood geweest aan residentiële terugval, maar het blijft een essentieel sluitstuk om pleegouders de garantie te geven dat, wanneer het moeilijk loopt, er een onmiddellijk inzetbaar alternatief is. Het gaat momenteel nog over een beperkt aantal situaties. Het is dus nog voorbarig om al grote conclusies te trekken.
We herhalen dat het project voor minderjarigen succesvol is. Voor de opvang van vluchtelingengezinnen met kinderen in een pleeggezin via ondersteunende pleegzorg wisten we van bij aanvang dat er in een eerste fase veel voorbereidend onderzoekswerk nodig zou zijn om de haalbaarheid te toetsen en een administratief, regelgevend en fiscaal sluitend kader te creëren. We hebben ter zake maar een beperkte vooruitgang kunnen boeken. Sinds de start van het project zijn er maar drie vluchtelingengezinnen in pleegzorg ingestroomd. Een aantal beletsels zorgen ervoor dat we, ondanks vele inspanningen van het agentschap Jongerenwelzijn, Vluchtelingenwerk Vlaanderen en de andere betrokkenen, voor de kandidaat-gezinnen geen veilig kader hebben kunnen creëren. We worden met volgende problemen geconfronteerd.
Voor de aanpassing van de codering voor de registratie in het bevolkingsregister nam Jongerenwelzijn eind vorig jaar contact met de FOD Binnenlandse Zaken. We ontvingen onlangs de communicatie van Binnenlandse Zaken aan de lokale besturen. Dat punt is bijgevolg geregeld.
Er was onduidelijkheid over de impact op het kadastraal inkomen. Na contact met de FOD Financiën blijkt dat er geen probleem is voor zoverre aanpassingen aan de woonst louter onder de meldingsplicht vallen. Puur praktisch rijst wel een probleem omdat deze melding aan de woonst moet worden geafficheerd en bepaalde lokale besturen op de bekendmaking expliciet vermelden dat het over het huisvesten van asielzoekers en vluchtelingen gaat. Dat schrikt kandidaat-gezinnen af. We hebben dit met Ruimtelijke Ordening opgenomen, maar het zijn de gemeenten die beslissen welke specifieke tekst op de melding opgenomen wordt. Dat is vervelend, maar geen absoluut beletsel. Voor de volledigheid voegen we toe dat aanzienlijke wijzigingen aan de woning wel een impact op het kadastraal inkomen hebben.
Er heerste ook onduidelijkheid over de impact op de woonbonus en op de fiscaliteit. Een pleeggezin dat een woonbonus of een hypothecaire lening heeft, kan een deel van het fiscaal voordeel verliezen. Hierover hebben we met Vlaams minister van Financiën en Begroting en de FOD Financiën contact gehad. Het is een bijzonder complexe materie. De kern van het probleem is dat we de impact in het algemeen onmogelijk kunnen omschrijven.
Dit is afhankelijk van zeer veel factoren, zoals gedane uitgaven, het jaar van de lening, de begrenzing van het stelsel, het tarief van het belastingvoordeel, dus een marginale aanslagvoet of een vast tarief enzovoort. Ook gebeurt de feitelijke beoordeling door de bevoegde federale ambtenaar. Dat is mijns inziens het grootste euvel, omdat we geen stabiel en voorspelbaar kader kunnen creëren voor de kandidaat-pleeggezinnen wat de fiscaliteit betreft. De formule zorgwonen lijkt na grondige analyse evenmin een sluitend kader te creëren. We hebben geen zicht op het aantal kandidaat-pleeggezinnen die zich hebben opgegeven voor de tijdelijke opvang van een vluchtelingengezin.
Het is duidelijk dat de beletsels zich niet binnen onze bevoegdheid situeren. Gezien de complexiteit van de materie, niet het minst omdat er diverse overheden bij betrokken zijn, lijkt het ons weinig realistisch om die regelluwte te creëren, zeker niet op korte termijn. We blijven echter wel nog met Jongerenwelzijn en Vluchtelingenwerk Vlaanderen de opties bekijken en bekijken of we daar toch niet door geraken. Ondertussen is het echter natuurlijk ook wel zo dat we de middelen en de energie onverkort moeten inzetten voor de opvang van de kwetsbare groep niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Een aantal kandidaat-pleeggezinnen die zich opgaven voor de opvang van een vluchtelingengezin, kunnen uiteraard ook, indien ze dat wensen, worden geheroriënteerd voor de opvang van minderjarigen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het antwoord heel duidelijk is. Ik kan eruit besluiten dat met betrekking tot de minderjarige niet-begeleide vreemdelingen het project eigenlijk zeker succesvol is. U zegt dat tegen de zomer van dit jaar 288 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in een pleeggezin verbleven. Slechts voor 2 was er een terugval naar een federaal centrum. Er zitten toch nog 75 gezinnen in de procedure van screening. Ik denk dat we mogen zeggen dat dat toch wel absoluut een goede zaak is, want ook voor dergelijke minderjarigen is opvang in een pleeggezin toch wel een goede optie, dus niet alleen voor minderjarigen hier die opvang nodig hebben, maar ook voor zij die instromen en dan nog vaak een zware problematiek met zich meedragen.
U noemt heel wat obstakels wat de gezinnen met minderjarigen betreft. Ik hoor dat lijstje met al die facetten waaraan inderdaad energie moet worden besteed, met de grote problemen om daaraan te kunnen tegemoetkomen. Als we dan proberen de mensen die daar kandidaat voor zijn, ook mee op te nemen bij de kandidaat-pleeggezinnen voor de minderjarigen, dan kunnen mogelijk veel meer minderjarigen worden opgenomen in een pleeggezin. Alleszins vond ik het idee toen dat werd gelanceerd zeker heel positief. Dat zijn mensen die hun deur echt ook willen openzetten voor een gezin met meerderjarige en minderjarige vluchtelingen, zij het tijdelijk, in afwachting van doorstroming naar een woning, tot men een woning heeft gevonden. In de praktijk blijken daar echter toch heel wat barrières te zijn. Ik denk dat we dat hier allemaal betreuren, maar dat niemand van ons hier met betrekking tot die diverse elementen die zijn opgesomd, ook zomaar ineens een oplossing uit de mouw kan schudden. Minister, ik weet niet in hoeverre daar nu nog verder op wordt ingezet, of er vooral wordt ingezet op het omschakelen van die pleeggezinnen naar de minderjarigen, maar dat lijkt me alleszins een goede optie.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik vind dit hallucinant. In deze commissie horen we naar ik vermoed wekelijks over de vermaatschappelijking van de zorg: de samenleving moet voor een stuk mee zorg opnemen. We horen ook van staatssecretarissen en ministers die bevoegd zijn en instaan voor het opvangen van de asielcrisis, dat ook de samenleving haar deel moet doen. Hier hebben we dan een groep mensen, gezinnen die een ander gezin willen onthalen. Ze willen dat wegnemen bij de overheid en daarmee aan de slag gaan. Dat is iets ongelooflijk positiefs. Er zijn ook gezinnen die zich in die situatie bevinden. De vraag is dus hoe je die samenbrengt. Om die samen te brengen, zijn er actoren op het veld. Waarom lukt dit project niet? Door regels, door procedures, door kafkaiaanse situaties, waarvan er een deel bij die Vlaamse overheid liggen. Minister, dan kunt u zeggen dat dit niet onze bevoegdheid is en dat het niet is gelukt om regelluwte te creëren, maar ik vind dat hallucinant.
Het is meer dan een jaar geleden, in april 2016, dat ik u ondervroeg, en toen kwam u zelf met dat concept van zorgwonen aanzetten als mogelijke manier. Nu zegt u dat dat geen antwoord was. U hebt niet verduidelijkt waarom. Het benieuwt me wel waarom dat dan geen antwoord was. Wat die woonbonus en die fiscaliteit betreft, zegt u er niet in te zijn geslaagd om een stabiel kader te geven. Ik kan gewoon niet aanvaarden dat dezelfde Vlaamse Regering die vermaatschappelijking van de zorg wil, die wil dat de samenleving haar taak opneemt, dan op het moment dat de samenleving dat wil doen zegt: ‘Ja, sorry, maar we krijgen echt wel de regeltjes niet in orde om dit gedaan te krijgen’. Het is inderdaad positief dat die gezinnen dan worden verschoven naar niet-begeleide minderjarigen, maar het is ongelooflijk jammer dat hier een potentieel van warmte en van verbinding niet wordt benut wegens kafkaiaanse procedures.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het is inderdaad toch jammer te horen: op een aantal vlakken heeft de federale overheid wel stappen gezet om mensen gerust te stellen, als het gaat over het bevolkingsregister, het kadastraal inkomen en zo, maar het is louter die impact van de woonbonus die het probleem blijft. Vanzelfsprekend wordt regelgeving niet gemaakt met het idee dat er ooit dergelijke uitzonderingen nodig zullen zijn. Dat is ook uw verantwoordelijkheid niet. Wat ik echter moeilijk vind, is dat een overheid niet bij machte lijkt om zelf de regels aan te passen of regelluwte te creëren wanneer de regels mensen in de weg zitten.
Dat komt vaker voor in uw departement. Dat is niet uw schuld, begrijp me niet verkeerd. Maar het is vaak zo bij Welzijn, dat is ook zo in de jeugdzorg, dat een oplossing die op het terrein de meest werkbare en positieve voor de mensen zelf zou blijken, wordt tegengegaan door regels die een goede bedoeling hebben, maar voor minstens een groep mensen hun doel voorbijschieten.
En het kan toch niet dat we er niet in slagen als overheid – wij ook, als wetgevers – om daar een antwoord op te bieden. Regels zijn er niet om mensen op het terrein in de weg te zitten, maar hier doen ze dat wel. Mijn vraag is: wat moet er gebeuren om die regelluwte te creëren?
Het kan. Ik herinner aan het project rond Wonen-Welzijn, waar een juridisch kader is geschapen om een tijdlang regelluwte te creëren en de regels opzij te zetten. Dat was eerder atypisch. U hebt daar uw schouders onder gezet. Is zoiets een oplossing? Is het mogelijk om ook hier in die termen daarover na te denken?
Een tweede vraag, volgend op wat u zegt, die ik mij dan stel, is: wat met het project zelf? Wat kan Pleegzorg Vlaanderen nu verwachten? Blijft het project voorlopig on hold? Zult u het heractiveren, zij het dan met die belangrijke handicap van die woonbonus die u nog niet hebt weggewerkt? Of is het project nu definitief afgevoerd? Want ook Pleegzorg Vlaanderen zit natuurlijk met die concrete bezorgdheid en vraag.
De heer Parys heeft het woord.
Voor de duidelijkheid in de discussie, stel ik voor dat we over gastgezinnen spreken als we het hebben over families die andere families opvangen en over pleeggezinnen als het gaat over niet-begeleide minderjarigen. Want soms worden die twee door elkaar gehaald en dat is natuurlijk erg verwarrend.
Als het over pleegzorg – en dus niet-begeleide minderjarigen – gaat, heb ik opgezocht – de minister heeft er al naar gealludeerd – dat ongeveer 80 procent van de snelle pleegzorgplaatsen die worden gerealiseerd, worden gerealiseerd in een netwerk. Dat is heel goed. We moeten daar verder op blijven inzetten, omdat we er zo voor zorgen dat we geen ander circuit creëren naast het gewone pleegzorgcircuit. Wanneer die kinderen dus terechtkomen in een netwerkplaatsing, vind ik dat heel positief.
Wat betreft het tweede geval waarover we spreken, de gastgezinnen, is het inderdaad jammer dat dat zo moeilijk lijkt. Ik denk dat we daar onszelf tegenkomen. We hebben de regels zo moeilijk en ingewikkeld gemaakt, dat we misschien eens naar een algemene vereenvoudiging moeten gaan kijken. In plaats van nu voor één bepaalde doelgroep weer koterij bij te bouwen, zouden we er beter voor zorgen dat we algemeen naar een versoepeling en een vereenvoudiging gaan, zodat iedereen die aan dit soort initiatieven wil tegemoetkomen, maar niet enkel voor één bepaalde doelgroep, dat ook kan. Daaraan zou ik graag meewerken, mocht u daarin een initiatief nemen, minister.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uiteraard is het altijd mogelijk om een parlementair initiatief te nemen, maar ik vind het een beetje kort door de bocht om heel welzijnsland daarvoor te culpabiliseren. Wij hebben daar ontzettend veel tijd en energie in gestoken. En het feit dat we met die pleegplaatsingen op een cijfer van 288 niet-begeleide minderjarige vluchtelingen komen, is wat mij betreft een zeer groot succes. Wij hebben vanuit vele hoeken, ook van andere collega’s, veel medewerking gekregen.
Maar de realiteit van het project is dat, als het gaat over de fiscaliteit – en vooral de fiscaliteit – wij niet in staat zijn – niet alleen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin niet, maar ook niet de Vlaamse overheid – om daarvoor een stabiel kader te creëren. En dat heeft alles te maken met een aantal effecten die er zijn, onder meer door de woonbonus. Als je een bepaald deel van je huis niet langer voor eigen gebruik houdt, dan verlies je het fiscaal voordeel. Om dat allemaal te kunnen corrigeren, is er een heel specifieke regelgeving nodig, die volgens mij niet zomaar via een uitvoeringsbesluit kan worden gemaakt. Bovendien is er een combinatie met de effecten uit de fiscale federale mogelijkheden.
De conclusie van iedereen die eraan heeft meegewerkt, is dat dat telkens opnieuw een specifieke analyse veronderstelt voor elke specifieke situatie en dat het zeer moeilijk is op dat punt – want de andere punten die ik heb opgesomd, hebben we eigenlijk wel kunnen oplossen – om die zaak uit te klaren. Je moet het dus elke keer heel concreet bekijken. Hebben die mensen een hypothecaire lening? Is er een woonbonus die men benut? Enzovoort.
En wat is nu de status? We zullen natuurlijk proberen te bekijken hoe we die resterende knelpunten weggewerkt krijgen. Maar ondertussen zullen we onverkort onze inspanningen voortzetten naar dat stuk van het verhaal dat bijzonder succesvol is, namelijk het onderbrengen van de niet-begeleide minderjarigen in een pleeggezin.
Het is niet zo dat dat daar nu mee stilligt. Ik kan niet anders dan de waarheid te zeggen, en de waarheid is dat we daar op een wier zitten. En ik ben echt niet van plan om mij daarvoor te culpabiliseren als dat het geval is.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, met betrekking tot de minderjarigen herhaal ik dat het echt wel een succes kan worden genoemd.
Wat de gezinnen betreft, denk ik dat we allemaal wel onderschrijven dat het spijtig is. Maar iedereen van ons die eigenlijk zelf eens een beetje een analyse maakt, moet toch ook dadelijk bekennen dat het niet zo eenvoudig is. Het is gemakkelijk om te zeggen: ‘Hoe kan dat nu dat er hier regeltjes zijn, we moeten die toch snel kunnen omturnen.’ Het gaat inderdaad om een tijdelijke situatie. Het probleem dat de minister noemt, zullen we uiteraard decreetgevend kunnen veranderen. We kunnen zeggen dat wanneer je tijdelijk een deel van je huis niet meer gebruikt, je het fiscale voordeel niet verliest. Maar dan zul je moeten bepalen om welke redenen. Dan zullen we heel goed moeten aflijnen: waarom, wat is tijdelijk enzovoort. Zo eenvoudig is het allemaal niet.
Ik vind het goed dat er blijvend wordt bekeken of er oplossingen mogelijk zijn. Maar ondertussen moet de mensen die zich daarvoor kandidaat hebben gesteld, worden gevraagd of ze eventueel ook minderjarigen willen opvangen, want die blijven er maand na maand komen en daar zijn ook pleeggezinnen voor nodig.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u niet de kop van jut wilt zijn op dat vlak. Maar het is een project dat u terecht met trots hebt aangekondigd en uitgedragen. We kunnen wel zeggen: ‘Kijk eens objectief en intellectueel eerlijk naar al die voorstellen.’ Ik wil dat absoluut doen. Maar we zijn meer dan twee jaar verder.
Het hoofdobstakel is de woonbonus. Ondertussen is dat een Vlaamse bevoegdheid. Binnen deze Vlaamse Regering zijn wij niet in staat om op twee jaar tijd voor deze specifieke doelgroep, voor dit warm programma – je kunt het dan hebben over koterij, maar we hebben er in dit parlement al gekkere spoeddecreten doorgejaagd – die obstakels weg te werken. Ik vind dat echt heel jammer. En daarvoor wil ik niet u alleen viseren, ik wil daarvoor de voltallige Vlaamse Regering viseren. Die kafkaiaanse procedures ondermijnen de warmte in de samenleving.
U zegt dat het een succes is voor de minderjarigen. Ik denk dat dat absoluut waar is. Maar ik wil er wel aan herinneren dat er ook daar een trage opstart is geweest, dat er ook daar een aantal obstakels zijn geweest. Ze zijn weggewerkt. Dat is positief. Maar om nu te zeggen dat we hieruit geen lessen moeten trekken over hoe dit gestart is, zou ook te snel zijn. Ik denk dat we duidelijk moeten zien hoe we eruit kunnen leren, zodat we de volgende asielcrisis sneller en efficiënter op die zaken kunnen inspelen.
Ik vind het jammer dat de asielcrisis niet opgelost is, dat er een vluchtelingstroom blijft. Dat is effectief zo. Ik ben daar niet gelukkig om. Maar ik ben wel blij dat u dat erkent. Straks kom ik daarop terug in een andere vraag, waarbij de Vlaamse Regering ervan uitgaat dat alles is opgelost en van de baan is, wat ook ver van de waarheid is.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, er is een belangrijk verschil tussen culpabiliseren en responsabiliseren. Ik heb dat al een paar keer gezegd. Het is niet allemaal uw persoonlijke schuld. Maar dat neemt niet weg dat u bevoegd bent en dat er van de overheid wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid neemt voor datgene waarvoor zij bevoegd is.
Ik ga maar gedeeltelijk mee in wat mevrouw Schryvers zegt. Zij zegt dat we zouden kunnen zeggen in welke situaties je de woonbonus niet verliest, maar dat dat allemaal potentieel ingewikkeld is. Ik weet niet of dat zo ingewikkeld moet zijn. Ik denk dat we het er bijvoorbeeld ook met elkaar over eens zouden kunnen zijn dat, als je mantelzorger bent voor je ouders die op oudere leeftijd bij je komen inwonen, dat ook een goede reden zou kunnen zijn om de woonbonus niet te verliezen. Ik durf denken, minister, dat we in staat zijn om samen met u na te denken over die specifieke situaties die vaker voorkomen, die niet louter de uitzondering zijn, waarin we het met z’n allen op basis van gezond verstand, wenselijk vinden dat dat geen fiscaal effect heeft voor mensen. Zo kunnen we ervoor zorgen dat niet enkel zij die beter gegoed zijn, het zich kunnen ‘permitteren’ om dat soort beslissingen te nemen.
Ik denk toch dat u daar, met uw collega’s bevoegd voor fiscaliteit en wonen, initiatief zou kunnen nemen. Zelf denk ik aan mantelzorg, maar misschien zijn er nog interessante suggesties vanuit deze commissie of vanuit uw administratie. Van mijn partij zult u daarvoor voluit de steun hebben, niet omdat ik u wil culpabiliseren, maar omdat ik denk dat het misschien een kans kan zijn om iets op te lossen waaraan onze maatschappij steeds meer nood zal hebben. Ik betreur dat het project nu is gestopt, maar misschien kunnen we er op die manier iets goeds uit laten voortvloeien.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.